ECLI:NL:GHAMS:2025:2251

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
200.351.214/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling tussen minderjarigen en hun vader na beëindiging van contact

In deze zaak gaat het om de omgang van de zestienjarige [minderjarige 1] en de vijftienjarige [minderjarige 2] met hun vader. De vader heeft in eerste aanleg een verzoek ingediend tot het vaststellen van een omgangsregeling, maar dit verzoek is door de rechtbank Noord-Holland afgewezen in een beschikking van 22 november 2024. De vader is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. De moeder is het wel eens met de afwijzing van de omgangsregeling. Tijdens de procedure in hoger beroep hebben de kinderen hun mening kenbaar gemaakt, waarbij zij hebben aangegeven geen contact meer met hun vader te willen. Het hof heeft de zitting op 9 juli 2025 gehouden, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft aangegeven dat hij respect heeft voor de beslissing van de kinderen, maar dat hij het contact met hen belangrijk vindt en daarom het hoger beroep niet intrekt. De moeder heeft betoogd dat een omgangsregeling niet in het belang van de kinderen is, gezien hun leeftijd en het feit dat zij sinds augustus 2020 geen contact meer met hun vader hebben gehad. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat gedwongen contact met de vader als een contra-indicatie voor de ontwikkeling van de kinderen wordt gezien. Het hof heeft het advies van de raad gevolgd en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het heeft geoordeeld dat er onder de huidige omstandigheden geen ruimte is voor een omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.351.214/01
zaaknummer rechtbank: C/15/328448 / FA RK 22-2429
beschikking van de meervoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak van
[de vader], wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt te Ruinerwold,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] , en
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de omgang van de zestienjarige [minderjarige 1] en de vijftienjarige [minderjarige 2] (hierna: de kinderen) met hun vader.
1.2
De rechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 22 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
De vader is het daar niet mee eens en wil dat er een omgangsregeling wordt vastgesteld.
De moeder is het wel eens met de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 13 februari 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 14 april 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
De kinderen zijn in de gelegenheid gesteld hun meningen kenbaar te maken. Beide kinderen hebben hiervan gebruik gemaakt. De kinderen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling in aanwezigheid van de griffier met de voorzitter gesproken. De voorzitter heeft tijdens de mondelinge behandeling de inhoud van de twee gesprekken zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4
De zitting heeft op 9 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2009, te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2010, te [plaats C] .
De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die is beëindigd.
3.2
De vader heeft de kinderen erkend.
3.3
De moeder heeft van rechtswege het gezag over de kinderen en zij wonen bij haar.
3.4
De ouders zijn op de zitting van 26 juli 2022 in het kader van het zogenoemd Uniform hulpaanbod (UHA) door de rechtbank verwezen naar het lokale team van de gemeente om te werken aan onbelast contact(herstel) tussen de vader en de kinderen.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 3 augustus 2022 is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag over de kinderen te worden belast afgewezen. Ook is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Tot slot is het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen aangehouden in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met de kinderen afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking voor zover daarbij het verzoek van de vader om een omgangsregeling vast te stellen is afgewezen, alsnog een omgangsregeling vast te stellen zoals in eerste aanleg verzocht, dan wel zoals het hof in goede justitie zal bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:377a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vaststelt dan wel het recht op omgang ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd.
Uit het derde lid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De standpunten
5.2
De vader stelt in hoger beroep te zijn gegaan om de kinderen te laten zien dat hij zich tot het uiterste heeft ingespannen voor een omgangsregeling. De vader wil contact met de kinderen, en hij zou graag van de kinderen zelf willen horen of zij ook contact met hem willen. De kinderen hebben nu bij de voorzitter aangegeven dat zij geen contact meer met hun vader willen. De vader vindt het positief dat de kinderen in hoger beroep zijn gehoord en respecteert hun mening met pijn in zijn hart. De vader trekt het hoger beroep niet in, omdat hij aan de kinderen niet het signaal wil afgeven dat hij het contact niet belangrijk vindt. Hij wil niet dat ze de indruk krijgen dat hij de kinderen loslaat.
5.3
De moeder voert aan dat het vaststellen van een omgangsregeling niet in het belang is van de kinderen. De kinderen zijn inmiddels 15 en 16 jaar oud en hebben hun vader sinds augustus 2020 niet meer gezien. De kinderen zijn op een leeftijd dat zij, wanneer zij contact willen met hun vader, zelf contact zouden kunnen opnemen. De vader heeft niets ondernomen om tot contactherstel tussen hem en de kinderen te komen en legt het initiatief bij de kinderen. Als de kinderen geen initiatief nemen, omdat zij dat niet willen, kan hij dat niet accepteren en stelt hij dat de kinderen door derden worden tegengehouden. De vader heeft de kinderen fysiek mishandeld en weigert medewerking aan hulpverlening, aldus nog steeds de moeder.
Het advies van de raad
5.4
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. Gelet op de leeftijd van de kinderen kunnen zij nu niet gedwongen worden om het contact met de vader aan te gaan. Dat wordt op dit moment als een contra-indicatie voor hun ontwikkeling gezien.
Het oordeel van het hof
5.5
Het hof volgt het advies van de raad en zal de bestreden beschikking bekrachtigen. De kinderen hebben aangegeven geen contact meer met de vader te willen en de vader heeft gezegd dit te zullen respecteren. Bij deze stand van zaken en gelet op de leeftijd van de kinderen ziet het hof onder deze omstandigheden geen ruimte voor een omgangsregeling in welke vorm dan ook. Een omgangsregeling is, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld, in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank van 22 november 2024;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif als griffier en is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.