Met de rechtbank is ook het hof van oordeel dat uit de stukken is gebleken dat bij [minderjarige] sprake is van een groot loyaliteitsconflict waardoor zij ernstig wordt bemoeilijkt in een vrije keuze voor een middelbare school. Nu de ouders geen overeenstemming kunnen bereiken over de schoolkeuze zal het hof hierover een beslissing nemen die het meest in het belang van [minderjarige] wordt geacht.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank waarbij vervangende toestemming is gegeven tot inschrijving van [minderjarige] op [school ] in [plaats C] bekrachtigen en overweegt hierbij als volgt.
Hoewel is gebleken dat [minderjarige] deze week nog niet op school is gestart omdat zij de beslissing van dit hof wilde afwachten, is het hof, met de raad, van oordeel dat voorstelbaar is dat [minderjarige] zich in de afgelopen maanden erop heeft voorbereid en ingesteld dat zij naar [school ] zal gaan omdat de rechtbank aldus had beslist. Gebleken is dat zij de introductiedag eind juni 2025, daags na de uitspraak in eerste aanleg, op [school ] heeft gevolgd.
Voorop staat dat zowel het [school 3] als [school ] een goede school is. Gebleken is dat op beide scholen (compenserende) maatregelen getroffen worden voor leerlingen met dyslexie waarbij [minderjarige] , indien dat nodig is, voldoende zal kunnen worden begeleid en ondersteund. Anders dan de moeder stelt is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat Daltononderwijs minder geschikt is voor [minderjarige] . Uit het door de leerkrachten van haar basisschool ingevulde overdrachtsdocument “ELK” blijkt namelijk dat [minderjarige] een prima werkhouding heeft en een zeer gemotiveerde leerling is. Het hof is dan ook van oordeel dat beide scholen goed aansluiten bij de behoefte van [minderjarige] . Wel zit er een objectief verschil tussen de reisafstand van de middelbare scholen naar de huizen van de moeder en de vader. Vast is komen te staan dat [minderjarige] ongeveer 30 minuten reistijd heeft als zij vanaf het huis van de moeder naar het [school 3] fietst, terwijl zij als zij vanaf de vader naar [school ] zou fietsen, daar slechts 9 minuten over zou doen. Daarnaast is gebleken dat de sportactiviteiten van [minderjarige] , bestaande uit dansles (in teamverband), het begeleiden van een dansklasje en hapkido, voornamelijk plaatsvinden in de nabije omgeving van [plaats B] , waar de vader woont. Verder is, naar de vader onbetwist heeft gesteld, gebleken dat [minderjarige] in de afgelopen jaren in [plaats B] sociale contacten heeft ontwikkeld met kinderen uit de buurt met wie zij vaak afspreekt. Het hof is van oordeel dat [minderjarige] (bijna) een leeftijd heeft bereikt waarop zij zelfstandig naar school en sportactiviteiten zal kunnen gaan. De verwachting is dat zij zich, naarmate zij ouder wordt, meer zal gaan losmaken van de ouders en autonomer zal worden. Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van [minderjarige] dat haar middelbare school zich in de nabije omgeving bevindt waar haar sportactiviteiten plaatsvinden, zodat zij ook daar zelfstandig naartoe kan fietsen vanuit school. Daarbij acht het hof het voorts in haar belang dat ook haar in de komende jaren nog te ontwikkelen sociale contacten, die naar verwachting in de nabijheid van haar school zullen zijn, makkelijk zelfstandig te bereiken zijn.