ECLI:NL:GHAMS:2025:246

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-001363-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betrokkenheid bij drugshandel en witwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, die betrokken was bij de invoer en handel in verdovende middelen, waaronder cocaïne en methamfetamine, werd vrijgesproken van enkele feiten, maar veroordeeld voor andere ernstige misdrijven. De zaak betreft twee onderzoeken, Messina en Tartarus, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van 400 kilogram cocaïne, het bereiden van methamfetamine, en het witwassen van aanzienlijke geldbedragen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het drijven van een groothandel in ketamine en het deelnemen aan een criminele organisatie. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van negen jaren en vier maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook beslissingen genomen over in beslag genomen goederen en de schadevergoeding aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de drugshandel en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001363-22
datum uitspraak: 30 januari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 mei 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
15-871314-18 (onderzoek Messina) en 15-710000-22 (onderzoek Tartarus) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
De strafzaak onder parketnummer 15-871314-18 komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam ‘Messina’. In dit onderzoek is sprake van meer verdachten, onder wie [verdachte] , die hierna wordt aangeduid als ‘de verdachte’ dan wel ‘ [verdachte] ’. De medeverdachten worden hierna aangeduid als [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25, 26, 27 en 28 november 2024, 2 en 9 december 2024 en 24 januari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte heeft aanvankelijk bij akte rechtsmiddel van 17 mei 2022 onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Blijkens de akte intrekken rechtsmiddel (gedeeltelijk) van 19 september 2022 heeft de verdachte het hoger beroep beperkt tot het in onderzoek Messina (parketnummer 15-871314-18) onder 1 tenlastegelegde.
Nu evenwel het openbaar ministerie (onbeperkt) hoger beroep heeft ingesteld, liggen alle tenlastegelegde feiten (feiten 1 tot en met 7 in onderzoek Messina en het tenlastegelegde feit in onderzoek Tartarus) aan het hof voor.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Onderzoek Messina met parketnummer 15-871314-18:
1, primair
hij in of omstreeks de periode van 01 februari 2019 tot en met 03 februari 2019 te [plaats 3] , gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht en/of heeft/hebben vervoerd en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig gehad ongeveer 400 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1, subsidiair
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 18 januari 2019 tot en met 03 februari 2019 te [plaats 3] , gemeente Velsen, en/of [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Haarlem en/of Amsterdam en/of [plaats 1] en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van cocaïne in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) contact gehad en/of overleg gevoerd en/of afspraken gemaakt met personen en/of
- een of meer (actie)telefoons aangeschaft en/of overhandigd waarmee overleg gevoerd kon worden en/of
- contact onderhouden met de chauffeur van de vrachtwagen waarin de cocaïne vervoerd werd en/of
- een locatie (in [plaats 3] ) bezocht en/of verkend waar voornoemde cocaïne afgeleverd zou worden en/of
- één of meer (actie)telefoons en/of simkaarten (met de nummers [telefoonnummer 1] en/of + [telefoonnummer 7] en/of + [telefoonnummer 6] ) voorhanden gehad en/of
- een cryptotelefoon met het nummer [telefoonnummer 3] voorhanden gehad en/of
- een auto met het kenteken [kenteken 3] en/of een auto met het kenteken [kenteken 2] voorhanden gehad;
2, primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2020 tot en met 15 mei 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of [adres 8] , gemeente Hoogeveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheden/hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2, subsidiair
hij op een of meer tijdstippen of omstreeks de periode van 01 februari 2020 tot en met 04 juni 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam en/of [adres 8] , gemeente Hoogeveen, in elk geval in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde en/of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben van een of meer hoeveelheid/heden methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde mathamfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) met andere personen overleg gevoerd en/of gesprekken gevoerd over het plaatsen van een loods / schuur en/of de inrichting van die loods / schuur;
