ECLI:NL:GHAMS:2025:2272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
200.351.627/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en informatieregeling in geschil tussen ouders over hoofdverblijfplaats en contact met kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om de zorgregeling en hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], van wie de ouders, de moeder en de vader, in een echtscheiding verwikkeld zijn. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader zouden hebben, zonder zorgregeling voor de moeder, behoudens door de kinderen gewenste contactmomenten. De moeder is het niet eens met deze beslissing en verzoekt om een zorgregeling van week-op-week-af, terwijl de vader de bestreden beschikking wenst te handhaven en de informatieregeling stop te zetten. Het hof heeft de zaak op 26 augustus 2025 behandeld, waarbij de moeder, de vader, hun advocaten, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. Het hof heeft de grieven van de moeder verworpen en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De moeder heeft onvoldoende bewijs geleverd dat contact met haar in het belang van de kinderen zou zijn, en het hof heeft geconcludeerd dat het forceren van contact met de moeder schadelijk kan zijn voor de kinderen. De vader is verantwoordelijk voor het welzijn van de kinderen en moet de moeder op de hoogte houden van belangrijke zaken, maar de rechtbank heeft de informatieregeling bevestigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.351.627/01
zaaknummers rechtbank: C13/742248 / FA RK 23-7621 (HH / MG)
C13/729501 / FA RK 23-975
C13/742246 / FA RK 23-7619
beschikking van de meervoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. B.J. Davidse te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. M.C. Koetze te Doorn.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] , hierna: [minderjarige 1] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] , hierna: [minderjarige 2] ;
- drs. [curator] , kantoorhoudende te [plaats A] , hierna te noemen: de bijzondere curator.
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Raad voor de Kinderbescherming [plaats A] ,
hierna: de raad.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen, de informatieregeling en de proceskosten.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in een beschikking van 25 november 2024 (hierna: de bestreden beschikking) bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vader en dat geen zorgregeling tussen de moeder en de kinderen meer zal bestaan, behoudens eventueel door de kinderen gewenste zorgmomenten en/of contacten. Tot slot heeft de rechtbank de frequentie van de informatieregeling verlaagd naar één keer per maand.
De moeder is het daarmee niet eens en wil dat één van de kinderen de hoofdverblijfplaats bij haar heeft. Verder verzoekt de moeder een week-op-week-af-zorgregeling met een verdeling bij helfte van de vakanties en feestdagen. De vader is het wel eens met de bestreden beschikking met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, maar vindt dat de informatieregeling volledig stopgezet moet worden en verzoekt daarnaast nog een veroordeling van de moeder in zowel de kosten van de procedure bij de rechtbank als de kosten van het hoger beroep .

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 25 februari 2025 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 9 mei 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De moeder heeft op 26 juni 2025 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 1 juli 2025, met een bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 2 juli 2025, met een bijlage.
2.5
De voorzitter heeft op 8 juli 2025 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken, in het bijzijn van de griffier. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter een zakelijke weergave gegeven van de inhoud van deze gesprekken.
2.6
De zitting heeft op 11 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de bijzondere curator,
- de raad, vertegenwoordigd door F. Dekkers.
De advocaat van de moeder heeft een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit het in 2017 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2008 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2010 te [plaats A] ,
verder gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.
3.2
Bij beschikking van 3 mei 2023 heeft de rechtbank de bijzondere curator benoemd voor de
duur van drie maanden met betrekking tot [minderjarige 1] . Voorts is een voorlopige zorgregeling bepaald waarbij [minderjarige 1] met ingang van 2 juni 2023 de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader zal zijn, waarbij het wisselmoment op vrijdag uit school zal zijn en als er geen school is om 12:00 uur zal zijn. De rechtbank heeft de beslissing met betrekking tot een definitieve zorgregeling aangehouden in afwachting van het onderzoek van de bijzondere curator.
3.3
Bij beschikking van 21 november 2023 heeft de rechtbank de voorlopige zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] tijdelijk opgeschort, is een raadsonderzoek gelast en is bepaald dat de bijzondere curator haar taak zal voortzetten, ook als bijzondere curator van [minderjarige 2] . De procedure is pro forma aangehouden tot 5 augustus 2024 in afwachting van het raadsrapport.
3.4
Aan het proces-verbaal van schikking in kort geding van de voorzieningenrechter van 22 april 2024 zijn informatieafspraken tussen de ouders van 16 april 2024 gehecht, onder meer inhoudend dat driewekelijks informatie over de kinderen wordt verstrekt.
