ECLI:NL:GHAMS:2025:2312

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
200.344.900/01 en 200.346.223/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van bewind en mentorschap voor een betrokkene met cognitieve stoornissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of een bewind en mentorschap voor de betrokkene noodzakelijk zijn. De kantonrechter had eerder op 17 juni 2024 de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld, wat de betrokkene betwistte. Hij was van mening dat hij in staat was zijn eigen belangen te behartigen en verzocht om vernietiging van de eerdere beschikkingen, met een schadevergoeding van € 1.000,- van de thuiszorg. De thuiszorg was het echter eens met de eerdere beslissingen en stelde dat de betrokkene lijdt aan dementie en niet in staat is om zijn financiën te beheren. Tijdens de zitting op 9 juli 2025 werd duidelijk dat de betrokkene kwetsbaar is, met een achteruitgang in zijn gezondheid en problemen met zijn persoonlijke hygiëne. Het hof oordeelde dat de gronden voor bewind en mentorschap aanwezig waren en bekrachtigde de eerdere beschikkingen. Het verzoek van de betrokkene om zijn echtgenote of een vriend als bewindvoerder en mentor aan te stellen werd afgewezen, omdat zij niet in staat waren om deze rol adequaat te vervullen. Het hof verklaarde de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn verzoek om schadevergoeding, omdat dit niet in hoger beroep kon worden ingediend. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.344.900/01 en 200.346.223/01
zaaknummers rechtbank: 11080774 EB VERZ 24-5131 en 11080835 EB VERZ 24-5134
beschikking van de meervoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak van
[betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de betrokkene,
advocaat: mr. P.J. de Bruin te Westerbork,
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- [X] Thuiszorg, kantoorhoudende te [plaats A] , hierna: de thuiszorg, advocaat mr. Y. Bouchikhi te Utrecht;
- [echtgenote] , hierna: de echtgenote;
- [de dochter] , hierna: de dochter;
- [de zoon] , hierna: de zoon;
- [XX] , kantoorhoudende te [plaats A] , hierna: de bewindvoerder en mentor.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of een bewind en een mentorschap nodig zijn.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in de beschikkingen van 17 juni 2024 (hierna: de bestreden beschikkingen) de goederen van de betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld. [XX] is benoemd tot bewindvoerder en mentor van de betrokkene.
De betrokkene is het daar niet mee eens en vindt dat de bestreden beschikkingen vernietigd moeten worden met veroordeling van de thuiszorg tot betaling van een schadevergoeding.
De thuiszorg is het wel eens met de bestreden beschikkingen.

2.De procedure in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.344.900/01 (bewind)
2.1
De betrokkene is op 17 augustus 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, gewezen onder zaaknummer 11080774 EB VERZ 24-5131.
2.2
De thuiszorg heeft op 5 januari 2025 in beide zaken een verweerschrift ingediend.
In de zaak met zaaknummer 200.346.223/01 (mentorschap)
2.3
De betrokkene is op 16 september 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking, gewezen onder zaaknummer 11080835 EB VERZ 24-5134
2.4
De thuiszorg heeft op 5 januari 2025 in beide zaken een verweerschrift ingediend.
In beide zaken
2.5
De zitting heeft op 9 juli 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de betrokkene;
- de thuiszorg, vertegenwoordigd door mevrouw [naam 1] , bijgestaan door haar advocaat;
- de bewindvoerder en mentor, vertegenwoordigd door [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
2.6
Op 15 juli 2025 om 16:00 uur heeft de voorzitter in aanwezigheid van de griffier een huisbezoek gebracht aan de betrokkene, in het bijzijn van zijn advocaat. Daarvan is een proces-verbaal opgemaakt, waarna alle partijen de gelegenheid hebben gekregen daar schriftelijk op te reageren.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1939 te [plaats B] , Pakistan
.Betrokkene is de echtgenoot van voornoemde [echtgenote]
.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikkingen, op verzoek van de thuiszorg, de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene onder bewind gesteld en een mentorschap ingesteld, telkens wegens diens lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van de bewindvoerder en mentor.
4.2
De betrokkene verzoekt primair, met vernietiging van de bestreden beschikkingen, de verzoeken tot onderbewindstelling en het instellen van een mentorschap af te wijzen, met veroordeling van de thuiszorg tot het betalen van een immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-. Subsidiair verzoekt de betrokkene, naar het hof begrijpt, zijn echtgenote of de heer [naam 5] als bewindvoerder en mentor te benoemen.