- informatie verstrekt en/of ontvangen over de productie en/of de prijs en/of de hoeveelheid en/of het tijdstip van beschikbaarheid van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ( meermalen) met elkaar (via telecommunicatie) foto's van een of meer monsters van voornoemde verdovende middelen uitgewisseld en/of
- ( meermalen) (een) geldbedrag(en) verstrekt ten behoeve van het plaatsen van voornoemde loods / schuur en/of de inrichting van voornoemde loods / schuur en/of de productie van (een) hoeveelhe(i)d(en) verdovende middelen en/of
- ( meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of meermalen ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd
- ( meermalen) (via telecommunicatie en/of persoonlijk) met andere personen overleg gevoerd en/of gesprekken gevoerd over de verkoop/overdracht van voornoemde loods/schuur (en/of de inrichting daarvan);
3, primair
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Ermelo, althans in Nederland, (op en/of nabij een onverhard pad op en/of nabij de Drieërweg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk handelingen op of in de bodem heeft verricht, bestaande uit het neerleggen en/of laten liggen, zijnde handelingen als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet Bodembescherming, 27, althans een aantal, met een vloeistof (waaronder ethanol) gevulde jerrycans en/of zes, althans een of meer, metalen drums (inhoud 60 liter, met opschrift "40 Kg Methanol SYNTETYCZNY" en/of twee vaten (inhoud 200 liter) met resten van natriumcarbonaat) en/of een vat (inhoud 100 liter, gevuld met een basische vloeistof met een drijflaag) en/of een vat (inhoud 220 liter met 150 liter vloeistof (een vloeistof bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof) en/of een vat (inhoud 220 liter met onder meer ongeveer 50 liter vloeistof (een drijflaag bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof) en/of overige (gevaarlijke) afvalstoffen, althans afval, afkomstig van de vervaardiging van drugs (methamfetamine),
waardoor de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd, en toen niet aan de verplichting hebben/heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen/hem konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen en/of, toen die verontreiniging en/of aantasting zich voordeed, de directe gevolgen van die verontreiniging en/of aantasting niet hebben/heeft beperkt en/of zoveel mogelijk ongedaan hebben/heeft gemaakt;
3, subsidiair
hij op of omstreeks 15 mei 2020 te Ermelo, althans in Nederland, (op en/of nabij een onverhard pad op en/of nabij de Drieërweg) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk zich van afvalstoffen heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, of anderszins op of in de bodem te brengen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) toen aldaar 27, althans een aantal, met een vloeistof (waaronder ethanol) gevulde jerrycans en/of zes, althans een of meer, metalen drums (inhoud 60 liter, met opschrift "40 Kg Methanol SYNTETYCZNY" en/of twee vaten (inhoud 200 liter) met resten van natriumcarbonaat) en/of een vat (inhoud 100 liter, gevuld met een basische vloeistof met een drijflaag) en/of een vat (inhoud 220 liter met 150 liter vloeistof (een vloeistof bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof) en/of een vat (inhoud 220 liter met onder meer ongeveer 50 liter vloeistof (een drijflaag bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof) en/of overige (gevaarlijke) (afval)stoffen, althans afval, afkomstig van de vervaardiging van methamfetamine, gestort en/of achtergelaten en/of anderszins op of in de bodem gebracht;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 27 maart 2020 tot en met 17 juni 2020 te Enschedé en/of [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zonder registratie een (grote) hoeveelheid ketamine (te weten (waaronder) 40 kilogram en/of 100 kilogram en/of 100 kilogram en/of 500 kilogram), in elk geval een werkzame stof, heeft ingevoerd en/of in voorraad gehad en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2020 tot en met 04 juni 2020 te Amsterdam en/of te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) heeft verkocht en/of afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meer hoeveelheden/hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of cocaïne, zijnde methamfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet, als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
6.
hij in of omstreeks de periode van 18 juli 2018 tot en met 28 oktober 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, leiding heeft gegeven, althans heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft, te weten een of meer misdrijven als omschreven in
- Artikel 10 jo art. 2 van de Opiumwet;
- Artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet (het (opzettelijk) invoeren, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, handel drijven);
- Artikel 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (witwassen/gewoontewitwassen);
7.
