ECLI:NL:GHAMS:2025:2090

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
200.345.166/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onrechtmatigheid van televisieitem betreffende truckbouwer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Noordkaap TV Producties B.V. en Talpa TV B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin Noordkaap een televisieprogramma produceert dat een item bevat over [geïntimeerde 1], een bouwer van expeditietrucks. In het item wordt een klant van [geïntimeerde 1] geïnterviewd die klaagt over gebreken aan een gekochte truck en beschuldigt [geïntimeerde 1] van oplichting. De voorzieningenrechter oordeelt dat het item onrechtmatig is en beveelt het offline halen. Noordkaap c.s. gaat in hoger beroep en stelt dat het item van maatschappelijk belang is en voldoende steun vindt in feitenmateriaal. Het hof oordeelt dat de vrijheid van meningsuiting van Noordkaap en Talpa zwaarder weegt dan de belangen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2]. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en wijst de vorderingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] af. De proceskosten worden toegewezen aan Noordkaap c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.345.166/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/753317/ KG ZA 24-588
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 augustus 2025
in de zaak van

1.NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.,

gevestigd te Steenwijk,
2.
TALPA TV B.V.,
gevestigd te Hilversum,
appellanten, tevens geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
2.
[geïntimeerde 2] ,
wonend te [plaats] ,
3.
[geïntimeerde 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
4.
[geïntimeerde 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats ] ,
geïntimeerden, tevens appellanten in incidenteel appel,
advocaten: mrs. R. Klöters en M. Jacobs te Amsterdam.
Appellanten in principaal appel worden hierna gezamenlijk Noordkaap c.s. en afzonderlijk Noordkaap en Talpa genoemd. Geïntimeerden in principaal appel worden hierna gezamenlijk [geïntimeerde 1] c.s. en afzonderlijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 2] B.V. en [geïntimeerde 3] genoemd.

1.De zaak in het kort

Noordkaap produceert het televisieprogramma genaamd ‘ [programma] ’ dat wordt uitgezonden door Talpa. In de uitzending van 25 februari 2024 is een item gewijd aan [geïntimeerde 1] , bouwer van expeditietrucks, en haar bestuurder [geïntimeerde 2] . Een klant van [geïntimeerde 1] doet daarin zijn verhaal over de vele gebreken aan een van [geïntimeerde 1] gekochte truck en zegt dat hij meent te zijn opgelicht. In beeld komen [geïntimeerde 2] , met geblurd gezicht en vervormde stem, en de naam en het pand van [geïntimeerde 1] . [geïntimeerde 1] c.s. vindt dat Noordkaap c.s. onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en houdt Noordkaap c.s. aansprakelijk voor de schade die zij daardoor stelt te lijden. De voorzieningenrechter heeft het item onrechtmatig geoordeeld en onder meer bevolen het item offline te halen. Het hof komt tot een ander oordeel.

2.Het geding in hoger beroep

Noordkaap c.s. is bij dagvaarding van 15 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 30 juli 2024 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, in kort geding gewezen onder bovenvermeld zaaknummer tussen [geïntimeerde 1] c.s. als eiseres en Noordkaap c.s. als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens wijziging van eis, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met een productie;
- nadere producties van beide zijden.
Partijen hebben de zaak aan de hand van overlegde spreekaantekeningen tijdens de mondelinge behandeling van 10 april 2025 laten toelichten door hun advocaten voornoemd. Ter zitting zijn delen van het item bekeken. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Noordkaap c.s. concludeert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. zoals in hoger beroep na eiswijziging ingesteld zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
[geïntimeerde 1] c.s. concludeert (zo begrijpt het hof) dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen voor zover de vorderingen zijn toegewezen en vernietigen voor het overige en, opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen zoals vermeerderd bij eiswijziging zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.