3.5
De raad heeft op 13 juni 2024 een rapport uitgebracht.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover hier van belang, op het verzoek van de vader:
- bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader;
- de zorgregeling ten aanzien van de kinderen gewijzigd, in die zin dat er behoudens eventuele door de kinderen gewenste zorgmomenten en/of contacten met de moeder geen zorgregeling zal bestaan. De moeder had verzocht de schorsing van de voorlopige zorgregeling zoals door de rechtbank bepaald bij beschikking van 21 november 2023, op te heffen.
Daarnaast heeft de rechtbank de bij proces-verbaal van schikking van 22 april 2024 vastgelegde informatieregeling gewijzigd, in die zin dat de frequentie waarin informatie moet worden gedeeld wordt verlaagd van één keer per drie weken naar één keer per maand en wel op de eerste dinsdag van een maand, te beginnen op 3 december 2024.
De vader had verzocht de informatieregeling stop te zetten.
4.2
De moeder verzoekt in het principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair:
1. een zorgregeling vast te stellen, van week op - week af overeenkomstig het advies van de
raad zoals opgenomen in het rapport van 13 juni 2024 waarbij de kinderen de ene week bij de vader verblijven en na school op vrijdag naar de moeder gaan en een week bij haar verblijven;
en ingeval van een dag die geen schooldag is, om 12.00 uur en daarnaast
2. een vakantieregeling vast te stellen waarbij de vakantieweken per schooljaar bij helfte over
de ouders verdeeld worden en de voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie
jaarlijks wisselen, zodanig dat ervan uitgaande dat de meivakantie 2 weken is, in het jaar waarin dekinderen de meivakantie bij één ouder zijn, zij de voorjaarsvakantie en herfstvakantie bij de andere ouder zijn. Voorts verzoekt de moeder de kerstvakantie jaarlijks zó te verdelen dat de eerste week waarin kerst gevierd wordt bij de ene ouder wordt gespendeerd en de tweede week waarinoud/ nieuw valt, bij de ander ouder, waarbij dat jaarlijks wisselt. Zo ook met jaarlijkse zomervakantie en de eerste en tweede helft daarvan;
3. te bepalen dat de ouders in schoolweken elkaar wekelijks uiterlijk om 12.00 uur van de
vrijdag waarop de kinderen overgaan, informeren conform het format dat tot aan 2023 bij
de ouders in gebruik was;
4. te bepalen dat beide ouders elkaar over en weer een machtiging geven om zelfstandig
medische hulp of behandeling te kunnen verlenen;
5. te bepalen dat van één kind de hoofdverblijfplaats bij de moeder bepaald zal worden en van één kind bij de vader;
en bovenstaande voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
En aanvullend:(het hof begrijpt: primair) ingeval het hof het noodzakelijk acht geïnformeerd te worden over mogelijke wetenschappelijk gevalideerde en/of evidence-based klinische interventies die de kinderen ende moeder kunnen helpen, gelet op de huidige ernstige mate van contactverlies, om tot contactherstel en tot herstel van hun band te komen, en
subsidiair ingeval het hof nader geïnformeerd wenst te worden alvorens de zorgregeling te kunnen vaststellen over de oorzaken voor het contactverlies tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en de moeder, en over de wijzen waarop in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] welzijn op langere termijn, de dynamiek van (dreigend) contactverlies voor hen doorbroken kan worden:
- een ter zake gespecialiseerd deskundige, bij voorkeur een klinisch gedragsdeskundige met psychodiagnostische vaardigheden – desnoods ingevolge art. 1:250 BW als bijzonder curator te benoemen - bevoegd en getraind om de MASIC af te nemen, de MASIC af te laten nemen (en indien wenselijk en/of behulpzaam voor de kinderen: het NICHD- interview) zowel om te adviseren over (mogelijke oplossingen voor) contactherstel, als ten behoeve van het juist in kaart brengen van de authentieke behoeftes en belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , dat laatste mede
zodat beide ouders die in hun ouderschap over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mee kunnen nemen, en
de beslissing voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.3
De vader verzoekt in het principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel de verzoeken van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling te bekrachtigen.
