ECLI:NL:GHAMS:2025:2093

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
200.353.386/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met agressief gedrag en weglopen

In deze zaak gaat het om de machtiging tot opname en verblijf van een 17-jarige jongen, hierna aangeduid als [verzoeker], in een gesloten jeugdhulpvoorziening. De kinderrechter van de rechtbank Amsterdam had eerder op 7 april 2025 een machtiging verleend voor opname in een gesloten accommodatie, die van kracht was tot 3 juli 2025. [verzoeker] was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend. Hij stelt dat de gesloten plaatsing contraproductief voor hem is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen. De gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming steunen echter de beslissing van de kinderrechter, gezien het agressieve gedrag van [verzoeker] en zijn neiging om weg te lopen.

Tijdens de zitting op 2 juli 2025 werd duidelijk dat [verzoeker] in voorlopige hechtenis zat en dat er zorgen waren over zijn ontwikkeling. Het hof heeft de situatie van [verzoeker] beoordeeld en geconcludeerd dat de machtiging tot gesloten jeugdhulp noodzakelijk was, zowel ten tijde van de bestreden beschikking als in de periode daarna. Het hof heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren voor behandeling en dat de veiligheid van [verzoeker] en zijn gezin in het geding was. De beslissing van de kinderrechter om de machtiging te verlenen werd daarom bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.353.386/01
zaaknummer rechtbank: C/13/766766 / JE RK 25-202
beschikking van de meervoudige kamer van 5 augustus 2025 in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [plaats A] , ten tijde van de zitting gedetineerd in J.J.I. [X] te [plaats C] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M.G.C. van Riet te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de GI.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbende aangemerkt:
- [de moeder] , hierna: de moeder, advocaat: mr. M.M.E. Rietjens te Amsterdam.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de machtiging tot opname en verblijf van [verzoeker] (17 jaar) in een voorziening voor gesloten jeugdhulp.
1.2
De kinderrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de kinderrechter) heeft in een beschikking van 7 april 2025 (hierna: de bestreden beschikking) een machtiging verleend om [verzoeker] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp (hierna ook: machtiging gesloten jeugdhulp) met ingang van 7 april 2025 tot 3 juli 2025.
[verzoeker] is het daar niet mee eens en vindt dat een gesloten plaatsing contraproductief voor hem werkt. De GI en de raad zijn het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
[verzoeker] is op 11 april 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
-een bericht van de zijde van [verzoeker] van 25 juni 2025.
2.3
De zitting heeft op 2 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
- de GI, vertegenwoordigd door de jeugdbeschermer,
- de advocaat van de moeder,
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
De moeder was zelf niet aanwezig op de zitting.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 2008 te [plaats A] . De moeder heeft het ouderlijk gezag over hem. De vader van [verzoeker] , [de vader] , is [in] 2024 overleden. Bij de moeder wonen het broertje en zusje van [verzoeker] .
3.2
[verzoeker] is op 12 april 2024 voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd en geldt tot 3 juli 2025.
3.3
Op 12 april 2024 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing voor een verblijf in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken verleend. [verzoeker] heeft zich op 12 april 2024 onttrokken aan de plaatsing en is op 18 april 2024 met ondersteuning van de politie alsnog geplaatst in een open groep.
3.4
Op 30 april 2024 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van veertien dagen verleend. De raad heeft ter zitting op 14 mei 2024 het verzoek om een machtiging gesloten plaatsing ingetrokken. [verzoeker] is toen terug naar huis gegaan. Na een incident tussen de moeder en [verzoeker] heeft de kinderrechter op 19 juni 2024 opnieuw een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp verleend, die op 3 juli 2024 is verlengd tot 31 juli 2024.
3.5
Op 3 juli 2024 is [verzoeker] opgepakt op verdenking van beroving met geweld en op 10 juli 2024 is hij in [plaats A] in het strafrechtelijk kader in een kortdurend verblijfvoorziening van Levvel geplaatst. Op 18 juli 2024 is hij geschorst met voorwaarden en volgde een gesloten plaatsing bij Levvel waarin werd toegewerkt naar een thuisplaatsing. Na thuisplaatsing heeft [verzoeker] een aantal schorsingsvoorwaarden overtreden, waarna hij op 13 november 2024 in JJI [plaats B] is geplaatst.
