ECLI:NL:GHAMS:2025:2118

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
200.345.977/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mogelijkheid van schade als gevolg van opschorting conversieverzoek gedurende klantonderzoek niet aannemelijk; geen rechtmatig belang bij inzage ex art. 843a Rv (oud). Bekrachtiging afwijzing vorderingen

In deze zaak heeft M.C.L. NETHERLANDS B.V. (hierna: MCLN) ING BANK N.V. (hierna: ING) aangeklaagd wegens het niet uitvoeren van een verzoek tot conversie van 49 miljoen Australische dollars naar Amerikaanse dollars. ING weigerde dit verzoek omdat zij een cliëntonderzoek uitvoerde naar MCLN. MCLN stelt dat ING toerekenbaar tekort is geschoten en vordert schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen van MCLN afgewezen, en MCLN is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft de feiten uit de eerste aanleg bevestigd en geconcludeerd dat ING gerechtigd was om het verzoek op te schorten. Het hof oordeelt dat de mogelijkheid van schade voor MCLN niet aannemelijk is gemaakt, en dat er geen rechtmatig belang is bij de gevraagde inzage in documenten op grond van artikel 843a Rv (oud). Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van MCLN af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.345.977/01
zaak-/ rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/736216 / HA ZA 23-624
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 augustus 2025
in de zaak van
M.C.L. NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. J. Hagers te Amsterdam,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna MCLN en ING genoemd.