4.3
De thuiszorg verzoekt het hoger beroep van de betrokkene af te wijzen en hem te veroordelen in de (proces)kosten van de procedure, met bepaling dat de betrokkene de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dag van deze beschikking.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ter beoordeling aan het hof ligt als eerste de vraag voor of de kantonrechter terecht en op juiste gronden ten behoeve van de betrokkene bewind en mentorschap heeft ingesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand als bedoeld in de artikelen 1:431 eerste lid en 1:450 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De wettelijke kaders
5.2
De gronden voor het bewind volgen uit artikel 1:431 lid 1 BW dat, voor zover hier van belang, als volgt luidt: de kantonrechter kan een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
Uit artikel 1:450 lid 1 BW volgt dat de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap kan instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
De standpunten
5.4
De betrokkene vindt dat de onderbewindstelling en het mentorschap niet nodig zijn. De thuiszorg heeft de inleidende verzoeken zonder overleg met de betrokkene gedaan. De thuiszorg lijkt een soort hetze tegen de betrokkene te zijn gestart. De betrokkene lijdt niet aan dementie, zoals de thuiszorg heeft gesteld. Hij heeft hooguit een herinneringsprobleem ten aanzien van zijn kortetermijngeheugen. Hij is juist intelligent en in staat om zijn leven vorm te geven. Hij heeft een importbedrijf en functioneert daarin naar behoren. De betrokkene is in staat om zijn eigen financiën te beheren, eventueel met hulp van de nieuwe thuiszorg of met hulp van de gemeente. Mocht de betrokkene een bewindvoerder of een mentor nodig hebben, dan zou naaste familie daarvoor geschikt zijn, bijvoorbeeld zijn echtgenote, of zijn vriend, de heer [naam 5] . Daarnaast heeft de thuiszorg de betrokkene beroofd. Hiervan heeft de betrokkene aangifte gedaan. De betrokkene vreest dat het bewind het mogelijk maakt hem verder te beroven.
5.5
De thuiszorg vindt dat de betrokkene het bewind en mentorschap nodig heeft. Vaststaat dat de betrokkene lijdt aan dementie. Uit de door de betrokkene overgelegde productie 7 blijkt dat hij heeft te kampen met meerdere progressieve cognitieve stoornissen op meerdere cognitieve domeinen. Hij is al sinds 2011 in beeld bij de hulpverlening. Hij ontvangt zorg op meerdere vlakken en heeft al enkele keren geweigerd om hulp binnen te laten, ook wanneer die hulp op die momenten wel noodzakelijk was, bijvoorbeeld toen zijn woning al langere tijd ernstig vervuild was en er een professioneel schoonmaakbedrijf moest worden ingezet om de leefbaarheid voor de betrokkene en zijn buren te waarborgen. De thuiszorg betwist met klem de betrokkene te hebben beroofd. De aangifte van de betrokkene daarover is geseponeerd. Sinds maart 2024 levert de thuiszorg twee keer per dag zorg aan de betrokkene. Toen ook boodschappen doen deel ging uitmaken van de zorgvraag, werd een onderbewindstelling noodzakelijk om de financiën goed te laten verlopen. Voorafgaand aan de inleidende verzoeken is een onderbewindstelling en mentorschap meermaals en op verschillende momenten met betrokkene besproken, aldus de thuiszorg.
5.6
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat de betrokkene kwetsbaar is, omdat hij niet digitaal vaardig is en geen inzicht heeft in wat er op zijn rekening staat en hoeveel hij uitgeeft. De betrokkene dwaalt vaak af en de bewindvoerder heeft vaak het idee dat hij niet beseft wie zij is. De betrokkene had geen schulden en zijn financiële situatie is stabiel. Er heeft zich een moment voorgedaan waarop sprake was van een betaalachterstand in de zorgverzekering van de echtgenote, omdat er teveel geld was uitgegeven en er niet meer genoeg geld op de rekening stond.
