ECLI:NL:GHAMS:2025:2334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
23-002950-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging met de dood

Op 4 september 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling en bedreiging. De verdachte, geboren in 1992, had op 21 augustus 2023 in Zandvoort de aangever meerdere malen in het gezicht geslagen en hem bedreigd met de dood. De verklaringen van de aangever en een getuige waren consistent, wat het hof leidde tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar het hof verwierp dit verweer en achtte de getuigen betrouwbaar. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van één maand op, waarbij ook de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd bevolen. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd en bevond zich in proeftijd, wat de ernst van de zaak vergrootte. Het hof weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, maar oordeelt dat de straf passend is gezien de recidive en de impact van het geweld op de aangever.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002950-23
datum uitspraak: 4 september 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 november 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 15-210125-23 en 20-000360-22 (TUL) en 03-247455-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer momenten, op of omstreeks 21 augustus 2023 te Zandvoort [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen in het gezicht en/of gelaat te slaan;
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2023 te Zandvoort [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastegelegde feiten. De kern van de verklaringen van de getuige is hetzelfde en de getuige is daarmee betrouwbaar.
Door de raadsvrouw is vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er ten aanzien van de mishandeling weliswaar wettig bewijs voorhanden is, maar dat de overtuiging ontbreekt nu de verklaringen van de aangever en de getuige onderling tegenstrijdigheden bevatten. Met betrekking tot de bedreiging heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte dit feit ten stelligste ontkent en dat de getuige zich bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris niet meer goed kon herinneren wat er precies gezegd is.
Het hof verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde verweer.
Uit de inhoud van de verklaringen van de aangever en de getuige blijkt dat deze in de kern met elkaar overeenstemmen. De onderlinge verschillen zijn gering en raken de voor de beoordeling van de feiten essentiële onderdelen niet. Het hof acht de getuige betrouwbaar. Ten aanzien van de bedreiging hebben zowel de aangever als de getuige tegenover de politie bevestigd dat zij de bedreiging met de dood hebben gehoord. Deze verklaringen zijn direct na het feit afgelegd, zodat dit nog vers in het geheugen van de aangever en de getuige lag. Dat de getuige zich jaren later niet meer kan herinneren wat er precies is gezegd, doet aan de betrouwbaarheid en waarde van deze eerdere verklaringen niet af. Dit laat zich verklaren door de werking van het geheugen waarbij het gebruikelijk is dat details gaandeweg de tijd moeilijker te reproduceren zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 augustus 2023 te Zandvoort [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen in het gezicht te slaan;
2.
hij op 21 augustus 2023 te Zandvoort [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte van 21 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door een bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 5-8.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 21 augustus 2023 was ik met twee kennissen. Ik wilde geen sigaret geven aan [verdachte] (
het hof begrijpt hier en hierna: de verdachte [verdachte] ). Als reactie daarop heeft hij mij geslagen. [verdachte] heeft mij geslagen met zijn vuist op mijn gezicht. Direct na de klap is mijn gezicht gaan zwellen en ik voelde direct stekende pijnscheuten door mijn hele hoofd gaan.
Noot verbalisant: Aangever wijst naar zijn wang. Ik zie inderdaad een verdikking op zijn rechterwang zitten.
Die avond was ik in mijn hotel. Toen ik op de gang liep, zag ik ineens dat [verdachte] zijn kamer uitstormde en mij direct aanvloog. [verdachte] sloeg mij weer met zijn vuisten op mijn gezicht, ik ervaarde hier veel pijn door. Tijdens die mishandeling schreeuwde [verdachte] dat hij mij dood ging maken en dat ik mijn kamer niet levend uit zou komen. [verdachte] had echt een wilde blik in zijn ogen. Ik ben bang voor [verdachte] en vreesde ook echt voor mijn leven.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 21 augustus 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 9-10.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de afgelegde verklaring van
[naam]:
Op 21 augustus 2023 was ik met [verdachte] en een andere collega (
het hof begrijpt hier en hierna: de aangever). [verdachte] vroeg om sigaretten. De andere collega zei dat hij geen sigaretten had en dat hij dit niet aan [verdachte] kon geven. Ik zag dat hij mijn collega begon uit te schelden. Hierna sloeg [verdachte] die collega met vuist op het gezicht. We liepen terug naar het hotel. Daar begon [verdachte] weer mijn collega met vuisten te slaan. Ik zag dat de wang van mijn collega opgezwollen was onder zijn rechteroog. Ik hoorde [verdachte] roepen dat hij mijn collega dood zou maken.
3.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 augustus 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde pagina’s 20-25.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de afgelegde verklaring van de verdachte
[verdachte]:
V: Volgens een getuige en de aangever heb je [slachtoffer] ook bedreigd met de dood, klopt dit?
A: Misschien heb ik wel iets gezegd omdat ik boos of overstuur was.
