ECLI:NL:GHAMS:2025:2370

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
23-002644-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een geldbedrag van € 40.000,00 door verdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van € 40.000,00, dat op 20 september 2024 in zijn voertuig werd aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij in Nederland was om vrienden en familie te bezoeken, maar tijdens een controle door de politie werd een sterke hennepgeur waargenomen uit zijn auto. In de kofferbak werden dozen met glazen potten aangetroffen, en in een sporttasje op de achterbank werd het geldbedrag gevonden. Het hof oordeelde dat er geen direct bewijs was dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, maar dat er voldoende aanwijzingen waren om te vermoeden dat dit wel het geval was. De verdachte had wisselende verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, wat de geloofwaardigheid van zijn verdediging ondermijnde. Het hof kwam tot de conclusie dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was en dat de verdachte dit wist. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en het in beslag genomen geld werd verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002644-24
datum uitspraak: 10 september 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 november 2024 in de strafzaak onder parketnummer 13-301351-24 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1] ).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 augustus 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2024, te Amsterdam, althans in Nederland, (van) een contant geldbedrag van 40.000,00 euro, althans een of meer voorwerpen Sub a - de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of - heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) Sub b - heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of - gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de tenlastegelegde geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. In deze zaak is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, maar de verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven over de legale herkomst van de aangetroffen geldbedragen. Gevolg is dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het geld van enig misdrijf afkomstig is. Dat de verdachte eerder een andere verklaring heeft afgelegd, komt omdat hij in de veronderstelling was dat het kopen van Bitcoins door middel van cash strafbaar was in Nederland, en doet daarom aan de geloofwaardigheid van de latere verklaring niet af, aldus de raadsman.
Feiten en omstandigheden
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 20 september 2024 zagen verbalisanten omstreeks 01.30 uur een voertuig met een Engels kenteken rijden te Amsterdam. De bestuurder, de verdachte, verklaarde dat hij in Nederland was om vrienden en familie te bezoeken en dat hij onderweg was naar zijn hotel. Uit het politiesysteem bleek dat er op 29 augustus 2024 een melding was gedaan welke inhield dat het voertuig van de verdachte de hele ochtend met draaiende motor voor een deur had gestaan op een plek waar veel junks en dealers stonden. Verbalisanten roken dat er een hennepgeur uit de auto van de verdachte kwam. Tijdens een onderzoek van de kofferbak van de auto troffen verbalisanten dozen met glazen potten aan. Deze glazen potten waren voorzien van etiketten met het opschrift: ‘
this product contains cannabis’. Toen verbalisanten vroegen of zij ook op de achterbank van de auto mochten kijken, stelden zij vast dat de verdachte zenuwachtig reageerde. Op de grond achter de bestuurderstoel troffen verbalisanten een zwart plastic sporttasje aan, met daarin meerdere geldbundels. Bij nader onderzoek bleek ook dit tasje sterk naar hennep te ruiken. Het tasje bleek € 40.000,00 in biljetten van vijftig euro te bevatten.
Beoordeling van het hof
Het hof stelt vast dat zich in het dossier geen bewijs bevindt op grond waarvan een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen het geldbedrag dat in het voertuig is aangetroffen en een concreet misdrijf. Niettemin kan bewezen worden geacht dat dit geldbedrag ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is. Indien de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Evenals de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het onder de hierboven genoemde omstandigheden aantreffen van een contant geldbedrag van € 40.000,00 een vermoeden van witwassen rechtvaardigt. Van de verdachte mag vervolgens worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst hiervan. De verdachte heeft wisselend verklaard over wie de eigenaar is van het geldbedrag van €40.000,00 dat hij onder zich had en, mede daardoor, over de precieze herkomst van dat aangetroffen geldbedrag.
