ECLI:NL:GHAMS:2025:2145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
23-000598-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit vakantiehuisje en beschadiging van scooters

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van diefstal uit een vakantiehuisje en het beschadigen van twee scooters. De feiten dateren van 4 juli 2021 en 16 november 2021. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van diverse goederen uit een vakantiehuisje, waaronder elektronische apparaten, en het opzettelijk beschadigen van scooters. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof heeft de betrouwbaarheid van het bewijs, waaronder een DNA-spoor, bevestigd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 170 dagen opgelegd, waarvan 66 dagen voorwaardelijk. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij het hof enkele vorderingen heeft afgewezen en andere heeft toegewezen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000598-22
datum uitspraak: 7 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2022 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-298820-21 en 15-325287-21, alsmede 13-297000-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A (parketnummer 15-298820-21):hij op of omstreeks 4 juli 2021 te [plaats] , in/uit een (vakantie)huisje, diverse gegevensdragers (onder andere van de merken Apple, Beats By Dr. Dré, HP, JBL, Samsung en Sony) en/of een bril en/of een scheerapparaat en/of een (boodschappen)tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
Zaak B (parketnummer 15-325287-21 (gevoegd)):hij op of omstreeks 16 november 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk twee scooters (met kentekens [kenteken] en [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van zaak A
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat het aangetroffen bloedspoor onvoldoende betrouwbaar is en derhalve niet voor het bewijs kan worden gebruikt. In dat kader wijst zij erop dat de vaste procedures voor het veiligstellen en bemonsteren van het spoor niet zijn gevolgd, waardoor het risico op contaminatie is vergroot. Daarnaast ontbreekt ander steunbewijs. Tot slot is het door de verdachte geschetste alternatieve scenario – inhoudende dat hij regelmatig feestjes bezocht op dergelijke vakantieparken – niet onaannemelijk, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Door de aangever is, mede namens de overige slachtoffers, aangifte gedaan van diefstal uit een vakantiehuisje op een vakantiepark in [plaats] . Uit de aangifte volgt dat zij op 4 juli 2021 omstreeks 13:05 uur het huisje hebben verlaten en die dag omstreeks 18:00 uur zijn teruggekeerd. Bij terugkomst constateerden zij dat meerdere goederen waren weggenomen. In de slaapkamer op de begane grond werd op het laken van het bed een bloedvlek aangetroffen. De aangever heeft in zijn aanvullende verklaring van 21 april 2022 verklaard zeker te weten dat bij het verlaten van het huisje de bloedvlek niet op het laken zat. Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever.
Het DNA-profiel van dit bloedspoor komt overeen met dat van de verdachte. De enkele door de verdachte geopperde mogelijkheid dat zijn DNA op het laken terecht zou kunnen zijn gekomen omdat hij wel eens feestjes bezocht op dergelijke vakantieparken acht het hof, zonder een nadere onderbouwing van die lezing - die ontbreekt - niet aannemelijk. Voor dat oordeel heeft het hof ook acht geslagen op de aanvullende verklaring van de aangever van 21 april 2022 dat hij en de andere slachtoffers geen feestjes hebben gegeven waarbij derden toegang tot het vakantiehuisje hebben gehad, en dat niemand van hen de verdachte kent.
Het verweer van de raadsvrouw dat het DNA-spoor mogelijk door contaminatie op het laken terecht is gekomen, wordt door het hof verworpen. Het hof ziet in het dossier geen enkele aanwijzing voor contaminatie als door de raadsvrouw geopperd. Uit het dossier blijkt dat de verbalisanten bij binnenkomst in het vakantiehuisje direct de bloedvlek op het laken hebben waargenomen. Het laken is vervolgens in een bruine papieren zak verpakt, waarna de bloedvlek is bemonsterd, veiliggesteld en overgedragen.
Gelet op het voorwerp waarop het bloed is aangetroffen, de locatie daarvan, het korte tijdsverloop waarbinnen het bloed op dat voorwerp is terechtgekomen, het type spoor dat is veiliggesteld en het type DNA-profiel dat uit de bemonstering is verkregen, kwalificeert het hof dit spoor als een daderspoor.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal uit het vakantiehuisje door middel van inklimming.