3.De feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.16 de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover relevant, rekening houdend met de hiertegen gerichte grief 1 van Noordkaap c.s. en waar nodig aangevuld met andere feiten, gaat het in deze zaak om het volgende.
3.1.
[geïntimeerde 1] is een onderneming van [geïntimeerde 2] en is gespecialiseerd in het bouwen en ombouwen van voertuigen tot expeditietrucks (
offroad campers).
3.2.
Noordkaap produceert het televisieprogramma [programma] dat wordt gepresenteerd door [naam 1] . Het programma wordt uitgezonden op de televisiezender SBS6, welke zender eigendom is van Talpa. Het programma richt zich op mensen die te maken hebben met onrecht en om wat voor reden dan ook niet geholpen worden door de politie of andere instanties.
3.3.
In mei 2021 hebben [X] B.V. (hierna: [X] ) als koper en [geïntimeerde 1] als verkoper een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een zogenoemde Vrachtwagencombinatie (een vrachtwagen met opbouw in de vorm van een container, ingericht als werk/leefunit). In de koopovereenkomst staat onder meer dat de koper op zoek is naar een voertuig dat hem in staat stelt voor langere tijd geheel selfsupporting (
off-grid) in onherbergzame gebieden de wereld over te reizen en dat de koper door gebieden zal trekken die veel van het voertuig en de opbouw vergen (
offroadterreinrijden). Namens [X] is de overeenkomst ondertekend door haar directeur [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Zijn partner is [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
3.4.
Op 4 maart 2022 heeft [X] bij de rechtbank Amsterdam een civiele zaak aanhangig gemaakt tegen [geïntimeerde 1] omdat de truck in haar visie gebreken vertoont en niet voldoet aan hetgeen zij op basis van de koopovereenkomst mocht verwachten. In een tussenvonnis van 4 januari 2023 heeft de rechtbank opdracht gegeven aan een deskundige om de vraag te beantwoorden of de truck beantwoordt aan de overeenkomst en dus geschikt is voor het in de overeenkomst beschreven reisdoel van [X] .
3.5.
Bij e-mail van 12 juni 2023 hebben [naam 2] en [naam 3] aan [naam 1] bericht dat zij “
mogelijk een interessante casus” hebben. In de e-mail staat onder meer: “
Het gaat om – denken we – een beroepsoplichter in campers”. Ook staat in de e-mail: “
Zelf zijn we ook al veel geld kwijt en zitten we al 2 jaar met deze man in een proces. Binnenkort komt een specialist van de rechtbank naar ons product kijken en dit beoordelen.
3.6.
Op 7 september 2023 heeft een redacteur van Noordkaap [geïntimeerde 2] aangesproken in de bedrijfsruimte van [geïntimeerde 2] . [geïntimeerde 2] is met de redacteur meegegaan naar de openbare weg. Daar heeft [naam 1] , in het bijzijn van [naam 2] en [naam 3] , [geïntimeerde 2] geconfronteerd met de klachten van [naam 2] en [naam 3] . De confrontatie is gefilmd voor een item in het programma [programma] (hierna: het item).
3.7.
Bij e-mail van 13 oktober 2023 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde 1] Noordkaap onder meer bericht dat zij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] onterecht in diskrediet heeft gebracht. Verzocht is [geïntimeerde 2] onherkenbaar in beeld te brengen, zijn stem te vervormen en zijn voor- en achternaam niet te noemen en om de bedrijfsnaam [geïntimeerde 1] niet te gebruiken.
3.8.
De (advocaten van) partijen hebben daarna gecorrespondeerd over (de wijze van) uitzending van het item dat op 25 februari 2024 is uitgezonden in het programma [programma] .
3.9.
Het item is vervolgens online beschikbaar gemaakt op de website [website] . Een herhaling van het item is aangekondigd in de uitzending van [programma] van 6 augustus 2024.
3.10.
In juni 2024 hebben (de advocaten van) partijen gecorrespondeerd over de sommatie van [geïntimeerde 1] c.s. om iedere verdere openbaarmaking van het item te staken, het item van het internet te halen, in de eerstvolgende uitzending van [programma] een rectificatietekst in beeld te brengen en de door [geïntimeerde 1] c.s. geleden schade te vergoeden.
3.11.
Op 24 augustus 2024 heeft de rechtbank Amsterdam eindvonnis gewezen in de civiele procedure tussen [X] en [geïntimeerde 1] . Hierin oordeelt de rechtbank, in overeenstemming met het definitieve deskundigenrapport d.d. 10 januari 2024, dat de truck niet geschikt is voor het reisdoel van [X] en daarmee niet beantwoordt aan de overeenkomst. [geïntimeerde 1] is onder meer veroordeeld tot (terug)betaling van de koopprijs van € 187.190,30 exclusief btw en schadevergoeding. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
3.12.
Op 3 december 2024 is [geïntimeerde 1] op haar eigen verzoek failliet verklaard.
4. De beoordeling
4.1.
De vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. in eerste aanleg strekken ertoe, samengevat, Noordkaap c.s. op straffe van dwangsommen te verbieden het item op enige wijze te verspreiden of te herhalen en op enige wijze te stellen of te suggereren dat [geïntimeerde 1] c.s. zich schuldig maakt aan oplichting en/of andere strafbare feiten; hen te gebieden het item te verwijderen van www.albertostegeman.nl en [website] , en uit de (cache) archieven van deze websites, in Google Search Console een verzoek te doen tot de-indexering van de URL’s waar het item is gepubliceerd, alle berichten over het item te verwijderen van sociale media en een rectificatietekst te tonen in de eerstvolgende uitzending van [programma] en op voornoemde websites. Daarnaast vordert [geïntimeerde 1] c.s. om Noordkaap c.s. te veroordelen tot betaling van € 100.000,- als voorschot op vergoeding van de schade.
4.2.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 2] B.V. niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] heeft de voorzieningenrechter het item onrechtmatig geacht. De vorderingen die zien op het verbod tot verspreiding, het verwijderen van het item en berichten op sociale media en tot slot het de-indexeringsverzoek zijn toegewezen op straffe van dwangsommen. De overige vorderingen zijn afgewezen.
4.3.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Noordkaap c.s. met vier grieven op. [geïntimeerde 1] c.s. heeft in incidenteel appel twee grieven voorgesteld. Voorts heeft [geïntimeerde 1] c.s. haar eis vermeerderd met vorderingen die, samengevat, ertoe strekken Noordkaap c.s. op straffe van dwangsommen te gebieden het item te (doen) verwijderen uit de cloudservers van televisie-aanbieders en tot verstrekking van bescheiden ex. art. 843a Rv (oud) waaruit de totale kijkcijfers van het item en de daaruit gegenereerde opbrengsten blijken.
Partijen
4.4.
[geïntimeerde 2] B.V. en [geïntimeerde 3] zullen niet-ontvankelijk in hun hoger beroep worden verklaard. Zij zijn niet door Noordkaap c.s. gedagvaard in het hoger beroep en aldus niet als partij in het principale appel betrokken. Het incidentele appel is – zo blijkt uit de memorie – mede ingesteld namens [geïntimeerde 2] B.V. en [geïntimeerde 3] , maar buiten de appeltermijn van art. 339 lid 2 Rv en dus wat hen betreft te laat.
4.5.
Het faillissement van [geïntimeerde 1] , uitgesproken hangende het hoger beroep, leidt niet tot schorsing van de procedure ex art. 29 Fw of een andere grond. De curator heeft het geding niet overgenomen zodat de procedure wordt voortgezet door [geïntimeerde 1] .
Toetsingskader
4.6.
De vorderingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] houden een beperking in van het in artikel 10 lid 1 EVRM verankerde recht op vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid daaronder begrepen, van Noordkaap en Talpa. Ingevolge het tweede lid van artikel 10 EVRM kan dit recht slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Van een dergelijke situatie is sprake indien het item onrechtmatig is jegens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten de wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen.
Het belang van Noordkaap en Talpa is er met name in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] is er met name in gelegen dat zij verschoond blijven van publiekelijke beschuldigingen en dat het in artikel 8 EVRM neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt gewaarborgd. Bij de belangenafweging moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.
Elementen belangenafweging
4.7.
Het hoofdonderwerp van het item is de negatieve ervaring van [naam 2] en [naam 3] met [geïntimeerde 1] en haar bestuurder [geïntimeerde 2] . De kern van hun klacht is dat zij een dure truck kochten voor het maken van reizen in extreme omstandigheden en dat, toen bleek dat de truck daarvoor niet geschikt was, [geïntimeerde 1] althans [geïntimeerde 2] niet thuis gaf en de gebreken niet werden verholpen. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] stellen dat Noordkaap c.s. kritiekloos en zonder eigen onderzoek de beschuldigingen van deze wraakzuchtige klant heeft overgenomen, waardoor het item vol feitelijke onjuistheden zit en [geïntimeerde 2] ten onrechte wordt neergezet als oplichter. Dit wordt door Noordkaap c.s. betwist.
4.8.
Noordkaap heeft toegelicht dat zij na ontvangst van de ‘tipmail’ van [naam 2] een onderzoek is gestart naar [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Een deel van de bevindingen daaruit is in het geding gebracht. Noordkaap kreeg onder meer de beschikking over stukken die de conclusie ten aanzien van de truck ondersteunen, waaronder