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Onderzoek Tartarus met parketnummer 15-710000-22 (gevoegd):
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2019 te Hoofdorp, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (in totaal ongeveer 481.165,- euro) en/of een of meerdere auto's, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere (contante) geldbedragen (in totaal ongeveer 481.165,- euro) en/of een of meerdere auto's gebruik gemaakt en/of de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) voorhanden had, terwijl hij wist dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/ waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt van een deel van de ten laste gelegde feiten.
Vrijspraak feit 5 Messina
De advocaat-generaal heeft (impliciet) vrijspraak gevorderd ten aanzien van feit 5.
De verdediging heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd, naar het hof aanneemt omdat voor dit feit door de advocaat-generaal (impliciet) vrijspraak is gevorderd, evenals in eerste aanleg door de officier van justitie.
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen [verdachte] onder feit 5 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Standpunten van partijen ten aanzien van de overige feiten
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het in onderzoek Messina onder 1, primair, 2, primair, 3, primair, 4, 6 en 7 tenlastegelegde en het in onderzoek Tartarus tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard. In het bijzonder ook een aantal onderdelen waarvan de rechtbank heeft vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1 onderzoek Messina
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van het onder 1, primair en subsidiair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. In dat verband is primair aangevoerd dat [verdachte] geen enkele betrokkenheid heeft gehad bij de invoer van de 400 kg cocaïne. In de bewuste nacht was hij niet in [plaats 3] , maar bij een dame aan de [adres 1] in Amsterdam, genaamd [naam 1] . Zijn cryptotelefoon had hij aan een ander uitgeleend. Voorts kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat geen sprake was van medeplegen van de verlengde invoer – voor [verdachte] was pas een rol weggelegd nadat de lading al een paar dagen in Nederland was en zelfs al verder was getransporteerd – maar hoogstens van (de voorbereiding van) het vervoeren.
Feiten 2 en 3 onderzoek Messina
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] van het onder 2, primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. In dit verband is gewezen op de verklaring van [verdachte] dat er (voor zover hij weet) geen sprake is geweest van productie. Uit de EncroChat-berichten volgt verder niet dat [verdachte] op voorhand of tijdens het proces geld heeft geïnvesteerd in het lab en hij heeft evenmin aan dat lab verdiend. Voor zover financiële betrokkenheid van [verdachte] bij het lab al kan worden bewezen, heeft dit op een zodanig tijdstip plaatsgevonden, dat dit niet dienstig is geweest aan de productie van methamfetamine, omdat die toen al stil lag; de financiële betrokkenheid kan in dat geval enkel als voorbereidingshandeling worden geduid, zoals ten laste gelegde onder 2, subsidiair. Uit het dossier blijkt dat [verdachte] ’s bemoeienis met het lab pas in een laat stadium is ingeroepen en zich heeft beperkt tot de rol van bemiddelaar tussen ruziënde partijen. Aldus is geen sprake geweest van een intellectuele of materiële bijdrage in de zin van medeplegen aan het produceren van methamfetamine.
Ten aanzien van het onder 2, subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging geen (verder) verweer gevoerd.
Feit 4 onderzoek Messina
De verdediging heeft zich verenigd met de bewezenverklaring van de rechtbank, inhoudende dat [verdachte] met anderen in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020 groothandel heeft gedreven in grote hoeveelheden ketamine, waarbij hij is vrijgesproken van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine. In het kader van de strafmaat (en de ontnemingsprocedure) is evenwel betoogd dat de verdachte alleen het transport heeft geregeld en voor die bemiddelende rol een
feekreeg; hij was niet betrokken bij de verdere inkoop van de ketamine en kreeg ook geen aandeel van de verkoop.
Feit 6 onderzoek Messina
De verdediging heeft berust in het door de rechtbank bewezenverklaarde onder feit 6. Voor het meerdere zijn in het dossier onvoldoende aanknopingspunten te vinden.