Ten aanzien van zaak B
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte opzettelijk de twee scooters heeft omgetrapt, nu er geen getuigen zijn die hebben waargenomen dat de verdachte de scooters daadwerkelijk heeft omgetrapt. Daarnaast is de verklaring van de verdachte ten overstaan van de ter plaatse gekomen verbalisanten ‘van horen zeggen’ en heeft de verdachte later verklaard dat hij, terwijl hij onder invloed was, tegen de scooters leunde waarna deze omvielen. De verdachte heeft geen opzet gehad om de scooters te vernielen.
Het hof overweegt als volgt.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op enig moment een scooter hoorde vallen. Toen zij omkeek, zag zij dat een persoon net voorbij deze scooter was gelopen. Vijf seconden later hoorde zij opnieuw een scooter omvallen en een alarm afgaan, waarna zij zag dat dezelfde persoon langs deze tweede scooter was gelopen. Naar aanleiding hiervan heeft zij de politie gebeld.
Toen de verbalisanten ter plaatse kwamen, werden zij door de verdachte aangesproken. De verdachte heeft tegenover hen uit eigen beweging verklaard: “Ik heb een domme fout gemaakt, ik heb in mijn dronken bui twee scooters omgeschopt, dit was onnodig. Ik moet dit rechtzetten. Ik wil het betalen.”
Het hof acht van belang dat uit de waarneming van de getuige volgt dat er een duidelijke tijdspanne zat tussen het omvallen van de eerste scooter en de tweede scooter. Mede in het licht van de hiervoor aangehaalde verklaring van de verdachte acht het hof het dan ook niet aannemelijk dat hier sprake is geweest van een per ongeluk omstoten of een val van de verdachte als gevolg van diens dronkenschap. Het hof is daarom van oordeel dat de verdachte opzettelijk beide scooters heeft omgeschopt en zodoende aan beide scooters kras- en lakschade heeft toegebracht.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte twee scooters heeft beschadigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 4 juli 2021 te [plaats] in een vakantiehuisje diverse gegevensdragers (onder andere van de merken Apple, Beats By Dr. Dré, HP, JBL, Samsung en Sony) en een bril en een scheerapparaat en een (boodschappen)tas, die toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
Zaak B (gevoegd):hij op 16 november 2021 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk twee scooters (met kentekens [kenteken] en [kenteken] ), die toebehoorde(n) aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , heeft beschadigd.
Hetgeen in de zaken A en B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaken A en B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 104 dagen, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in een vakantiehuisje nadat hij daar was binnengeklommen. Dit betreft een ernstig feit dat voor de gedupeerden veel hinder en overlast veroorzaakt en veelal tot schade leidt. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het beschadigen van twee scooters. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte ervan blijk gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2025 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om andermaal strafbare feiten te plegen en weegt in zijn nadeel.
Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de feiten en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 76 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, in beginsel passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in hoger beroep de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Om die reden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 170 dagen, waarvan 66 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.069,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding geheel wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd de vordering af te wijzen, nu is gebleken dat de benadeelde partij reeds schadeloos is gesteld. In geval het hof de schadevergoeding wel toewijst, meent de raadsvrouw dat dit dan enkel heeft te gelden voor de Airpods. De factuur van de MacBook Pro is immers op naam gesteld van een bedrijf dat niet is te relateren aan de benadeelde partij.
Het hof overweegt als volgt.
MacBook Pro 13
Het hof stelt vast dat de aankoopbon van de MacBook niet op naam van de verdachte staat, maar op naam van een bedrijf. Uit de overgelegde stukken blijkt voorts niet wat de relatie is tussen de verdachte en dit bedrijf. Nu niet is gebleken dat de schade aan de MacBook rechtstreeks aan de verdachte is toegebracht, zal het hof de vordering ten aanzien van deze kosten afwijzen.
Airpods
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof heeft bij de begroting van die schade gebruik gemaakt van zijn schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en gaat - nu sprake is van diefstal van elektronische goederen - bij de beoordeling van de vordering, die is onderbouwd met een aankoopbon uit van het uitgangspunt dat sprake is van een afschrijving van 20 % per jaar.