1.De zaak in het kort

MCLN heeft ING verzocht om 49 miljoen Australische dollars om te zetten in Amerikaanse dollars. ING heeft dit verzoek afgewezen, onder meer omdat ze op dat moment een cliëntonderzoek uitvoerde naar MCLN. Volgens MCLN mocht ING het verzoek niet weigeren en is ING toerekenbaar tekortgeschoten. MCLN stelt hierdoor schade te hebben geleden die zij in een schadestaatprocedure vergoed wil zien. De rechtbank heeft de vorderingen van MCLN afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
MCLN is bij dagvaarding van 3 juli 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 17 april 2024 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen MCLN als eiseres en ING als gedaagde.
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met een productie;
  • memorie van antwoord.
2.3.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 4 juli 2025. Bij die gelegenheid hebben partijen de zaak laten toelichten, MCLN door mr. Hagers voornoemd en mr. L.A.H. Jie Sam Foek, advocaat te Amsterdam, en ING door mr. P. Smits, advocaat te Amsterdam, steeds aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Beide partijen hebben bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht.
2.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2.5.
MCLN heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog haar vorderingen zal toewijzen, ING zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen MCLN op grond van het vonnis aan ING heeft betaald met rente, en ING zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
2.6.
ING heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van MCLN in de kosten van (naar het hof begrijpt) het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 3.1 tot en met 3.24 de feiten opgesomd die tussen partijen vaststaan. In hoger beroep is deze opsomming niet bestreden, zodat zij het hof bindt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen deze neer op het volgende.
3.1.
MCLN verwerft, beheert en financiert vennootschappen. De aandelen in MCLN worden gehouden door [bedrijf] , gevestigd in Curaçao (hierna: [bedrijf] ). MCLN is een indirecte dochteronderneming van Miami Holding Co Pty Ltd, een Australische onderneming die optreedt als trustee van een trust.
3.2.
Van 23 oktober 1981 tot en met 28 februari 2011 was Equity Trust Co N.V. (hierna: Equity Trust) de bestuurder van MCLN. Equity Trust is een erkend trustkantoor en verleende een reeks diensten aan MCLN.
3.3.
In 2006 heeft Equity Trust ING verzocht op naam van MCLN drie bankrekeningen te openen, namelijk een eurorekening (EUR), een United States Dollars-rekening (USD) en een Australian Dollars-rekening (AUD).
3.4.
Rond oktober 2010 heeft Trust Company Amsterdam B.V. (hierna: TCA) het beheer van MCLN’s bankrekeningen bij ING overgenomen van Equity Trust. TCA is ingeschreven in het DNB-register voor trustkantoren en beschikt sinds 23 maart 2006 over een vergunning in de zin van artikel 6 lid 1 Wet toezicht trustkantoren 2018.
3.5.
TCA was destijds verantwoordelijk voor het algemene beheer van MCLN, en met name voor (i) het optreden als algemeen directeur van MCLN, (ii) het leveren van een vestigingsadres van MCLN en (iii) het bijhouden van de bedrijfsadministratie van MCLN.
3.6.
Op de rechtsverhouding tussen MCLN en ING zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
ING’s Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV), met ingang van 1 mei 2015;
ING’s Voorwaarden Zakelijke Rekening, met ingang van 1 mei 2015;
ING’s Voorwaarden voor Betaaldiensten (hierna: VB), versie 4.0 september 2015;
ING’s Voorwaarden Vreemde Valutarekening;
het ING Client Onboarding – Account Opening/Continuation Request.
3.7.
Bij e-mail van 25 augustus 2015 heeft ING TCA bericht dat ING een Know Your Customer/Client Due Diligence (hierna: CDD-onderzoek) uitvoerde op TCA en een aantal door TCA bediende vennootschappen, waaronder MCLN. ING heeft daarbij onder meer verzocht om een “Account Review Document” in te vullen en de “Ultimate Beneficial Owner (UBO)” te verifiëren.
3.8.
Op 8 september 2015 heeft ING TCA een herinnering gestuurd, met mededeling dat ING genoodzaakt is stappen te ondernemen die zullen leiden tot het sluiten van de rekening(en) en het beëindigen van de relatie als de informatie niet voor 22 september 2015 volledig en naar ING-maatstaven is verstrekt.
3.9.
Namens MCLN heeft TCA op 9 september 2015 ING via een zogenaamde “Order for currency conversion” verzocht AUD 49.000.000,- om te zetten in USD (hierna: de conversie). De conversie houdt in dat de gelden van de AUD-rekening worden afgeschreven, worden omgezet in USD en op de USD-rekening van MCLN worden bijgeschreven.
3.10.
ING heeft op dezelfde dag afwijzend geantwoord en het volgende aan TCA geschreven.
“Bijgaande conversie kunnen wij gezien het bedrag niet uitvoeren via een conversieformulier. (…) Jullie maakte in het verleden gebruik om voor deze entiteit rechtstreeks te handelen met Financial Markets via een “PID” code welke voor jullie destijds is aangevraagd. Dit kan echter alleen wanneer de CDD op orde is wat momenteel niet het geval is. Zodra de CDD is aangeleverd bij mijn collega’s van de CDD desk kunnen wij een spoedprocedure starten om de CDD af te ronden. Zodra deze is afgerond kunnen wij de “PID” code her-activeren waarna de conversie rechtstreeks door Financial Markets kan worden gedaan.”
3.11.
Op 11 september 2015 heeft TCA aan ING informatie verstrekt.
3.12.
Op 13 oktober, 17 en 20 november 2015 heeft TCA bij ING geïnformeerd naar de status van de conversie.
3.13.
Op 3 december 2015 heeft ING TCA gewezen op een bericht op http://independent.co.uk/news, waarin de naam Geoffrey Greenlees wordt genoemd, en gevraagd of het bericht betrekking had op MCLN-UBO Greenlees.
3.14.
Greenlees heeft op 7 december 2015 daarop geantwoord.
3.15.
Op 6 januari 2016 heeft ING TCA ten behoeve van het CDD-onderzoek gevraagd om i) een gewaarmerkte leningsovereenkomst tussen MCLN en haar aandeelhouder [bedrijf] , ii) een verklaring voor het feit dat de middelen die in mei 2015 waren ontvangen, niet waren gebruikt om af te lossen op de openstaande schuld met de aandeelhouder, en iii) de reden en/of het belang van MCLN om het geld uit te lenen aan Haslemere Securities PTY Limited & The Real McCoy Snackfood Co PTY Limited.
3.16.
Op 17 maart 2016 heeft ING aan TCA zeven aanvullende vragen gesteld die TCA op 28 en 29 april 2016 heeft beantwoord.
3.17.
Op 10 mei 2016 heeft TCA aan ING gemeld dat tijdens haar eigen KYC-onderzoek is gebleken dat Greenlees wordt genoemd in de Panama Papers-database.
3.18.
Op 27 mei 2016 heeft ING TCA verzocht een CRS self-certification formulier voor MCLN in te vullen en aan ING te sturen. Dat heeft TCA op dezelfde dag gedaan. Op 31 mei 2016 heeft TCA het fiscaal nummer van Greenlees nagestuurd.
3.19.
Op 21 juni 2016 heeft TCA ING gevraagd naar de status van het CDD-onderzoek. ING heeft op dezelfde dag bericht dat het CDD-onderzoek naar MCLN is afgerond. Op 27 juni 2016 heeft ING TCA bericht dat het CDD-onderzoek is goedgekeurd. TCA heeft de volgende dag gevraagd of dit inhoudt dat TCA weer vrij kan beschikken over de bankrekeningen en eventuele conversies uitgevoerd kunnen worden. Daarop heeft ING bevestigend geantwoord en het volgende geschreven.
“Jullie kunnen over de rekening beschikken, als de conversie welke jullie willen doen > dan € 100.000 of tegenwaarden deze graag via FM laten uitvoeren.”
3.20.
TCA heeft de conversie niet laten uitvoeren.
3.21.
Op 25 januari en 21 februari 2017 heeft het Openbaar Ministerie (hierna: OM) strafrechtelijk beslag gelegd op de ING-bankrekeningen van MCLN. Dit beslag is opgeheven op 21 februari 2024.

