ECLI:NL:GHAMS:2025:2146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
23-001758-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf en vordering tot tenuitvoerlegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 juni 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 103 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof bevestigde het vonnis, maar voegde artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toe aan de toepasselijke wetsartikelen en wijzigde de opgelegde straf. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging en vernieling, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Het hof overwoog dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden en matigde de gevangenisstraf tot 135 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete afgewezen, omdat deze al in een andere zaak was toegewezen. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de aanpassingen die waren gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001758-22
datum uitspraak: 7 juli 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2022 in de strafzaak onder de parketnummers
13-063919-22 en 13-297000-20 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 juni 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wetsartikelen;
  • de bewijsmiddelen na het eventueel instellen van beroep in cassatie zal uitwerken in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 103 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft de politierechter bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 96 dagen, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft – indien het hof tot een bewezenverklaring komt – verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in deze zaak schuldig gemaakt aan twee bedreigingen en een vernieling. De verdachte heeft allereerst een barman bedreigd door met kracht een vol blik bier naar hem te gooien. Daarna heeft de verdachte in een ander café een politieagent die vanwege het eerste incident het café wilde betreden op zoek naar de verdachte, bedreigd door met een barkruk tegen een glazen deur te gooien. De ruit van die deur is daardoor vernield. Door zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers en aanwezige cafébezoekers veroorzaakt. Aangevers zijn met het handelen van de verdachte geconfronteerd terwijl zij aan het werk waren, hetgeen het hof de verdachte aanrekent. Daarnaast heeft de verdachte geheel onnodig overlast en schade veroorzaakt en heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juni 2025 is hij eerder ten aanzien van gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, gelet op de aard en de ernst van de feiten en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 140 dagen, waarvan 44 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest, in beginsel passend en geboden.
Het hof stelt echter vast dat in hoger beroep de redelijke termijn voor de behandeling van een strafzaak, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is overschreden. Om die reden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 135 dagen, waarvan 39 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2021 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van
€ 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden afgewezen in deze zaak, indien zij in de vandaag gelijktijdig behandelde zaak tegen de verdachte (parketnummer 23-000598-22) wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt vast dat de vordering tot tenuitvoerlegging reeds bij arrest van 7 juli 2025, gewezen in de zaak met parketnummer 23-000598-22, is toegewezen. Nu is gebleken dat de vordering al bij een andere rechterlijke uitspraak (betreffende de voornoemde zaak met parketnummer 23-000598-22) is toegewezen, zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
135 (honderdvijfendertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
39 (negenendertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 22 mei 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 januari 2021, parketnummer 13-297000-20, voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E.J Hofstee, mr. H.A. van Eijk en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Vermeijden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 juli 2025.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
.