3.6
De GI heeft op 20 november 2024 opnieuw verzocht om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft op 3 december 2024 een machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor [verzoeker] , met ingang van 3 december 2024 tot 3 maart 2025. [verzoeker] is in hoger beroep gegaan tegen die beslissing. Het hof heeft op 11 februari 2025 op dat hoger beroep beslist en de beslissing bekrachtigd.
3.7
Op 27 december 2024 is [verzoeker] geplaatst op een gesloten afdeling van Levvel. Op 31 december 2024 is hij daar weggelopen. Vervolgens was een aantal maanden niet bekend waar [verzoeker] verbleef.
3.8
Op 26 maart 2025 is [verzoeker] aangehouden door de politie. Vanaf 27 maart 2025 verblijft [verzoeker] in [X] te [plaats C] .
3.9
Op 27 maart 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 27 maart 2025 voor de duur van twee weken verleend.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking op verzoek van de GI een machtiging gesloten jeugdhulp verleend ten aanzien van [verzoeker] , met ingang van 7 april 2025 tot uiterlijk 3 juli 2025.
4.2
[verzoeker] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp alsnog af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 6.1.2 lid 1 van de Jeugdwet (hierna: Jw) kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven.
Gelet op artikel 6.1.2 lid 2 Jw kan de machtiging alleen worden verleend als:
- jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
- de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
- er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- of opvoedingsproblemen te behandelen.
5.2
Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt kan, voor zover hier van belang, op grond van artikel 6.1.2. lid 3 Jw slechts worden verleend als de jeugdige onder toezicht is gesteld.
Het verzoek behoeft op grond van artikel 6.1.2. lid 5 Jw de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
De standpunten
5.3
[verzoeker] stelt dat er onvoldoende rekening gehouden is met zijn belangen en met de omstandigheid dat een gesloten plaatsing contraproductief voor hem kan werken. Hij wil de relatie met zijn moeder verbeteren en naar huis terugkeren. Hij is van mening dat er onvoldoende geprobeerd is om hem en zijn moeder in een mediationtraject afspraken te laten maken over de wijze waarop zij thuis met elkaar omgaan.
5.4
De GI maakt zich zorgen over [verzoeker] . Er is sprake van een patroon van weglopen en het gebruiken van geweld, ook tegen de moeder. De GI wil graag onderzoeken wat ten grondslag ligt aan het gedrag van [verzoeker] , zodat het patroon doorbroken kan worden. De GI staat nog steeds achter het verzoek om gesloten plaatsing van [verzoeker] dat zij destijds heeft gedaan. Er is geen verlenging aangevraagd voor de machtiging, aangezien [verzoeker] telkens kort na de plaatsing wegloopt.
5.5
De moeder hoopt dat [verzoeker] hulp krijgt en accepteert. Ze wil in de toekomst in mediation met [verzoeker] , alleen is dat nu nog een stap te ver voor haar. Ze wil niet dat [verzoeker] in een gesloten accommodatie zit, maar terug naar huis was en is nu ook geen optie. Om die reden refereert zij zich aan het oordeel van ons hof.
Het advies van de raad
5.6
De raad adviseert de beschikking te bekrachtigen. De raad vindt dat de beslissing terecht genomen is, omdat er geen alternatieven waren voor [verzoeker] .
De beoordeling
5.7
Het hof overweegt dat de termijn waarvoor de kinderrechter de machtiging tot gesloten plaatsing had gegeven inmiddels verlopen is. [verzoeker] heeft er toch belang bij om te laten toetsen of de machtiging terecht is afgegeven. De machtiging is namelijk een inbreuk op zijn recht op eerbiediging van zijn gezinsleven en privéleven, dat beschermd is op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof moet daarom beoordelen of de kinderrechter de machtiging tot plaatsing van [verzoeker] in de gesloten jeugdhulp terecht heeft afgegeven en of de gronden daarvoor ook nog tot 3 juli 2025 aanwezig waren.