4.Eerste aanleg

4.1.
MCLN heeft in eerste aanleg, samengevat,
in de hoofdzaakgevorderd dat de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad i) voor recht verklaart dat ING jegens MCLN toerekenbaar tekort is geschoten door (volhardend) geen uitvoering te geven aan het conversieverzoek en dat ING verplicht is de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden en ii) ING veroordeelt tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat, met iii) veroordeling van ING in de proceskosten met nakosten en rente.
4.2.
MCLN heeft
in het incident, samengevat, gevorderd dat de rechtbank op grond van artikel 843a Rv ING uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt tot afgifte van afschriften van dan wel het geven van inzage in i) het KYC-dossier van ING betreffende MCLN, ii) interne correspondentie en andere stukken binnen ING over het CDD-onderzoek, en iii) correspondentie en andere stukken tussen ING enerzijds en het OM, de FIOD en andere derden anderzijds over het CDD-onderzoek en de beslagen.
4.3.
De rechtbank heeft de vorderingen in de hoofdzaak en in het incident afgewezen. Hierbij is, samengevat, het volgende overwogen. ING had ten tijde van het conversieverzoek geen informatie over onder meer de UBO van MCLN en kon dus niet vaststellen of het conversieverzoek voldeed aan de wet- of regelgeving. Dat was voldoende reden voor opschorting van het conversieverzoek. Dit veranderde niet direct toen de eerste informatie binnenkwam omdat deze informatie tot nadere vragen leidde. Hoewel het CDD-onderzoek lang heeft geduurd en over de door ING opgeworpen spoedprocedure in de correspondentie nadien niets meer is terug te vinden, heeft MCLN zelf ook geen blijk gegeven van grote urgentie. De omstandigheid dat na afronding van het CDD-onderzoek in juni 2016 is gebleken dat alles in orde was, leidt niet tot een ander oordeel. De incidentele 843a-vordering is niet toewijsbaar omdat een rechtmatig belang bij MCLN ontbreekt.
4.4.
Tegen de beslissingen van de rechtbank en de motivering daarvan komt MCLN op in het hoger beroep.