Tartarus
De verdediging heeft verzocht uit te gaan van het door de rechtbank bewezenverklaarde witgewassen bedrag van € 290.000,00. Ofschoon de verdachte erbij blijft dat hij het geld heeft geleend, moet dit volgens de verdediging in juridische zin worden beschouwd als een erkenning dat hij als gevolg van de bende in zijn administratie geen verklaring kan geven die afbreuk doet aan de herkomst.
Het oordeel van het hof

1.Feit 1 Messina

1.1
Inleiding
Op 3 februari 2019 is in een loods aan de [adres 2] in [plaats 3] een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen, verstopt in dozen met bananen. De bananen zijn per boot vervoerd vanuit Colombia en op 1 februari 2019 te Vlissingen in Nederland aangekomen. Vanuit Vlissingen zijn de bananen diezelfde dag naar de rijpingskamers van een bedrijf in Moerdijk gegaan en vervolgens, in de nacht van 2 op 3 februari, per vrachtwagen vanuit Moerdijk naar [plaats 3] vervoerd, alwaar de lading in de vroege ochtend van 3 februari 2019 is aangekomen. De chauffeur van de vrachtwagen, [naam 2] , is ter plaatse aangehouden. Hij was in het bezit van een Nokia, model 105, met het telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 1] . Deze telefoon had hij gekregen van de man die hem had gevraagd de pallet met bananen te vervoeren; hij was die ochtend nog door hem gebeld met de mededeling dat hij er zo aan kwam om de lading op te halen.
De verdachte wordt primair verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van de in de loods aangetroffen cocaïne.
1.2
Bewijs
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen, naast hetgeen hiervoor onder ‘Inleiding’ is vermeld, het volgende af, waarbij grotendeels wordt aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank.
Gebruikte telefoons en voertuigen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
[verdachte] heeft in de ten laste gelegde periode gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 2] en daarnaast van een cryptotelefoon waarvan het nummer eindigt op - [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3] ). Ook maakte hij gebruik van de auto met kenteken [kenteken 1] . Sinds september 2018 is onder deze auto een peilbaken geplaatst.
In diezelfde periode heeft [medeverdachte 2] gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 4] en de auto met kenteken [kenteken 2] . [medeverdachte 2] verbleef regelmatig op het adres [adres 3] .
[medeverdachte 1] heeft in deze periode gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 5] en de auto met kenteken [kenteken 3] .
Contacten [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voorafgaand aan de inbeslagname van de cocaïne op 3 februari
2019
Op
18 januari 2019zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] samen in het havengebied van [plaats 3] en bezoeken zij twee panden, die in de directe omgeving zijn gelegen van de loods aan de [adres 2] , waar de cocaïne op 3 februari 2019 is aangetroffen.
Op
31 januari 2019zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] in de middag samen. Enige tijd later ontmoet [verdachte] [medeverdachte 2] . Die avond zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] weer samen in een eetgelegenheid. Eveneens op die dag wordt in een auto, die door [medeverdachte 2] wordt gebruikt, door de FIOD een briefje gevonden met daarop de tekst “ [adres 4] ”. De chauffeur van het transport, [naam 2] , is woonachtig op het adres [adres 2] . Rechts naast het woonhuis aan de [adres 2] bevindt zich een door een hek af te sluiten ruimte waar zich de loods bevindt waar de cocaïne is aangetroffen. Rechts van dit hek zit bedrijfspand [adres 5] . Tussen de percelen 10 en 18 zijn geen andere percelen gevestigd, zodat het hof ervan uitgaat, mede in het licht van de hierna te noemen bevindingen, in onderlinge samenhang beschouwd, dat het in voornoemde auto aangetroffen briefje betrekking heeft op de naast het pand nummer 18 gelegen loods.
In de avond van
1 februari 2019bevinden de telefoons van [verdachte] (- [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ) en van [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) zich in de directe omgeving van [eetgelegenheid] in Amsterdam, evenals de auto van [verdachte] . Ook is in die periode het kenteken van de auto van [medeverdachte 1] geregistreerd bij cameraopstellingen in Amsterdam. Vervolgens, inmiddels is het 2 februari 2019, laten zowel de auto als de telefoons van [verdachte] en de telefoon van [medeverdachte 1] een verplaatsing zien naar [plaats 2] , in de omgeving van het [adres 3] , alwaar [medeverdachte 2] vaker verblijft.