5.8
Het hof overweegt dat de machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk was, zowel ten tijde van de bestreden beschikking als tijdens de periode daarna tot 3 juli 2025. In de beschikking van 11 februari 2025 heeft het hof al veel beschreven wat in het leven van [verzoeker] is gebeurd en waarom het hof zich veel zorgen maakte. [verzoeker] schiep onveiligheid door zijn agressieve gedrag thuis bij zijn moeder. Zo heeft [verzoeker] in het bijzijn van zijn zusje en broertje meermalen geweld gebruikt tegen zijn moeder. De moeder heeft uiteindelijk aangifte gedaan, omdat [verzoeker] haar geschopt en geslagen heeft. In 2024 is [verzoeker] meermalen met een machtiging, zowel open als gesloten, uit huis geplaatst, maar is hij ook telkens weer weggelopen. Eind december 2024 is [verzoeker] van de gesloten afdeling van Levvel opnieuw weggelopen. Daarna is hij een aantal maanden spoorloos geweest, maar is hij op 26 maart 2025 weer opgepakt, waarna hij is overgebracht naar [X] . De zorgen over de ontwikkeling van [verzoeker] zijn nadien niet minder geworden. Op de zitting in het hoger beroep bleek [verzoeker] in voorlopige hechtenis te zitten op verdenking van een strafbaar feit. [verzoeker] had daarom op het moment van het wijze van de bestreden beschikking – maar ook in de periode tot 3 juli 2025 – nog steeds ernstige opgroei- of opvoedproblemen die zijn ontwikkeling naar de volwassenheid ernstig belemmeren.
5.9
Op dit moment is ook nog steeds niet volledig duidelijk waarom [verzoeker] agressief en gewelddadig gedrag vertoont en waarom de situatie soms helemaal uit de hand loopt. Zoals blijkt uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper is het van belang dat een diagnostisch onderzoek plaatsvindt, zodat zicht kan komen op de problemen waarmee [verzoeker] kampt en meer duidelijk wordt wat zijn mogelijkheden zijn. Tot nu toe is dat niet gelukt. [verzoeker] gaat nog steeds iedere vorm van hulpverlening uit de weg. Omdat [verzoeker] niet meewerkt en vaak is weggelopen uit jeugdinstellingen, was een minder ingrijpende maatregel zoals een open plaatsing krachtens een machtiging tot uithuisplaatsing dus geen geschikte optie. Gesloten plaatsing was noodzakelijk.
5.1
Met de GI is het hof dus van oordeel dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden waren voor behandeling. [verzoeker] heeft verklaard is dat hij naar huis wil en met mediation de relatie met zijn moeder wil verbeteren. Het hof ziet dat echter niet als een reële mogelijkheid, omdat thuis wonen voor zowel de moeder als voor [verzoeker] broertje en zusje voorlopig niet veilig is. Daar komt bij – zoals de gedragswetenschapper heeft verklaard – dat een diepgaand diagnostisch onderzoek nodig is en - gezien de ernst van de gedragsproblematiek – enkel mediation met zijn moeder niet toereikend is.
5.11
Het oordeel van het hof is dat op het moment dat de kinderrechter de bestreden beslissing nam aan de wettelijke gronden was voldaan en dat tot 3 juli 2025 dat nog steeds het geval was. De machtiging gesloten plaatsing, zoals de kinderrechter heeft verleend, is proportioneel. Dit betekent dat het hof vindt dat, hoewel [verzoeker] in het verleden ook uit een gesloten plaatsing is weggelopen, er op dat moment geen andere (lichtere) mogelijkheid was dan [verzoeker] gesloten te plaatsen. Verder was er ook aan de formele vereisten voor een machtiging tot gesloten plaatsing voldaan. Een gedragswetenschapper heeft [verzoeker] onderzocht en ingestemd met de gesloten plaatsing van [verzoeker] en [verzoeker] was al onder toezicht gesteld voor de periode tot 3 juli 2025. De bestreden beschikking zal daarom worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 5 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.