In deze zaak heeft [appellant 1] een horecaonderneming gekocht van [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 1] vordert betaling van het onbetaald gebleven deel van de koopprijs. [appellant 1] heeft verweer gevoerd en in een eerder tussenarrest heeft het hof beslissingen genomen over de meeste geschilpunten. Het hof heeft [appellant 1] toegelaten te bewijzen dat hij een bedrag van € 35.000,- contant heeft betaald. In het eindarrest oordeelt het hof dat het bewijs niet is geleverd. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 26 maart 2024 voor het procesverloop tot die datum. Getuigenverhoren hebben plaatsgevonden, maar de verklaringen van [appellant 1] en zijn echtgenote worden niet of onvoldoende ondersteund door andere getuigen. Het hof concludeert dat de betaling niet bewezen is en dat de grieven van [appellant 1] geen doel treffen. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd en de gewijzigde eis van [appellant 1] wordt afgewezen. De proceskosten worden toegewezen aan de partijen in overeenstemming met de uitkomst van de procedure.