Uitspraak
21 juli 2025.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 juli 2025 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep. De verdachte was in eerste aanleg gedagvaard om op 22 juli 2024 te verschijnen voor de kantonrechter in Amsterdam, waarbij de dagvaarding op 9 juli 2024 in persoon aan hem was betekend. De behandeling op 22 juli 2024 is echter aangehouden tot 4 november 2024, waarop de verdachte wederom niet verscheen en bij verstek werd veroordeeld. De verdachte had van de zitting op 4 november 2024 op de hoogte kunnen zijn en had binnen 14 dagen na deze zitting, dus voor 18 november 2024, hoger beroep moeten instellen. Echter, het hoger beroep is pas op 30 december 2024 ingediend, wat meer dan een maand na de wettelijke termijn is. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar maken. Daarom is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De raadsheer heeft de raadsman geïnformeerd dat de verdachte binnen 14 dagen beroep in cassatie kan instellen.