-
Airpods, aankoopdatum 30 november 2019, bedrag € 144,00. De datum van de diefstal is 4 juli 2021. Afschrijving na één jaar: aankoopbedrag € 144,00 minus 20 % = € 115,20. Afschrijving na tweede jaar: € 115,20 minus 20 % = € 92,16.
Naar het oordeel van het hof bedraagt de materiële schade van de benadeelde partij in totaal € 92,16. Uit het dossier blijkt dat de verzekeringsmaatschappij [Naam verzekeringsmaatschappij] op 29 juli 2021 reeds een bedrag van
€ 644,55 aan schade heeft vergoed. Na verrekening van deze vergoeding resteert er geen openstaand schadebedrag. Nu de reeds door de verzekeraar uitgekeerde schadevergoeding het totaal van de gevorderde schade dekt, is er geen grondslag voor toewijzing van de vordering. Het hof zal de vordering van de benadeelde partij daarom afwijzen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.585,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding geheel moet worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering te matigen tot het eigen risico, ter hoogte van € 50,00.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof heeft bij de begroting van die schade gebruik gemaakt van zijn schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en gaat - nu sprake is van onder andere de diefstal van elektronische goederen - bij de beoordeling van de vordering, die voldoende is onderbouwd met aankoopbonnen, uit van het volgende uitgangspunt: afschrijving 20 % per jaar.
-
Laptop met bijbehorende artikelen, aankoopdatum 29 juli 2019. Het hof gaat uit van de op de bon vermelde aankoopprijs van € 1.235,42, nu het hof het gevorderde bedrag van € 1.338,00 voor de betreffende laptop niet heeft kunnen achterhalen. De datum van de diefstal is 4 juli 2021.
Afschrijving na één jaar: aankoopbedrag € 1.235,42 minus 20 % = € 988,34. Afschrijving na tweede jaar: € 988,34 minus 20 % = € 790,67;
-
Apple iPad Pro, aankoopdatum 21 september 2020, bedrag € 1.000,75. De datum van de diefstal is 4 juli 2021. Aankoopbedrag € 1.000,75 minus 20 % = € 800,60;
-
Apple iPad Magic Keyboard, aankoopdatum 26 augustus 2020, bedrag € 375,10. De datum van de diefstal is 4 juli 2021. Aankoopbedrag € 375,10 minus 20 % = € 300,08;
-
Apple Pencil, aankoopbedrag 26 augustus 2020, bedrag € 300,00. De datum van de diefstal is 4 juli 2021. Aankoopbedrag € 300,00 minus 20 % = € 240,00.
De benadeelde partij heeft daarnaast een bedrag van € 200,00 gevorderd ter zake van de diefstal van een luidspreker (merk Beats Pill). De benadeelde partij heeft geen aankoopbon en/of factuur van deze luidspreker overgelegd. Daarom zal het hof gebruik maken van zijn schattingsbevoegdheid om de materiële schade naar redelijkheid vast te stellen. Het hof zal onder de gegeven omstandigheden het schadebedrag schatten en naar algemene ervaringsregels vaststellen op € 100,00.
Naar het oordeel van het hof bedraagt de materiële schade van de benadeelde partij in totaal € 2.231,35.
Uit het dossier blijkt dat de verzekeringsmaatschappij een bedrag van € 1.450,00 aan schade heeft vergoed. Na verrekening resteert een openstaand bedrag van € 781,35. De verdachte is gehouden tot vergoeding van dit resterende bedrag, zodat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €781,35 zal worden toegewezen.
Voor het overige zal het hof de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2021 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van
€ 500,00, te vervangen door 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet geen aanleiding de vordering af te wijzen. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-298820-21 en in de zaak met parketnummer 15-325287-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-298820-21 en in de zaak met parketnummer 15-325287-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
170 (honderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
66 (zesenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-298820-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 781,35 (zevenhonderdeenentachtig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-298820-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 781,35 (zevenhonderdeenentachtig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 4 juli 2021.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2021, parketnummer 13-297000-20, te weten van:
een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van
€ 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.J Hofstee, mr. H.A. van Eijk en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juli 2025.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.