V: Volgens [slachtoffer] heb je hem in zijn gezicht geslagen, zowel op het station als in het
hotel.
(…)
V: De getuige heeft dit bevestigd.
A: Het kwam op duwen en trekken tussen ons.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat de verdachte in Nederland werkzaam is en dat zijn verblijf hier direct gekoppeld is aan zijn werkplek. Indien deze werkplek zou wegvallen, verliest de verdachte ook zijn woning. Daarnaast zijn de zoon en de moeder van de verdachte, beiden woonachtig in Polen, afhankelijk van zijn inkomsten uit Nederland. Gevangenhouding van de verdachte zou daardoor niet alleen zijn inkomen wegnemen, maar indirect ook de verzorging van zijn familie in Polen ernstig bemoeilijken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangever en gevoelens van angst bij hem teweeggebracht. Het geweld vond bovendien plaats op een locatie waar dit ook voor derden waarneembaar was, wat gevoelens van onveiligheid in de samenleving kan versterken.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor zowel mishandeling als bedreiging als uitgangspunt een geldboete genoemd. Het hof zal daarvan in het nadeel van de verdachte afwijken, omdat die oriëntatiepunten in dit geval onvoldoende recht doen aan de ernst en de omstandigheden van de feiten.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof ook mee dat uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 8 augustus 2025 blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsdelicten. De verdachte liep ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in twee proeftijden, waaronder in een zaak waarin ook sprake was van geweld. In die zaak was hem een aanzienlijke voorwaardelijke straf opgelegd, waarmee de verdachte nadrukkelijk was gewaarschuwd. Niettemin heeft hij zich opnieuw schuldig gemaakt aan geweldpleging, wat erop wijst dat hij geen lering heeft getrokken uit de eerdere veroordeling.
Ook geldt dat in die eerdere geweldszaak een taakstraf is opgelegd, die de verdachte met goed gevolg heeft verricht vóórdat hij het voorliggende feit pleegde. Daarmee is het taakstrafverbod van artikel 22b, eerste lid, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing, zodat oplegging van alleen een taakstraf om die reden geen optie is.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheid dat sprake is van recidive en het gegeven dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in twee proeftijden liep, acht het hof - ook met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop in deze zaak - slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Daarmee wordt recht gedaan aan de strafdoelen van vergelding, generale preventie en speciale preventie.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij:
  • arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 februari 2023 (met parketnummer 20-000360-22) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
  • vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 6 januari 2022 (met parketnummer 03-247455-21) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat beide vorderingen kunnen worden toegewezen.
De verdediging heeft gevraagd om beide vorderingen primair af te wijzen, subsidiair de proeftijd te verlengen van de voorwaardelijke straf die is opgelegd door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vorderingen deels ten uitvoer te leggen en de gevangenisstraffen om te zetten in taakstraffen.
Het hof overweegt dat blijkens artikelen 366 en 366a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) de officier van justitie aan de verdachte een mededeling moet doen van een buiten zijn aanwezigheid uitgesproken vonnis, waarbij hij tot een voorwaardelijke straf is veroordeeld. Volstaan kan worden met toezending van deze mededeling indien de dagvaarding in persoon is betekend, wanneer de verdachte op de terechtzitting is verschenen of anderszins is gebleken dat de verdachte bekend was met de dag van de terechtzitting. In alle overige gevallen dient de mededeling aan de verdachte in persoon te worden betekend.
Ten aanzien van het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg met parketnummer 03-247455-21 stelt het hof vast dat een gemachtigd raadsman op de zitting was verschenen, de verdachte kennelijk niet. Het hof kan op basis van de stukken in het dossier niet vaststellen dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting, omdat de stukken met betrekking tot de betekening van de dagvaarding/oproeping ontbreken in het dossier. Evenmin is gebleken dat de mededeling van de voorwaardelijke straf in persoon aan de verdachte is betekend. Om die reden zal het hof deze vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Ten aanzien van het arrest van gerechtshof 's-Hertogenbosch met parketnummer 20-000360-22 volgt uit het arrest dat de verdachte aanwezig was op de zitting, wat door de raadsvrouw op de zitting in hoger beroep is bevestigd. Daarmee wordt voldaan aan het wettelijke vereiste en kan de vordering worden toegewezen.
Voor de effectiviteit en geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen is essentieel dat overtreding van de algemene voorwaarde – inhoudende dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit – niet vrijblijvend is. Verdachte heeft zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Dat dit volgens de raadsvrouw een zaak ‘van een andere orde betreft’ – wat daar ook van zij – maakt dit niet anders. Het gaat immers om een schending van de algemene voorwaarde. Het hof zal de tenuitvoerlegging van deze opgelegde voorwaardelijke straf dan ook gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 februari 2023, parketnummer 20-000360-22, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 22 augustus 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 6 januari 2022, parketnummer 03-247455-21, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. H.A. van Eijk en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2025.
Mr. H.A. van Eijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.