Op
2 februari 2019, tussen 19:45 uur en in elk geval 20:40 uur zijn de telefoons van [verdachte] (- [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ) en [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) opnieuw in elkaars nabijheid, nu in Haarlem. Kort daarna, omstreeks 20:49 uur, verplaatsen de telefoons en de auto van [verdachte] zich in de richting van [adres 6] . In deze straat is de winkel [bedrijf] gevestigd. In de onmiddellijke omgeving van deze winkel zijn drie telefoonnummers geactiveerd om 20:51 uur ( [telefoonnummer 1] , op 3 februari 2019 aangetroffen bij [naam 2] ), 20:54 uur ( [telefoonnummer 7] ) en 20:56 uur ( [telefoonnummer 6] ). Deze telefoonnummers zijn uitgegeven door Lebara en voor verkoop geleverd aan [bedrijf] . De bij deze nummers behorende simkaarten zijn alle drie geplaatst in een telefoon van het merk Nokia, model 105. Tussen 21:02 uur en 21:04 uur verlaat in elk geval de [telefoonnummer 3] van [verdachte] de (omgeving van de) [adres 6] weer. Op 2 februari 2019 om 21:02 uur, derhalve direct na activatie, hebben [telefoonnummer 7] en het telefoonnummer van [medeverdachte 2] (- [telefoonnummer 4] ) verbinding gemaakt.
Vervolgens verplaatsen de telefoons (- [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] ) en de auto van [verdachte] zich richting [plaats 2] , eerst naar de omgeving van het [adres 3] en daarna naar de woning van [verdachte] , waar [verdachte] zichtbaar om 22:11 uur arriveert.
[medeverdachte 1] is kennelijk vanuit Haarlem naar [plaats 3] gereden, waar om 22:36 uur een pintransactie wordt gedaan bij een Shell tankstation aan de [adres 7] met de pinpas van [medeverdachte 1] . De telefoon van [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) verplaatst zich vervolgens tussen 22:45 uur en 22:52 uur in de richting van zijn woonadres in [plaats 1] . Vervolgens verplaatst de auto van [medeverdachte 1] zich vandaaruit weer in de richting van [plaats 2] , waar zijn auto door een cameraopstelling wordt geregistreerd. Om 23:44 uur gaat [medeverdachte 1] de woning van [verdachte] in [plaats 2] binnen. Hij verlaat deze weer op
3 februari 2019om 00:34 uur en zijn auto wordt geregistreerd door een cameraopstelling die voertuigen registreert die [plaats 2] verlaten.
[naam 2] bevindt zich op 3 februari 2019 rond 04:00 uur in Moerdijk, waar hij de pallet met bananen ophaalt en vervolgens vertrekt richting [plaats 3] .
Op 3 februari 2019 tussen 04:01 uur en 04:05 uur worden vanuit [telefoonnummer 7] vier uitgaande verbindingen geregistreerd naar [telefoonnummer 6] , waarbij om 04:02 uur en 04:05 uur twee gesprekken tot stand komen die 42 seconden, respectievelijk elf seconden duren. Bij deze verbindingen maakt [telefoonnummer 7] gebruik van Cell-ID’s die een verplaatsing weergeven vanuit de omgeving van Velsen-Noord, Beverwijk, [plaats 1] via Velsen-Zuid naar Velserbroek, Rijksweg 349 en Rijksweg A9. [telefoonnummer 6] maakt gebruik van Cell-ID’s die dekking geven aan de woning van [verdachte] . Tussentijds, om 04:04 uur, wordt voor het eerst een verbinding geregistreerd vanuit [telefoonnummer 7] naar [telefoonnummer 1] ( [naam 2] ), die negen seconden duurt. [telefoonnummer 1] ( [naam 2] ) bevindt zich op dat moment in de omgeving van Moerdijk.
