Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord.
3.Feiten
4.Eerste aanleg
in de hoofdzaakgevorderd dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad i) voor recht verklaart dat ING jegens MCLN toerekenbaar tekort is geschoten door (volhardend) geen uitvoering te geven aan het conversieverzoek en dat ING verplicht is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden en ii) ING veroordeelt tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat, met iii) veroordeling van ING in de proceskosten met nakosten en rente.
in het incident, samengevat, gevorderd dat de rechtbank op grond van artikel 843a Rv ING uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot afgifte van afschriften van dan wel het geven van inzage in i) het KYC-dossier van ING betreffende MCLN, ii) interne correspondentie en andere stukken binnen ING over het CDD-onderzoek, en iii) correspondentie en andere stukken tussen ING enerzijds en het OM, de FIOD en andere derden anderzijds over het CDD-onderzoek en de beslagen.
5.Beoordeling
opportunity loss: gederfde winst doordat MCLN als gevolg van de door ING opgeschorte conversie haar voorgenomen investeringsplannen niet heeft kunnen uitvoeren. Daarmee doelt MCLN op de situatie waarin ING de AUD 49.000.000,- wel had geconverteerd en MCLN de daarvoor verkregen Amerikaanse dollars had aangewend voor verdere - winstgevende - doeleinden. De mogelijkheid van dergelijke schade is niet aannemelijk gelet op het volgende. Als MCLN na de conversie ING zou hebben geïnstrueerd tot betaling van (een deel van) die gelden aan derden, had ING naar het oordeel van het hof de uitvoering van die opdracht mogen opschorten, omdat die opdracht strekt tot een transactie waarbij de gelden het vermogen van MCLN verlaten en buiten het domein en het toezicht van ING komen. De opschorting daarvan in afwachting van nadere informatie als onderdeel van een lopend CDD-onderzoek, is een gerechtvaardigde uitoefening, in overeenstemming met het proportionaliteitsvereiste, van de bevoegdheid van artikel 3.6.1 VB. Dat betekent dat de investeringsplannen van MCLN, als ING het conversieverzoek wél had uitgevoerd, zouden zijn gestuit op de bevoegdelijke opschorting van de daarop volgende externe betaalopdracht. Van mogelijke schade als gevolg van de gestelde tekortkoming is dan geen sprake. Los daarvan stuit deze schadepost af op artikel 11 lid 1 VB zoals ING terecht heeft betoogd. Op grond van deze bepaling is ING (kort gezegd) alleen aansprakelijk voor directe schade. De gevorderde gederfde winst valt daar niet onder. MCLN heeft aangevoerd dat het beroep van ING op deze bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW), omdat het handelen van ING als grof nalatig dan wel bewust roekeloos moet worden aangemerkt. MCLN heeft dat alleen gestaafd met een verwijzing naar de lange duur van het CDD-onderzoek en het niet uitvoeren van de conversie in die periode. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW in dit geval te rechtvaardigen.
fishing expeditionbiedt het inzagerecht van artikel 843a Rv (oud) geen grond.
2.028,-(tarief II, 2 punten)