Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst van opdracht niet tussentijds op 12 oktober 2022 door [bedrijf 1] is opgezegd en er geen redelijke grond is om [bedrijf 1] te veroordelen uren uit te betalen die niet gewerkt zijn. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat sprake is van een opzegging met onmiddellijke ingang en dat de feitelijke handelingen van [bedrijf 1] na die mededeling (het annuleren van twee diensten en uitsluiting van [appellant] van het medewerkerportaal) dit onderstrepen.
Ik heb jou gesproken woensdag 12 oktober en toen aangegeven dat ik jouw contract niet verleng en dus ook niet langer gebruik wil maken van jouw dienst. Hiermee heb ik de gestelde termijn in acht genomen’ (punt 3.7.). Omdat een opdrachtgever te allen tijde kan opzeggen en [bedrijf 1] contractueel een opzegtermijn van dertig dagen heeft vastgelegd kon [bedrijf 1] , met inachtneming van deze opzegtermijn, [appellant] berichten dat de overeenkomst niet werd verlengd. Grief 1 slaagt niet.
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van wanprestatie aan de kant van [bedrijf 1] als gevolg van het feit dat zij [appellant] niet meer in de gelegenheid heeft gesteld om werkzaamheden te verrichten. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat bij de totstandkoming van de overeenkomst wel degelijk is besproken dat zij minimaal twee diensten per week zou kunnen werken. [bedrijf 1] heeft gewanpresteerd door [appellant] op 12 oktober 2022 per direct buiten te sluiten van de mogelijkheid om zich voor werkzaamheden aan te melden en ingeroosterde diensten te annuleren. Met
grief 5komt [appellant] op tegen de afwijzing van de subsidiaire vordering tot betaling van het loon over de geannuleerde diensten van 14 en 23 oktober 2022. Volgens [appellant] kan de overeenkomst van opdracht worden beschouwd als voorovereenkomst, waaronder telkens concrete opdrachten voor het verrichten van diensten tot stand komen. Het werken van beide diensten was met [bedrijf 1] overeengekomen via aanbod en aanvaarding en het stond [bedrijf 1] niet vrij deze diensten te annuleren. Het annuleren van de al overeengekomen diensten is in strijd met de redelijkheid.
grief 3en
grief 4komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het beroep op artikel 7:411 BW niet slaagt. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat de overeenkomst door [bedrijf 1] tussentijds is opgezegd, zodat de overeenkomst eindigt voordat de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken, reden waarom [appellant] aanspraak maakt op betaling van het volle loon, zijnde het loon dat zij naar verwachting zou hebben verdiend als de opzegtermijn door [bedrijf 1] in acht zou zijn genomen. Ook is het naar de overtuiging van [appellant] redelijk dat de beide geannuleerde diensten door [bedrijf 1] worden betaald.
grief 6komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het besluit van [bedrijf 1] om met onmiddellijke ingang geen gebruik meer te maken van de diensten van [appellant] op grond van de overeenkomst was toegestaan en de toepassing van deze afspraak naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar was. [appellant] heeft daartoe aangevoerd dat het feit dat de facto sprake was van een tussentijdse beëindiging met onmiddellijke ingang en annulering van al overeengekomen werkzaamheden, zonder inachtneming van de afgesproken opzegtermijn, zonder te billijken grond, waarvan [appellant] inkomensschade heeft geleden die zij niet met vervangende werkzaamheden kon compenseren, tot de conclusie dient te leiden dat de handelwijze van [bedrijf 1] toch onaanvaardbaar is.