Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Aanvullende bewijsoverweging
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) weken.
Gerechtshof Amsterdam
Op 10 september 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 november 2021 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die is beschuldigd van diefstal in vereniging door middel van braak. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van vier maanden had opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie maanden gevorderd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De raadsman heeft verzocht om een taakstraf op te leggen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen.
Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de bewijsvoering, waarbij de herkenning van de verdachte door verbalisanten centraal stond. De raadsman betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen, maar het hof oordeelde dat de beelden van voldoende kwaliteit waren om de herkenning te ondersteunen. Het hof heeft de bewijsoverweging van de politierechter aangevuld en de gevangenisstraf aangepast naar tien weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep in overweging genomen, wat heeft geleid tot een strafvermindering.
De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, maar dat het vonnis voor het overige wordt bevestigd. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.