4.4
De vader verzoekt in het incidenteel hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat:
1. de tussen partijen gemaakte afspraak omtrent de weekmail, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de rechtbank van 22 april 2024 te wijzigen, in die zin dat de vader niet langer gehouden is om de moeder conform deze afspraak te informeren;
ll. de moeder te veroordelen in de werkelijke proceskosten (primair), van onderhavig geding en de procedure in eerste aanleg, dan wel (subsidiair) deze kosten tegen liquidatietarief, te weten een bedrag van minstens € 25.000,-.
4.5
De moeder verzoekt in het incidenteel hoger beroep de verzoeken van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven in principaal hoger beroep en in incidenteel hoger beroep, gelet op hun inhoud en onderlinge samenhang, hierna gezamenlijk bespreken.
Procesreglement gerechtshoven en procedurele gang van zaken bij de rechtbank
5.2
De moeder stelt dat het verweerschrift dat de vader heeft ingediend 24 pagina’s omvat en pas op de laatste anderhalve pagina de verzoeken in incidenteel hoger beroep bevat. Daarmee overschrijdt het processtuk de in het geldende procesreglement opgenomen richtlijn voor een gecombineerd processtuk, dat uitgaat van een omvang van 15 pagina’s voor het verweerschrift en 15 pagina’s voor het incidenteel appel.
Voorts heeft de moeder over de procedure bij de rechtbank – kort samengevat - naar voren gebracht dat de rechtbank onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot de procespositie van de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank termijnen niet gehandhaafd en de duur van de procedure onnodig vertraagd. Tot slot is sprake van een ondeugdelijke en onbehoorlijke oproeping van de moeder en strijd met de fundamentele (proces)rechtsbeginselen, aldus de moeder.
5.3
Het hof verwerpt de grief van de moeder die ziet op het aantal pagina’s van het processtuk van de vader. Uit artikel 1.1.10.1 van het ‘Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven’ volgt dat in het geval bij een verweerschrift incidenteel hoger beroep wordt ingesteld, het beroepschrift in incidenteel hoger beroep en het verweerschrift in incidenteel hoger beroep ieder niet meer dan 15 bladzijden beslaan. Het gecombineerde processtuk van de vader (verweerschrift en incidenteel hoger beroep) neemt in totaal 23 pagina’s in beslag, waarvan drie pagina’s zien op het beroepschrift in incidenteel hoger beroep, en dus ruimschoots binnen grens van 15 pagina’s. Waar de moeder stelt dat ook het verweerschrift van de vader niet meer dan 15 pagina’s mag beslaan, berust dat op een onjuiste lezing van de betreffende bepaling in het procesreglement. De beperking tot 15 pagina’s ziet immers alleen op de processtukken in het incidenteel hoger beroep en niet op het verweerschrift van de vader in het principale hoger beroep.
Vervolgens overweegt het hof ten aanzien van de door de moeder aangevoerde grieven tegen de gang van zaken bij de rechtbank, zoals onzorgvuldige behandeling van de moeder door de rechtbank, ondeugdelijke onbehoorlijke oproeping, strijdigheid met het beginsel van hoor en wederhoor en fundamentele (proces)rechtsbeginselen, dat het hoger beroep mede is bedoeld om fouten en omissies in de procedure bij de rechtbank te herstellen. Wat er ook te zeggen valt over de gang van zaken bij de rechtbank, de moeder heeft in dit hoger beroep voldoende tijd en gelegenheid gekregen haar standpunt toe te lichten, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt. Deze grieven van de moeder treffen dan ook geen doel en kunnen niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.
Het wettelijk kader
5.4
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) in verbinding met art. 253a BW, voor zover thans van belang, kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
Verder kan in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt De rechter kan eveneens op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen of wijzigen die betrekking heeft op:
* de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
* de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
5.5
Tussen de ouders is niet in geschil dat sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:377e BW.