5.Beoordeling

5.1.
MCLN heeft in hoger beroep acht grieven aangevoerd. De eerste grief richt zich tegen de afwijzing van de incidentele vordering. De overige grieven richten zich tegen de overwegingen die hebben geleid tot de beslissing in de hoofdzaak dat ING het conversieverzoek mocht opschorten en daarmee niet toerekenbaar is tekortgeschoten.
5.2.
Het hof zal eerst ingaan op de grieven in de hoofdzaak, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
Hoofdzaak
5.3.
De hoofdzaak ziet op de vraag of ING de door MCLN opgedragen conversie mocht opschorten. De bevoegdheid van ING om de uitvoering van een betaalopdracht - zoals een conversieverzoek - op te schorten, is bedongen in artikel 3.6.1 VB. Als gronden voor opschorting zijn onder meer opgenomen twijfel ten aanzien van de geldigheid van de opdracht en strijd met toepasselijke wet- of regelgeving of met intern beleid. De uitoefening van deze contractuele opschortingsbevoegdheid wordt mede beheerst door de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Dat impliceert dat een opschorting proportioneel moet zijn. Dat volgt ook uit de zorgplicht van ING ten aanzien van haar klanten ingevolge artikel 2 ABV, dat behelst dat de bank zorgvuldig is bij haar dienstverlening en dat zij zo goed mogelijk rekening houdt met de belangen van haar klanten. Onder omstandigheden kan een opschorting als disproportioneel een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis jegens de klant opleveren. Daarbij gaat het niet alleen om de opschorting als zodanig, maar ook om de duur daarvan. Voor de afweging of een bedongen opschortingsbevoegdheid kan worden uitgeoefend, is tevens de aard van de op te schorten opdracht van belang. Zo zal de bank gedurende een lopend CDD-onderzoek eerder een opdracht kunnen opschorten die strekt tot betaling aan derden waardoor de gelden buiten het domein van de bank raken, dan een opdracht waarbij de betrokken gelden bij de rekeninghouder en dus binnen het domein van de bank blijven, zoals een conversieopdracht.
5.4.
De vraag of ING door de opschorting van de opdracht van MCLN jegens MCLN is tekortgeschoten, kan in het midden blijven. De reden hiervoor is dat de mogelijkheid dat MCLN door die opschorting schade heeft geleden, niet aannemelijk is geworden. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten voor verwijzing naar de schadestaatprocedure zoals door MCLN gevorderd. Bij een verklaring voor recht heeft MCLN bij die stand van zaken geen belang. Hiertoe geldt het volgende.
5.5.
MCLN stelt door de opschorting van het conversieverzoek drie soorten schade te hebben geleden: wisselkoersschade, gemiste rente en gederfde winst. De gestelde schadeposten zijn ter zitting van het hof met partijen besproken.
5.6.
De eerste gestelde post ziet op verlies dat MCLN heeft geleden door de ontwikkeling van de AUD/USD-wisselkoers na 15 september 2015: de dag waarop ING volgens MCLN het conversieverzoek uiterlijk had moeten uitvoeren. MCLN heeft ter zitting betoogd dat de situatie van 15 september 2015 moet worden vergeleken met de situatie van 21 februari 2024 (oftewel: de waarde in USD van AUD 49.000.000,- op die datums), toen het strafrechtelijk beslag werd opgeheven en TCA weer beschikking had over de AUD-rekening van MCLN. Naar het oordeel van het hof heeft niet 21 februari 2024, maar 28 juni 2016 te gelden als peildatum voor de schade. Op laatstgenoemde datum informeerde ING TCA immers dat door succesvolle afronding van het CDD-onderzoek de rekeningen van MCLN waren vrijgegeven en conversie weer mogelijk was. Het feit dat TCA op 28 juni 2016 geen gebruik heeft gemaakt van die mogelijkheid (en overigens ook niet na opheffing van het beslag), doet er niet aan af dat zij daartoe vanaf dat moment wel de mogelijkheid had. De met betrekking tot de schade relevante vraag is dan dus hoe de AUD/USD-wisselkoers zich heeft ontwikkeld tussen 15 september 2015 en 28 juni 2016. ING heeft aangevoerd dat de koers van de Australische dollar ten opzichte van de Amerikaanse dollar in die periode is gestegen. Op de door ING overgelegde grafieken van het koersverloop is af te lezen dat MCLN een hoger bedrag in USD zou hebben ontvangen bij conversie op 28 juni 2016 dan bij conversie op 15 september 2015. Deze koersstijging heeft MCLN desgevraagd niet betwist, zodat die als vaststaand moet worden beschouwd. Dat leidt ertoe dat de mogelijkheid dat MCLN de door haar gestelde wisselkoersschade heeft geleden niet aannemelijk is geworden.
5.7.
