ECLI:NL:GHAMS:2025:2104

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
23-002664-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing straf en vordering tot tenuitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 11 november 2024, waarin hij was veroordeeld voor het stelen van een Louis Vuitton riem en Gucci slippers na het inslaan van een autoruit op 16 september 2024. Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar heeft de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging aangepast. De politierechter had een gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 17 dagen, met aftrek van voorarrest, en daarnaast een taakstraf van 100 uren opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente positieve ontwikkeling in de maatschappij, zoals het hebben van een baan en het ondergaan van behandeling. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is omgezet in een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen, maar ook zijn verbeterde omstandigheden na de eerdere veroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof, waarbij de rechters zich verenigden met de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002664-24
datum uitspraak: 6 augustus 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 november 2024 in de strafzaak onder het parketnummer 13-345509-24 en parketnummers 13-101426-23 (TUL) en 13-119537-24 (TUL), tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
(13-101426-23) - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal aanvullen met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2025.

Aanvullend bewijsmiddel

Het hof overweegt dat de in het vonnis genoemde bewijsmiddelen worden aangevuld met de bekennende verklaring die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2025 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
‘Het klopt dat ik op 16 september 2024 in Amsterdam een autoruit heb ingeslagen en uit die auto een Louis Vuitton riem en Gucci slippers heb weggenomen.’

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, aangevuld met de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
De verdediging heeft het hof verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest, en daarnaast een taakstraf van een door het hof te bepalen duur. Hiervoor is aanleiding gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn (na een lange wachttijd) net begonnen behandeling, zijn baan, het hebben van een woning en het gegeven dat hij na het onderhavige feit niet meer met justitie in aanraking is geweest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 16 september 2024 een autoruit ingeslagen en uit die auto een dure riem en slippers gestolen. Dergelijke feiten veroorzaken financiële schade en hinder voor de slachtoffers en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Door aldus te handelen heeft de verdachte getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen, maar enkel oog te hebben voor zijn eigen gewin. Dit rekent het hof de verdachte aan.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 juli 2025 is de verdachte eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien liep hij bij het plegen van dit feit nog in twee proeftijden voor soortgelijke feiten. Dit heeft hem er niet van weerhouden om nogmaals een strafbaar feit te begaan. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zo hardleers is en dit weegt in het nadeel van de verdachte mee.
Gelet op de straffen die door rechters voor veelvuldige recidive bij diefstal uit een auto of soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin een gevangenisstraf van 2 maanden wordt genoemd, is de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden dan ook alleszins passend.
Het hof houdt evenwel in het voordeel van de verdachte rekening met diens persoonlijke omstandigheden die zich na de veroordeling in eerste aanleg positief hebben ontwikkeld, zoals ook blijkt uit recente informatie van de reclassering. De verdachte werkt, is onder behandeling bij Inforsa en is blijkens voornoemd uittreksel uit de Justitiële Documentatie na de pleegdatum van het onderhavige feit niet meer voor enig strafbaar feit veroordeeld, terwijl hij daarvóór meermalen voor strafbare feiten is veroordeeld. Hiermee is het hof gebleken van een (voorzichtige) kentering in het leven van de verdachte. Het hof acht het onwenselijk dat deze positieve ontwikkeling door een detentie wordt doorkruist. Het hof zal de verdachte daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan zijn voorarrest opleggen, zodat hij niet opnieuw gedetineerd raakt, naast een taakstraf van aanzienlijke duur.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen, met aftrek van voorarrest, naast een taakstraf voor de duur van 100 uren, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22b, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer) 13-101426-23

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering toewijst.
De raadsman heeft het hof ter terechtzitting primair verzocht de vordering af te wijzen, subsidiair de daaraan verbonden proeftijd met één jaar te verlengen en uiterst subsidiair om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf deze omzetten in een taakstraf in de vorm van een taakstraf van na te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2023 met
parketnummer 13-101426-23, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren, een
een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. D.A.C. Koster en mr. R.A. J. Hübel, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 augustus 2025.
mr. M. Boelens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]