Zorgregeling
Standpunten
5.6
De moeder heeft gesteld dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door ambtshalve te bepalen dat geen zorgregeling wordt vastgesteld. Verder heeft de moeder aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het handhaven van rust, door geen contactregeling vast te leggen voor de kinderen, zwaarder weegt dan het bevorderen van contactherstel met de moeder. Dit oordeel is gebaseerd op vermeende signalen van onveiligheid en spanningen bij de kinderen, zonder dat deze signalen zijn omschreven of concreet gemaakt. Voorts heeft de rechtbank, door te bepalen dat geen zorgregeling zal bestaan behoudens eventueel door de kinderen gewenste momenten, ervoor gezorgd dat de volledige regie over contactherstel bij de kinderen komt te liggen. Dit is in strijd met de bepaling van artikel 8 van het EVRM en de wettelijke uitgangspunten van artikel 1:377a BW en onverenigbaar met de ontwikkelingsbehoeften van de kinderen en de plicht van de rechtbank om actief bij te dragen aan het herstel van ouder-kindrelaties. De in de wet genoemde ontzeggingsgronden zijn limitatief en laten geen ruimte de keuze voor omgang volledig bij de kinderen te leggen. De rechtbank heeft de hulpverlening die zou kunnen bijdragen aan contactherstel buitenspel gezet. Er was en is geen hulpverlening die ziet op begeleiding of ondersteuning van de kinderen of de ouders. Dit heeft de kansen op succesvol contactherstel aanzienlijk verkleind. Kern van de problematiek bij de verzoeken om een zorgregeling, is de dynamiek van (dreigend) contactverlies. Kenmerkend in het proces van het ontstaan van dit (dreigend) verlies aan contact is, dat één kind, meerdere kinderen, of alle kinderen uit een gezin aangeven minder of geen omgang meer te willen met één van de ouders, en meer of zelfs alleen maar omgang te willen met de andere ouder. Hiervan is ook sprake bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zoals ook de Raad constateert in zijn rapportage van 13 juni 2024. Tot slot heeft de vader zonder de moeder te informeren, eind december 2023 het adres van de kinderen gewijzigd bij de registers van de burgerlijke stand, waardoor de hoofdverblijfplaats van beide kinderen nu bij hem is. Eerlijker is het als het ene kind bij de vader is ingeschreven en het andere kind bij de moeder, aldus de moeder.
5.7
De vader heeft aangevoerd dat de rechtbank voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd waarom het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet in hun belang is om gedwongen omgang te hebben met de moeder. Hierbij kan en mag worden afgeweken van het advies van de raad, voor zover hier sprake van is. De raad erkent namelijk ook dat druk leggen op contact met de moeder niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Met betrekking tot hulpverlening heeft de bijzondere curator in een vroeg stadium aangeboden om met de kinderen en met de ouders te praten om te kijken of zij iets kon betekenen in het contactherstel. De moeder heeft dit echter afgewezen. Ook na afloop van het tussentijds hoger beroep is hulp aangeboden vanuit de raad, specifiek voor partijen als ouders. Ook dit traject heeft de moeder vroegtijdig beëindigd. Daarnaast heeft [minderjarige 1] altijd contact gehad met zijn contactpersoon van het Ouderkind-Team (OKT) en heeft [minderjarige 2] hulp gezocht bij een psychosociaal therapeut, met wie nog wekelijks praat. De vader heeft ook gesprekken met een psycholoog. De moeder heeft de huidige afstand tussen haar en de kinderen zelf veroorzaakt en geen gebruik gemaakt van de verschillende handreikingen die haar zijn gedaan om hierin verbetering te brengen. De vader wil de rol van de moeder niet minimaliseren. De vader is vooral bezig om de kinderen op het juiste pad te houden en zorgen dat het goed met ze gaat. Dat sprake zou zijn van ouderverstoting is de beleving van de moeder. Nooit heeft iemand die conclusie getrokken. Met betrekking tot de hoofdverblijfplaats stelt de vader dat de kinderen meer dan de helft van het kalenderjaar 2023 volledig bij hem hebben gewoond. Hieruit volgt dat de kinderen bij de vader ingeschreven moeten worden. Daarbij komt dat de vader ook al sinds maart 2023 alle kosten van de kinderen voor zijn rekening neemt. Verder heeft de vader bijna een vaccinatie voor de kinderen gemist, omdat de post hiervoor verzonden werd naar het adres van de moeder. De vader vindt het belangrijk om alle belangrijke post van de kinderen op zijn adres te ontvangen. De juridische en feitelijke situatie dienen overeen te komen, aldus de vader.
5.8
De bijzondere curator heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat zij de kinderen al enige tijd kent en daardoor bij [minderjarige 1] ziet dat hij zich de laatste tijd mentaal heeft ontwikkeld en is gegroeid. Hij beleeft de situatie nu ook anders. Voorheen wilde [minderjarige 1] een andere rol in het gezin en betrokken zijn bij besluitvorming als het over hem ging. Nu heeft [minderjarige 1] meer zorgen over de situatie en alle betrokkenen. Hij is bereid tot een gesprek met de moeder om beter te begrijpen wat er aan de hand is en om te kijken of er iets kan veranderen. In welke vorm dat gesprek dient te worden gegoten, is een kwestie van afstemming. De bijzondere curator acht [minderjarige 1] ertoe in staat om samen met de moeder te bespreken welke derde persoon bij dat gesprek aanwezig zou moeten zijn.