second opinionsvan andere partijen op de markt voor (expeditie)voertuigen en de voorlopige en definitieve versie van het deskundigenrapport dat in de civiele procedure is opgesteld. Noordkaap verkreeg verder informatie dat ook anderen negatieve ervaringen hadden met [geïntimeerde 1] c.s., onder wie een klant met vergelijkbare problematiek – een truck die ongeschikt bleek voor
offroadgebruik – die met tussenkomst van een advocaat een schikking met [geïntimeerde 1] had bereikt. Daarnaast sprak Noordkaap met twee personen met wie contractuele geschillen zijn ontstaan over de koop van een truck. Een daarvan is Krausler, ook geïnterviewd in het item. Hoewel zijn verklaring in het item feitelijk onnauwkeurig blijkt en de juridische duiding van zijn probleem afwijkt, is de kern van zijn ervaring dat hij veel geld heeft betaald (€ 140.000,-) en met lege handen achterblijft. Daarmee is Krausler een voorbeeld van de klantrelaties van [geïntimeerde 1] c.s. die in conflict zijn geëindigd. Uit het onderzoek door Noordkaap is dus niet alleen gebleken dat de klachten van [naam 2] en [naam 3] over de truck terecht bleken, maar ook dat hun situatie niet op zichzelf staat en dat er verschillende incidenten zijn geweest met personen die ernstige klachten hebben over de trucks van [geïntimeerde 1] en de handelwijze van [geïntimeerde 2] . Dat is voldoende om tot het oordeel te komen dat het item een kwestie van maatschappelijk belang betreft.
4.9.
Uit het voorgaande volgt voorshands dat Noordkaap een voldoende diepgaand en behoorlijk onderzoek heeft verricht. Niet vereist is dat alle bronnen en bevindingen in het item aan bod komen en evenmin dat wordt ingegaan op de juridische merites. Gelet op de bevindingen is voldoende aannemelijk dat de feitelijke beschuldigingen die in het item worden geuit – te weten dat voor veel geld een truck is verkocht die niet geschikt is voor het beoogde
off-gridgebruik in onherbergzaam gebied – voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Na uitzending van het item zijn deze feitelijke beschuldigingen verder bevestigd door het inmiddels onherroepelijk geworden vonnis, waarin is vastgesteld dat de truck niet beantwoordt aan de overeenkomst.
4.10.
In dit kort geding is geen plaats voor nader feitenonderzoek naar de juistheid per uitlating die [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aanwijzen of aan nadere bewijsvoering daaromtrent. Ook als het item feitelijke onjuistheden bevat, is daarmee niet zonder meer de onrechtmatigheid van die uitlatingen of van het gehele item gegeven. Dit kan anders zijn als Noordkaap opzettelijk onjuiste uitlatingen heeft gedaan en/of de uitlatingen onnodig diffamerend zijn jegens [geïntimeerde 1] of [geïntimeerde 2] .
4.11.
In het item doen [naam 2] en [naam 3] uitgebreid hun verhaal. Daarnaast worden een
offroadrallycoureur en een elektricien geïnterviewd die, kort gezegd, verklaren dat de truck praktisch en technisch gezien ongeschikt is voor het doel waarvoor die is verkocht:
offroadrijden. De geïnterviewden – met name [naam 2] en [naam 3] – uiten meermaals hun opvatting dat sprake is van “oplichting”. Anders dan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] menen, wordt in het item voldoende afstand gehouden van deze beschuldiging. In uitspraken als “het stel voelt zich opgelicht” wordt hun mening weergegeven zonder de beschuldiging als vaststaand feit over te nemen. In het item wordt voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten, beweringen en meningen. De gebruikte termen zoals “slachtoffers” en “bedrogen” zijn voorshands niet onnodig diffamerend of buitensporig in het licht van de feitelijke omstandigheden en de gangbare betekenis daarvan in het algemeen spraakgebruik. Ditzelfde geldt voor de door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] gehekelde reconstructie en confrontatie. Het is aan de journalist om te kiezen hoe de uitlatingen worden vormgegeven en de betreffende vormen – vaste onderdelen in het programma [programma] – wekken op zichzelf bij de gemiddelde kijker niet de indruk of de suggestie dat sprake is van oplichting. De keuze om niet voorafgaand aan de confrontatie op een andere wijze een gesprek aan te gaan maar op andere wijze gelegenheid tot weerwoord te bieden, valt eveneens binnen de journalistieke vrijheid.
4.12.
Voorts is voldoende aannemelijk dat Noordkaap c.s. voldoende gelegenheid tot wederhoor heeft geboden. Ook als [geïntimeerde 2] zich tijdens de confrontatie zodanig geïntimideerd voelde dat hij niet in staat was tot het geven van een weerwoord, zoals hij stelt, is hij bij latere e-mail aan zijn advocaat in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van drie weken een verklaring af te leggen. Daarbij is te kennen gegeven dat ook Krausler en het deskundigenrapport in het item aan bod zullen komen. [geïntimeerde 2] standpunt dat hij niet wist waarop hij dan zou moeten reageren, kan dan ook niet worden gevolgd. Bij e-mail van enige tijd later is hij nogmaals op deze mogelijkheid gewezen. [geïntimeerde 2] heeft hierop niet willen ingaan. Dat staat hem vrij, maar onder die omstandigheden kan Noordkaap c.s. niet worden aangerekend dat zijn kant van het verhaal in het item onbelicht is gebleven.
