Het geschil van partijen dient te worden bezien in het licht van de uitoefening van het gezamenlijk gezag. In dergelijke geschillen dient de rechter een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het bezwaar van de vrouw tegen de [school 2] met name gelegen is in de reisafstand tussen deze school en haar woning. De vrouw stelt dat zij is aangewezen op het openbaar vervoer en per enkele reis ongeveer drie kwartier onderweg is. Het reizen valt [minderjarige 1] zwaar. Op de terugweg uit school valt zij regelmatig in slaap in de bus, waardoor zij in de avond lastiger in slaap komt. Als zij dichterbij de woning van de vrouw naar school zou gaan, heeft zij de helft van de schoolweek nagenoeg geen reistijd. Bovendien is het dan voor haar makkelijker om met klasgenootjes – die meer in de buurt van school zullen wonen – af te spreken. De man kan beschikken over een auto, waardoor het voor hem weinig verschil maakt of hij vanuit zijn woning naar een school in [plaats B] rijdt of naar een school in [plaats A] , aldus de vrouw.
De man betwist dat hij telkens over een auto kan beschikken. Ook hij is regelmatig aangewezen op het openbaar vervoer en de fiets. Als [minderjarige 1] naar een school in [plaats A] zou gaan, zou hij twee keer zo ver moeten fietsen, dan wel twee keer zoveel kosten moeten maken voor het openbaar vervoer. Het gebrek aan eigen vervoer levert voor beide partijen een even groot probleem op, zodat dit feit niet in het voordeel van de vrouw kan meewegen, aldus de man.
De voorzieningenrechter heeft in dit kader overwogen dat als [minderjarige 1] in [plaats B] naar school gaat de reistijd van en naar school voor haar elke dag ongeveer hetzelfde zal zijn, of zij nu bij haar vader of haar moeder verblijft, dat dit zorgt voor een soort evenwicht tussen beide omgevingen en naar verwachting de meeste rust zal geven.
Dit oordeel komt het hof niet onbegrijpelijk voor. Uit het voorgaande volgt dat de verstandhouding en communicatie tussen partijen al langere tijd te wensen overlaat en dat [minderjarige 2] inmiddels gedrag laat zien waaruit blijkt dat hij last heeft van de situatie tussen zijn ouders. Over [minderjarige 1] zijn nog geen specifieke zorgen geuit, maar zij groeit op in dezelfde situatie. Duidelijk is dat er rust dient te komen in de situatie van de kinderen.
Daarbij komt dat het hof is gebleken dat de moeder tegen de [school 2] zelf geen bezwaren heeft. Beide partijen zijn het erover eens dat [minderjarige 1] het naar haar zin heeft op die school en dat zij zich daar goed ontwikkelt. De omstandigheid dat [minderjarige 1] minder reistijd van en naar school heeft in het geval zij naar een school gaat die is gelegen in de nabijheid van de woning van de vrouw, weegt naar het oordeel van het hof op dit moment niet op tegen de onrust die een schoolwisseling met zich meebrengt. Bovendien gaat dit voordeel slechts op voor de helft van de week, omdat zij de andere helft van de week bij de man doorbrengt. Op die dagen heeft [minderjarige 1] dan nog steeds een aanzienlijke reistijd van en naar school. Aan dit oordeel doet niet af dat de man vaker dan de vrouw kan beschikken over een auto en zich daardoor sneller tussen zijn woning en de school kan verplaatsen. Ter zitting in hoger beroep heeft de man immers onweersproken gesteld dat zijn partner een deel van de ritten voor haar rekening neemt, omdat haar dochter op dezelfde school zit. Dit zal niet langer het geval zijn als [minderjarige 1] naar een school in [plaats A] gaat.
Dat de man de co-ouderschapsregeling niet correct nakomt waardoor [minderjarige 1] vaker bij de vrouw dan de man verblijft – zoals de vrouw stelt – is het hof niet (voldoende) gebleken. Bovendien is dit een verwijt dat partijen elkaar over en weer maken.
Verder stelt het hof vast dat partijen in het verleden voor [minderjarige 2] ook hebben gekozen voor een basisschool gelegen op ongeveer gelijke afstand van beider woningen. In dat licht bezien ligt de keuze voor een school voor [minderjarige 1] in [plaats B] voor de hand.
Zoals het hof hiervoor ook al heeft geconstateerd, is de verstandhouding tussen partijen verstoord geraakt. Het is in het belang van de kinderen noodzakelijk dat hierin verandering komt. Zoals het hof partijen al op de zitting in hoger beroep heeft voorgehouden, is het van belang dat partijen leren te communiceren op ouderniveau, zonder elkaar verwijten te maken. Partijen moeten – in het belang van de kinderen – leren om met elkaar in overleg te treden en in samenspraak tot afspraken over de kinderen te komen. Het hof geeft partijen dan ook dringend in overweging de gesprekken met het Sociaal Team voort te zetten en alle voorgestelde hulpverlening aan te grijpen om de situatie voor de kinderen te verbeteren.