Bij zijn aanhouding heeft de verdachte verklaard dat hij van zijn baas de opdracht had gekregen om het geld op te halen bij een persoon genaamd [persoon 1] . Het geld betrof volgens de verdachte ongeveer
€ 20.000,00. Zijn baas – wiens naam de verdachte niet wilde noemen – had cryptovaluta verkocht om aan dit geld te komen. Het geld zou gebruikt worden om het bedrijf te promoten. De facturen om aan te tonen dat dat geld betaald moest worden had de verdachte op dat moment niet bij zich. Tijdens het politieverhoor heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen.
De verdachte heeft op een later moment, ter terechtzitting bij de politierechter, voor het eerst verklaard dat het geld niet van zijn baas, maar van zijn neef was. Zijn neef, die in Engeland werkzaam is als verkoper van keukenapparatuur, had hem verzocht om met dit geld Bitcoins voor hem te kopen. Ter onderbouwing van deze verklaring heeft de verdediging een in de Engelse taal opgesteld e-mailbericht van [persoon 2] overgelegd, die schrijft de neef van de verdachte te zijn. In dit e-mailbericht schrijft de neef dat hij
the amountaan de verdachte heeft gegeven, omdat in Engeland niet de mogelijkheid bestond om Bitcoins te kopen met contant geld, en hij wist dat de verdachte regelmatig in Nederland komt. Hij schrijft een cateringbedrijf te hebben waarbij al zijn klanten hem contant betalen. Ook heeft de neef facturen overlegd, waaruit zou blijken dat hij voor grote bedragen machines verkoopt.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring is. De verdachte heeft niet consistent verklaard over de herkomst van het geld. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij onderweg was naar een hotel. Uit zijn navigatie-app op zijn telefoon bleek echter dat de verdachte onderweg was naar het adres [adres 2] . Dit adres komt ook overeen met het adres dat op de dozen stond die de verdachte in zijn auto bij zich had. Op dit adres bevindt zich geen hotel, maar dit adres kan volgens de politieregistraties gelinkt worden aan ondermijnende activiteiten dan wel drugshandel.
De verdachte heeft bij de staande houding slechts over een bedrag van € 20.000 verklaard. Nadien heeft hij geen concrete andere bedragen genoemd. Hij heeft niet aangegeven hoe het geld naar Nederland is gekomen en hoe hij dit van zijn neef zou hebben ontvangen, in Engelse ponden of in euro’s. Ook blijkt uit het e-mailbericht van de neef niet welk bedrag hij aan de verdachte zou hebben gegeven en zijn de facturen die ter onderbouwing door de verdachte zijn overgelegd onvolledig; de facturen zijn niet ondertekend, de adresgegevens van de bedrijven aan wie zij zijn gericht ontbreken en de factuurnummering loopt niet synchroon met de factuurdatum.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en bij gebreke van een verklaring die aan de daarvoor geldende vereisten voldoet, is het vermoeden van witwassen door de verdachte niet ontzenuwd. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het tenlastegelegde geldbedrag van € 40.000,00 onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig. Uit al het voorgaande leidt het hof ook af dat de verdachte dit wist. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 september 2024, te Amsterdam, een contant geldbedrag van 40.000,00 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 40.000,00. Het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, vormt een bedreiging voor de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde.
Het hof heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin als oriëntatiepunt voor fraude met een benadelingsbedrag tussen
€ 10.000,00 en € 70.000,00 een gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden is of een onvoorwaardelijke taakstraf. Het hof heeft daarnaast rekening gehouden met het uittreksel uit het Justitieel Documentatie van 31 juli 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zodat dit niet in zijn nadeel weegt.
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof slechts worden volstaan met een gevangenisstraf. Nu de verdachte heeft verklaard dat hij regelmatig in Nederland komt zal het hof ook een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om hem ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten in Nederland te begaan.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2024224364 Voorwerp 40000 EUR - IBG: 20-09-2024 (Omschrijving: PL1300-2024224364-G6556409).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Pattinama, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 september 2025.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]