[minderjarige 2] heeft momenteel geen behoefte aan contact met de moeder. Zij heeft een aantal gebeurtenissen te verwerken. Zo heeft zij een skiongeluk gehad en is zij blijven zitten op school. [minderjarige 2] is wel met emoties bezig en met wat er in het verleden is gebeurd en wat dat met haar doet. [minderjarige 2] hecht ook aan de gesprekken met haar therapeut, aldus de bijzondere curator.
Advies van de raad
5.9
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de raad weliswaar in eerste aanleg naar voren heeft gebracht dat een co-ouderschap kan worden vastgelegd zoals [minderjarige 1] dat in 2022 heeft gevraagd, maar dat daarbij moet worden opgemerkt dat daardoor thans de feitelijke verantwoordelijkheid bij de kinderen komt te liggen. Nu [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aangegeven dat het contact met de moeder ingewikkeld is, is het aan de ouders om daarbij aan te sluiten en het verlies te nemen op het moment dat het anders uitpakt. Het is aan de ouders en met name de moeder om zich af te vragen of druk leggen op contact op de lange termijn leidt tot duurzaam contactherstel.
Voorts heeft de raad naar voren gebracht dat het belangrijk is dat de ouders hulp vinden om uiteindelijk weer met elkaar in gesprek te kunnen. Zij zijn al jaren geleden uit elkaar gegroeid.
Ook moet weer contactherstel plaatsvinden tussen de moeder en de kinderen. Onderhavige juridische procedure is niet helpend hierbij. Hier komt geen oplossing uit, ongeacht of het hof de verzoeken van de moeder toe- of afwijst. De kinderen willen serieus genomen worden. [minderjarige 1] staat wel open voor een gesprek met de moeder. Voor de moeder is het ingewikkeld om een gesprek aan te gaan met [minderjarige 1] gezien alle gebeurtenissen, dus dat moet de moeder aanpakken met hulp van een professional. Deze persoon moet voorkomen dat het weer fout gaat, want iedere keer weer een teleurstelling in het contact met de moeder is funest voor de kans van slagen van het contactherstel.
Beoordeling door het hof
5.1
Het hof overweegt als volgt. Het hof volgt de vader niet in zijn betoog dat het aanvullende primaire en subsidiaire verzoek van de moeder in het principaal hoger beroep niet voor het eerst in hoger beroep zou mogen worden gedaan omdat dat in strijd met de goede procesorde zou zijn. Nu de moeder in eerste aanleg zowel bij brief van 25/26 oktober 2023 als bij aanvullend verzoekschrift van 4 oktober 2024 een aantal zelfstandige verzoeken heeft gedaan, komt aan haar op grond van het bepaalde in artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 283 Rv de bevoegdheid toe om in hoger beroep haar verzoek te veranderen of te vermeerderen. Anders dan de vader stelt, is het hof van oordeel dat de vermeerdering met deze verzoeken niet in strijd is met de goede procesorde. De moeder is dan ook ontvankelijk in deze verzoeken.
5.11
Het hof verwerpt de grief van de moeder dat de rechtbank buiten de rechtsstrijd is getreden. De vader heeft in zijn brief van 8 oktober 2024 verzoeken ingediend onder meer strekkende tot wijziging van de zorgregeling in die zin dat geen structurele regeling tussen de moeder en de kinderen geldt..
5.12
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen met betrekking tot de zorgregeling tussen de moeder en de kinderen, zodat geen aanleiding bestaat een gespecialiseerd deskundige te benoemen - om het hof van informatie te voorzien over de oorzaken van contactverlies van de kinderen met de moeder en de wijze waarop dat (dreigend) contactverlies doorbroken kan worden - en de zaak daartoe aan te houden, zoals door de moeder (aanvullend en subsidiair) is verzocht.