4.13.
Tot slot is van groot belang dat in het item maatregelen zijn getroffen waarmee voorshands voldoende tegemoet wordt gekomen aan het belang van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [geïntimeerde 2] . Deze privacy maatregelen waren voorafgaand aan uitzending al per e-mail aan [geïntimeerde 1] c.s. toegezegd en door [geïntimeerde 1] c.s. akkoord bevonden. Door inkorting van [geïntimeerde 2] naam tot “ [geïntimeerde 2] .”, het blurren van zijn gezicht en stemvervorming is voldoende aannemelijk dat [geïntimeerde 2] onherkenbaar is voor personen die vallen buiten de kring van zijn naaste vrienden en familie. Voor zover [geïntimeerde 2] WhatsApp-profielfoto is getoond, geldt dat ook die is geblurd en alleen kan worden herkend door zijn (bekende) WhatsAppcontacten.
4.14.
[geïntimeerde 1] is wel herkenbaar doordat haar naam wordt genoemd en haar bedrijfspand in beeld komt; overige gegevens zijn weggelaten. In de belangenafweging dient te worden betrokken dat [geïntimeerde 1] belang als commerciële onderneming slechts ziet op bescherming van haar reputatie in het kader van haar economische belangen, [1] zodat haar beroep op artikel 8 EVRM minder zwaar weegt dan bij een natuurlijke persoon. In de gegeven omstandigheden, waarin met name meeweegt de mate waarin voorshands is gebleken dat de uitlatingen voldoende steun vinden in het feitenmateriaal en haar bedrijfsvoering betreffen, nopen de belangen van [geïntimeerde 1] niet tot verdergaande maatregelen dan die Noordkaap c.s. in het item heeft toegepast. Als juist is dat als gevolg van het item daadwerkelijk (reputatie)schade is geleden, zoals zij stelt, maakt dat die afweging niet anders; die omstandigheid is niet voldoende om verdere beperking van de persvrijheid in een democratische samenleving te rechtvaardigen.
4.15.
Afweging van alle relevante omstandigheden leidt voorshands tot de conclusie dat het recht op vrijheid van meningsuiting van Noordkaap en Talpa in dit geval zwaarder weegt dan de onder artikel 8 EVRM beschermde belangen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Dat het item jegens hen onrechtmatig is, is voorshands onvoldoende gebleken.
Slotsom
4.16.
De slotsom luidt dat het principale appel van Noordkaap c.s. slaagt en het incidentele appel van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] faalt. De grieven behoeven geen afzonderlijke behandeling. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , die allemaal zijn gegrond op de verworpen stelling dat het item onrechtmatig is, zullen worden afgewezen.
4.17.
Noordkaap c.s. hebben geen hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de proceskosten gevorderd. Nu [geïntimeerde 1] failliet is en de curator buiten de procedure (die geen vorderingen ten laste of ten gunste van de boedel betrof) is gebleven, acht het hof dit een kwestie die [geïntimeerde 2] en niet de boedel aangaat en is het belang van Noordkaap c.s. op verhaal van de proceskosten voldoende gewaarborgd met de veroordeling van [geïntimeerde 2] .
[geïntimeerde 2] zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Noordkaap c.s. in beide instanties. In eerste aanleg worden deze begroot op € 2.889,- aan griffierecht en € 1.107,- voor salaris advocaat. De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 798,- aan griffierecht, € 224,72 aan explootkosten en € 3.642,- voor salaris advocaat (3 punten x tarief II).

5.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
5.1.
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij onder 5.2 tot en met 5.8 onderdelen van de vordering van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn toegewezen en onder 5.9 en 5.10 Noordkaap en Talpa in de proceskosten van de eerste aanleg aan de zijde van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn veroordeeld;
en opnieuw rechtdoende:
5.2.
wijst de vorderingen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] af;
5.3.
veroordeelt [geïntimeerde 2] in de kosten van het geding in beide instanties, tot op heden aan de zijde van Noordkaap c.s. vastgesteld op € 3.996,- voor de eerste aanleg en € 4.664,72 voor het hoger beroep;
5.4.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
en voorts:
5.5.
verklaart [geïntimeerde 2] B.V. en [geïntimeerde 3] niet-ontvankelijk in hun incidenteel hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, D. Kingma en L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.

Voetnoten

1.EHRM 8 september 2020, nr. 22649/08, OOO Regnum/Rusland.