Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.Beoordeling
15. Onmiddellijke opeisbaarheid
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, die Rabobank als hypotheekhouder toestond om over te gaan tot executoriale verkoop van de woning van [appellant]. De voorzieningenrechter had echter bepaald dat Rabobank niet binnen zes maanden na de uitspraak de woning mocht verkopen, zodat [appellant] de kans kreeg om een oplossing te vinden. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof oordeelt dat Rabobank gerechtigd is om de geldleningen op te eisen, ondanks het feit dat er een executoriaal beslag op de woning ligt. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van Rabobank op grond van de algemene voorwaarden onmiddellijk opeisbaar is, omdat er beslag ligt op het vermogen van [naam 1], de echtgenoot van [appellant]. Het hof heeft de argumenten van [appellant] verworpen, waaronder het betoog dat het beding in de algemene voorwaarden oneerlijk zou zijn. Het hof concludeert dat Rabobank geen misbruik maakt van haar executiebevoegdheid en bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij [appellant] in de proceskosten wordt veroordeeld.