5.7
De mentor heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij bewindvoering en mentorschap in het belang van de betrokkene acht. De betrokkene is altijd blij met de hulp die hij krijgt, maar heeft geen inzicht in wie welke rol vervult. In het begin werd de mentor niet bij de betrokkene binnengelaten, omdat zijn echtgenote dat niet wilde. Omdat in hun huishouden alleen de betrokkene onder bewind en mentorschap staat, komen hulpverleners niet binnen als de echtgenote dat niet toelaat. Dat maakt het lastig voor alle hulpverleners. De echtgenote is inmiddels erg achteruit gegaan, waardoor zij hulpverleners nu niet meer tegenhoudt. Er zijn onder meer problemen met de persoonlijke hygiëne van de betrokkene. Zo heeft de betrokkene al langere tijd last van een beenwond die niet geneest en is er sprake van een rattenplaag in de tuin.
De beoordeling door het hof
5.8
Voor het hof is voldoende aannemelijk geworden dat de gronden voor een bewind en mentorschap ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en nog steeds zijn. Daarvoor acht het hof van belang dat ter zitting in hoger beroep en ook tijdens het huisbezoek door het hof is gebleken dat de betrokkene kwetsbaar en op leeftijd is. Zijn gezondheid gaat achteruit en hij is slechtziend en hardhorend. Uit de medische informatie van de huisarts van 16 april 2024 blijkt voorts dat bij de betrokkene sprake is van een progressieve uitgebreide neurocognitieve stoornis, het meest waarschijnlijk ten gevolge van een beginnende dementie. Dit uit zich in het gebrek aan het hebben van overzicht, het niet adequaat innemen van medicatie, stoornissen in de taalfunctie en een gestoord kortetermijngeheugen. Daarnaast volgt uit hetgeen de mentor en bewindvoerder ter zitting in hoger beroep hebben meegedeeld dat betrokkene problemen heeft met zijn persoonlijke hygiëne, niet digitaal vaardig is, geen inzicht heeft in wat er op zijn rekening staat en hoeveel hij uitgeeft en hij ook geen inzicht heeft in welke hulpverlener welke rol vervult.
Daarmee is voldoende aannemelijk dat betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zijn belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Het hof zal de beschikking in zoverre bekrachtigen.
5.9
Nu het hof het bewind en mentorschap in het belang van de betrokkene acht, komt het hof toe aan het subsidiaire verzoek van de betrokkene om zijn echtgenote of de heer [naam 5] tot mentor en bewindvoerder te benoemen. Zoals hiervoor in 5.2 en 5.3 genoemd volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder en mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Uit hetgeen ter zitting in hoger beroep is besproken, blijkt dat de echtgenote niet in staat is om de belangen van de betrokkene naar behoren waar te nemen nu zij analfabeet is, geen Nederlands of Engels spreekt en zelf ook erg achteruit is gegaan met haar gezondheid. Ten aanzien van de heer [naam 5] , die zelf ook op leeftijd zou zijn, is het hof niet gebleken dat hij (langdurig) bereid en in staat is om het bewind en mentorschap op zich te nemen. Van de zijde van de betrokkene zijn geen gegevens van en over de heer [naam 5] verstrekt op grond waarvan het hof zou kunnen beoordelen of de heer [naam 5] bereid en/of in staat is als mentor en/of bewindvoerder op te treden en ook een bereidverklaring ontbreekt. Onder die omstandigheden zal het hof dit verzoek afwijzen.
Schadevergoeding
5.1
De betrokkene heeft voor het eerst in hoger beroep verzocht om de vertegenwoordiger van de thuiszorg hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 1.000,-. Dit verzoek kan niet voor het eerst in hoger beroep worden gedaan, zodat het hof de betrokkene reeds daarom niet in zijn verzoek kan ontvangen. Bovendien is het de vraag of het (niet nader onderbouwde) verzoek voldoet aan het vereiste van connexiteit en of een dergelijk verzoek om schadevergoeding zich leent voor beoordeling in deze verzoekschriftprocedure. Het hof zal de betrokkene in dit deel van zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
Proceskosten
5.11
[X] Thuiszorg verzoekt de betrokkene te veroordelen in de (proces)kosten van het hoger beroep met bepaling dat de betrokkene de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf veertien dagen na de dag van deze beschikking.
5.12
Gelet op de aard van de procedure zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.
5.13
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in de zaken 200.344.900/01 en 200.346.223/01:
bekrachtigt de beschikkingen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2024;
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in zijn vordering tot veroordeling van (de vertegenwoordiger van) de thuiszorg tot betaling van immateriële schadevergoeding;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. R.J.C. Wegerif als griffier en is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.