De tweede gestelde schadepost ziet op misgelopen rente over de AUD 49.000.000,- als gevolg van het strafrechtelijk beslag. MCLN meent dat dit bedrag ten tijde van het strafrechtelijk beslag niet op de AUD-rekening zou hebben gestaan en dus niet door het beslag zou zijn getroffen als ING dat bedrag had geconverteerd zoals verzocht. Hierin kan MCLN niet worden gevolgd, alleen al omdat het OM het beslag heeft gelegd op 25 januari 2017 en dus zo’n zes maanden ná peildatum 28 juni 2016. Rente die MCLN vanaf 25 januari 2017 is misgelopen vanwege de beslaglegging, kan dan ook niet worden aangemerkt als mogelijke schade als gevolg van de opschorting tot 28 juni 2016, waarna TCA vrijheid had om het bedrag alsnog te doen converteren of anderszins aan te wenden. Daarbij is, anders dan MCLN meent, niet gebleken dat de duur van het CDD-onderzoek verband heeft gehouden met enige samenwerking of afstemming met het OM. Hiervoor zijn geen concrete aanwijzingen; het is gebleven bij een hypothese van MCLN.
5.8.
De derde gestelde schadepost ziet op
opportunity loss: gederfde winst doordat MCLN als gevolg van de door ING opgeschorte conversie haar voorgenomen investeringsplannen niet heeft kunnen uitvoeren. Daarmee doelt MCLN op de situatie waarin ING de AUD 49.000.000,- wel had geconverteerd en MCLN de daarvoor verkregen Amerikaanse dollars had aangewend voor verdere - winstgevende - doeleinden. De mogelijkheid van dergelijke schade is niet aannemelijk gelet op het volgende. Als MCLN na de conversie ING zou hebben geïnstrueerd tot betaling van (een deel van) die gelden aan derden, had ING naar het oordeel van het hof de uitvoering van die opdracht mogen opschorten, omdat die opdracht strekt tot een transactie waarbij de gelden het vermogen van MCLN verlaten en buiten het domein en het toezicht van ING komen. De opschorting daarvan in afwachting van nadere informatie als onderdeel van een lopend CDD-onderzoek, is een gerechtvaardigde uitoefening, in overeenstemming met het proportionaliteitsvereiste, van de bevoegdheid van artikel 3.6.1 VB. Dat betekent dat de investeringsplannen van MCLN, als ING het conversieverzoek wél had uitgevoerd, zouden zijn gestuit op de bevoegdelijke opschorting van de daarop volgende externe betaalopdracht. Van mogelijke schade als gevolg van de gestelde tekortkoming is dan geen sprake. Los daarvan stuit deze schadepost af op artikel 11 lid 1 VB zoals ING terecht heeft betoogd. Op grond van deze bepaling is ING (kort gezegd) alleen aansprakelijk voor directe schade. De gevorderde gederfde winst valt daar niet onder. MCLN heeft aangevoerd dat het beroep van ING op deze bepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW), omdat het handelen van ING als grof nalatig dan wel bewust roekeloos moet worden aangemerkt. MCLN heeft dat alleen gestaafd met een verwijzing naar de lange duur van het CDD-onderzoek en het niet uitvoeren van de conversie in die periode. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW in dit geval te rechtvaardigen.
5.9.
MCLN heeft zich op het standpunt gesteld dat ING in ieder geval tot conversie had moeten overgaan na goedkeuring van het CDD-onderzoek op 28 juni 2016. Daargelaten of TCA de conversie volgens de juiste procedure heeft verzocht, heeft ING er terecht op gewezen dat de bal voor conversie weer bij TCA lag. Gelet op het tijdverloop na het conversieverzoek, brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid mee dat ING niet had mogen overgaan tot conversie zonder zich ervan te vergewissen of TCA die conversie nog steeds beoogde. Nadat ING TCA erop had gewezen dat conversie weer mogelijk was, heeft TCA om haar moverende redenen daarop niet geacteerd. MCLN kan er dan niet in worden gevolgd dat ING zonder enige bevestiging van TCA alsnog tot conversie had moeten overgaan.
Incidentele 843a-vordering
5.10.
MCLN vordert inzage in bescheiden op grond van artikel 843a Rv (oud). Deze bepaling is met ingang van 1 januari 2025 vervallen, maar blijft gelden in deze zaak omdat deze vóór die datum bij dit hof aanhangig is gemaakt. MCLN grondt haar inzagevordering op de stelling dat ING het CDD-onderzoek (onnodig lang) heeft uitgevoerd om het onderzoek van het OM te ondersteunen, meer in het bijzonder om ten behoeve van het strafrechtelijk beslag te bewerkstelligen dat MCLN geen gelden van haar ING-rekeningen heeft kunnen vervreemden. Zoals hiervoor overwogen, is niet gebleken van concrete feiten en omstandigheden die dit kunnen ondersteunen. Wat MCLN in dit kader naar voren heeft gebracht, komt erop neer dat zij wil onderzoeken of de gevraagde gegevens informatie bevatten die steun bieden aan de gestelde samenwerking tussen ING en het OM. Voor een dergelijke
fishing expeditionbiedt het inzagerecht van artikel 843a Rv (oud) geen grond.
Slotsom
5.11.
De grieven treffen geen doel. MCLN heeft geen belang bij een afzonderlijke behandeling van haar grieven omdat dit niet tot een andere uitkomst van de zaak kan leiden. Geen van haar vorderingen is toewijsbaar. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
5.12.
MCLN is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 798,-
- salaris advocaat €
2.028,-(tarief II, 2 punten)
Totaal € 2.826,-

6.Beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
veroordeelt MCLN in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ING vastgesteld op € 2.826,- en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, M.M.M. Tillema en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.