5.13
Het hof overweegt verder als volgt. Het is in beginsel in het belang van kinderen dat zij met beide ouders (bestendig) contact hebben. Gebleken is dat de moeder en de kinderen inmiddels al 2,5 jaar nauwelijks tot geen contact meer met elkaar hebben en dat al de nodige hulpverlening betrokken is geweest, wat niet heeft geleid tot relatie- en contactherstel met de moeder. Zo heeft de rechtbank een bijzondere curator aangesteld die meerdere keren met de kinderen heeft gesproken. [minderjarige 1] had contact met een kind- en ouderadviseur van het OKT en [minderjarige 2] wordt begeleid door een psychosociaal therapeut, met wie zij thans één keer in de twee weken spreekt. Ook de vader spreekt met een psycholoog. De bijzondere curator heeft, evenals eerder de raad in zijn rapport van 13 juni 2024, de ouders geadviseerd een gezamenlijk hulptraject in te gaan door middel van oudergesprekken, maar dat heeft de moeder afgehouden. Het hof begrijpt dat zij eigenlijk niet (meer) met de vader in (twee)gesprek wil. Ook de inspanningen van de bijzonder curator om behulpzaam te zijn bij een of meerdere gesprekken tussen ouder(s) en kinderen zijn vruchteloos gebleken.
Het hof ziet, net als de rechtbank, dat de moeder contact zoekt met de kinderen, maar daarbij voorbij gaat aan hun grenzen waardoor de afstand steeds groter wordt. Voorafgaand aan de zitting in hoger beroep heeft de voorzitter afzonderlijk met beide kinderen gesproken. In dat gesprek heeft [minderjarige 2] verklaard dat de moeder haar veel verdriet heeft gedaan en dat zij veel stress krijgt van contact met haar. Het is moeilijk voor haar de goede kanten van haar moeder los te zien van de negatieve ervaringen met haar. [minderjarige 2] wil dan ook geen verplichte contactregeling en de situatie houden zoals de rechtbank heeft bepaald in de bestreden beschikking.
[minderjarige 1] heeft verklaard dat hij bij de vader wil wonen, Hij heeft op enig moment wel contact gezocht met zijn moeder, maar zij is daarop niet ingegaan. Het procederen van de moeder is volgens [minderjarige 1] ook niet helpend voor hun band, het lijkt of ze hem en zijn zusje juist tegenwerkt. De moeder behandelt [minderjarige 2] en hem als kleine kinderen, zij heeft haar gedrag niet aangepast aan hun ontwikkeling. Dat heeft zij altijd gedaan en daar is het misgegaan, aldus [minderjarige 1] .
Volgens de moeder is de situatie plotseling veranderd in maart 2023, negen jaar na de scheiding van de ouders. De kinderen verlieten na een aanvaring abrupt de woning van moeder, waarna volgens haar een nieuw narratief ontstond waarin de moeder werd neergezet als een onveilige en grensoverschrijdende ouder. Deze abrupte omslag zonder eerdere signalen roept volgens de moeder vragen op over de achtergrond en de motieven van deze beeldvorming.
Uit de inhoud van het dossier en het besprokene ter zitting (en met de kinderen) leidt het hof af dat de huidige situatie een complexere achtergrond lijkt te hebben dan alleen een abrupte omslag na een ruzie in maart 2023. Het moet er veeleer voor worden gehouden dat ook andere factoren een rol hebben gespeeld en spelen bij het verbreken van het contact tussen de moeder en de kinderen. Ook de perikelen rondom de aanpassing van de zorgregeling van [minderjarige 1] en de zomervakantie van 2024 waren niet behulpzaam. Anderzijds kan niet uitgesloten worden, zoals de raad ook heeft vermeld in zijn rapport van 13 juni 2024, dat beide kinderen verharden en dat het risico bestaat dat zij het negatieve beeld van hun moeder niet (meer) kunnen ‘buigen’ of nuanceren. Maar wat daarvan ook zij, [minderjarige 2] staat op dit moment afwijzend tegenover contact met de moeder en volhardt daarbij. Het hof is van oordeel dat aan de mening van [minderjarige 2] – die inmiddels de leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt – een zwaar gewicht moet worden toegekend. Naar verwachting zal het forceren van contact met de moeder een negatieve weerslag hebben op haar. Er is een groot risico dat het de verhouding tussen de moeder en [minderjarige 2] verder zal beschadigen en een mogelijk contactherstel in de toekomst in de weg zal staan. De moeder heeft erop gewezen dat het contactverlies schadelijk is voor een gezonde ontwikkeling van de kinderen en dat zij niet als kind – of later als volwassene - de last moeten dragen van een ‘eigen keus’ hun moeder niet meer te zien, maar dat standpunt gaat eraan voorbij dat opgelegde klinische en/of forensische interventies/onderzoeken, zoals de moeder wil, thans de kinderen onder (nog) grotere druk zullen zetten, en dat het uiteindelijk de rechter is die beslist. Het hof wil van de moeder aannemen dat zij alles wil doen om het contact met de kinderen te herstellen en dat zij een zekere onmacht ervaart: zij weet ook niet meer wat zij nog kan doen om tot contactherstel te komen. Belangrijk is dat de moeder de kinderen laat blijken dat zij er voor hen is en dat zij hen – waar nodig – zal ondersteunen, zonder daarbij contact met hen af te dwingen. Ook hulpverlening voor zichzelf kan behulpzaam zijn: zowel als het gaat om inzicht in de ontwikkeling van de kinderen en wat zij nodig hebben als om het eigen gedrag.
De situatie met [minderjarige 1] verschilt in die zin van die met [minderjarige 2] dat hij heeft aangegeven wel open te staan voor een gesprek met de moeder, onder de voorwaarde dat dit gesprek wordt begeleid door een derde persoon. Dit kan een eerste stap zijn naar (enig) contactherstel met de moeder. De ouders en hun beider advocaten hebben ter zitting in hoger beroep toegezegd zich allen na de zomervakantie te zullen inspannen om het gesprek tussen moeder en [minderjarige 1] op touw te zetten en doorgang te laten vinden. Na de zitting heeft de bijzondere curator nog een e-mail (gedateerd 13 juli 2025), gericht aan de beide advocaten, toegezonden aan het hof. Die e-mail bevat een procedurevoorstel waarbij, kort gezegd, het mediationbureau van het hof een coördinerende rol vervult bij het organiseren van het gesprek. Voor zover dat voorstel (mede) moet worden gelezen als een verzoek de beslissing in dit hoger beroep aan te houden, gaat het hof daaraan voorbij: het gaat om een zeer prille ontwikkeling en bij de huidige stand van zaken zal het hof ook ten aanzien van [minderjarige 1] geen dwingende zorgregeling vaststellen. Net als bij [minderjarige 2] komt aan zijn wens een zwaar gewicht toe. Daarbij komt dat hij over ruim een half jaar 18 jaar oud zal zijn, en het dwingend opleggen van contact thans zinloos, zo niet contra-productief zal zijn. Het hof hoopt dat een eerste gesprek onder leiding van een deskundige voor [minderjarige 1] en de moeder zal leiden tot ruimte voor (enig) contactherstel. Het hof vertrouwt erop dat ouders, met behulp van hun advocaten, en de bijzondere curator in staat zullen zijn ten behoeve van het gesprek een deskundige derde te vinden die ook het vertrouwen van [minderjarige 1] zal hebben, een en ander zoals ter zitting besproken.
Ten slotte wil het hof de vader – wellicht ten overvloede – erop wijzen op zijn ouderlijke verantwoordelijkheid en de daaruit voortvloeiende verplichting om de ontwikkeling van de banden van de kinderen met de moeder te (blijven) bevorderen.
Het hof acht op grond van het bovenstaande het vaststellen van een structurele zorgregeling, zoals de moeder primair heeft verzocht, in strijd met zwaarwegende belangen van de kinderen. De beslissing van de rechtbank met betrekking tot de zorgregeling is het meest in hun belang. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt dan ook bekrachtigen.
Het hof spreekt daarbij de hoop uit dat deze beslissing voor de benodigde rust zal zorgen en dat beide kinderen, al dan niet met behulp van de hulpverlening, de ruimte zullen voelen om in de (nabije) toekomst weer contact met hun moeder te hebben.
5.14
Het beroep van de moeder op verdragsrechtelijke bepalingen, zoals art 8 EVRM, art. 9, lid 3 IVRK en art 24, lid 3 van het EU Handvest, stuit af op het vooroverwogene, waarbij de belangen van de kinderen een eerste overweging vormen. Hetgeen ook overigens door haar is aangevoerd leidt niet tot een andere beslissing.
De verzoeken van de moeder onder 4.2, 2 tot en met 5
5.15
Om dezelfde reden als onder 5.10 overwogen, volgt het hof de vader niet in zijn betoog dat de verzoeken van de moeder onder 4.2, 2 tot en met 5 niet voor het eerst in hoger beroep mogen worden gedaan omdat dat in strijd met de goede procesorde zou zijn. De moeder is ontvankelijk in deze verzoeken.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de zorgregeling en het ontbreken van contact met de kinderen volgt reeds dat de door de moeder verzochte vakantieregeling en machtiging zelfstandig verlenen medische hulp niet toewijsbaar zijn. Ook het bepalen van de hoofdverblijfplaats van een van de kinderen bij de moeder is niet toewijsbaar: zij verblijven immers feitelijk bij de vader. Het hof zal deze verzoeken dan ook afwijzen.
Informatieregeling
5.16
De moeder heeft naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte de informatieregeling heeft beperkt die partijen bij een schikking overeen zijn gekomen. Juist nu de rechtbank heeft besloten dat er geen omgang met de moeder zal zijn of ondersteuning van buitenaf voor de kinderen in een relatie tot de moeder, is het informeren van de moeder door de vader over de kinderen van groot belang. De vader is daar echter feitelijk al mee gestopt. Dit is niet alleen disproportioneel, maar tevens onverenigbaar met de verplichting van de verzorgende ouder om de andere ouder van wezenlijke informatie te blijven voorzien over het welzijn van het kind. De vader probeert stelselmatig de positie van de moeder als ouder te minimaliseren, zowel juridisch als feitelijk, aldus de moeder.
5.17
De vader stelt met betrekking tot de informatieplicht dat de moeder dit aangrijpt om hem te overspoelen met vragen en dat zij op een oneigenlijke manier aan informatie probeert te komen. De informatiemail leidt in de praktijk enkel tot discussie en dient geen ander doel. De moeder toont geen interesse in de kinderen. Zij stelt geen persoonlijke vragen, maar lijkt de vader via de informatieregeling verantwoordelijk te houden voor de communicatie tussen haar en de kinderen. De moeder kan zelf ook in de hockeyapp kijken of [minderjarige 1] heeft gewonnen en in de schoolapp om te kijken welke cijfers de kinderen hebben gehaald. De informatiemail belast de vader en de kinderen zodanig, dat zijn belang om niet langer informatie te verschaffen zwaarder moet wegen dan het gestelde belang van de moeder bij deze informatiemail eens per maand, aldus de vader.
5.18
Het hof overweegt als volgt. Het hof acht het in het belang van de kinderen wenselijk dat de vader de moeder eenmaal per maand schriftelijk of per e-mail informeert over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen en over belangrijke zaken die hen betreffen, waaronder in ieder geval hun schoolgang, vrijetijdsbezigheden, gezondheid en medische zaken. Hierdoor kan de moeder op de hoogte blijven van de ontwikkeling en leefwereld van de kinderen en kan zij beter bij hen aansluiten mocht op enig moment alsnog contactherstel plaatsvinden. De kinderen hebben in het kindgesprek aangegeven dat zij ook wel begrijpen dat de moeder over hen geïnformeerd wil worden en dat zij daar op zichzelf geen bezwaar tegen hebben. Zij hebben wel de wens uitgesproken dat dit in een context gebeurt waarbij niet (langer) met de moeder gestreden hoeft te worden over aangelegenheden zoals financiën, paspoorten/identiteitsbewijzen en inschrijving bij huis- of tandarts.
Aan de zijde van de vader geldt dat een enkele zin dat het met de kinderen goed gaat of een verwijzing naar de hockey- dan wel schoolapp, waarvoor de vader ook wel kiest, niet volstaat Aan de andere kant is het ook niet de bedoeling dat de moeder reageert met een groot aantal vragen op de berichten van de vader met informatie over de kinderen. Het is aan beide ouders om hierin hun verantwoordelijkheid te nemen en elkaar op passende manier te benaderen. Indien dit niet lukt is het raadzaam daarbij, gezamenlijk of ieder voor zich, hulp in te roepen.
Het hof zal de bestreden beschikking ook met betrekking tot de informatieregeling als in het belang van de kinderen bekrachtigen.
Proceskosten
5.19
Het hof ziet, gezien de familierechtelijke aard en de uitkomst van de procedure, geen aanleiding voor een veroordeling van de moeder in de proceskosten, zoals de vader heeft verzocht. Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.
5.2
Dit alles leidt tot de volgende beslissing

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M. van Baardewijk en mr. A.E. Oderkerk, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.