Om 04:10 uur gaat [medeverdachte 2] de woning van [verdachte] binnen. Acht minuten later gaat [medeverdachte 1] eveneens de woning binnen. Om 04:56 uur verlaten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] de woning. Om 05:04 uur worden de kentekens van de auto’s van [medeverdachte 2] en van [medeverdachte 1] geregistreerd wanneer zij [plaats 2] verlaten.
De vrachtwagen van [naam 2] is om 06:09 uur bij de loods aan de [adres 2] in [plaats 3] gearriveerd.
Een half uur daarvoor, om 05:39 uur, is gepind in het havengebied van [plaats 3] , met een bankpas die hoort bij een rekeningnummer van [medeverdachte 1] . Ook [telefoonnummer 3] (van [verdachte] ) bevindt zich tussen omstreeks 05:30 uur en 06:47 uur in dat havengebied. Hetzelfde geldt voor [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 6] . De kentekens van de auto’s van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden op 3 februari 2019 om 06:44 uur gezien op camerabeelden die zijn vastgelegd in het havengebied van [plaats 3] . Daarbij valt op dat de auto's achter elkaar rijden terwijl de inzittenden onderling contact hebben door middel van een handgebaar. De politie is dan al kort daarvoor, om 06:44 uur, binnengetreden in de loods aan de [adres 2] in [plaats 3] , alwaar een half uur later de partij van ongeveer 400 kilo cocaïne in beslag wordt genomen. Om 07:50 uur wordt vrachtwagenchauffeur [naam 2] aangehouden.
Aantreffen [telefoonnummer 1] en gebruik van de Nokia's
Zoals hiervoor overwogen, is onder [naam 2] een telefoon aangetroffen van het merk Nokia, waarvan het nummer eindigt op - [telefoonnummer 1] en waarvan [naam 2] heeft verklaard deze telefoon te hebben gekregen van degene op wiens verzoek hij de pallet met bananen heeft opgehaald. In de onder [naam 2] aangetroffen [telefoonnummer 1] stond één nummer geregistreerd, met als contactnaam ‘vriend’ en met een telefoonnummer eindigend op - [telefoonnummer 7] . Dit betreft eerdergenoemd nummer [telefoonnummer 7] .
Tussen [telefoonnummer 1] ( [naam 2] ) en [telefoonnummer 7] (vriend) zijn in de vroege ochtend van 3 februari 2019, dus kort voor het arriveren van de cocaïne in [plaats 3] , in totaal 23 keer verbindingen geregistreerd, waarbij het initiatief telkens werd genomen door [telefoonnummer 7] (vriend). [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 6] , de derde van de drie in Haarlem op 2 februari 2019 aangeschafte Nokia's, hebben eveneens regelmatig onderling contact terwijl zij zich in het havengebied van [plaats 3] bevinden.
Het telefoonnummer van [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) staat opgeslagen in de privé-telefoon van [naam 2] . In de weken voorafgaand aan de (verlengde) invoer van de cocaïne heeft meermaals contact tussen de telefoontoestellen plaatsgevonden. Hierbij is zowel gechat als gebeld.
Samenkomst nabij [adres 1] na het aantreffen van de cocaïne door de politie
Op 3 februari 2019, rond 07:30 uur, rijden de auto's van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in Amsterdam in
de richting van de [adres 1] . Dan is ook [telefoonnummer 7] in Amsterdam en rond 07:45 uur bevinden zowel [telefoonnummer 3] (van [verdachte] ), als [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] zich in de directe omgeving van de [adres 1] .
De drie Nokia's hebben na 07:47 uur op 3 februari 2019 geen contact meer met elkaar. Er zijn in elk geval geen verbindingen meer geregistreerd.
Geen gebruik eigen gsm-telefoons [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[telefoonnummer 3] (van [verdachte] ) verplaatst zich op 3 februari 2019 kort na 09:00 uur vanuit de omgeving van Amsterdam naar [plaats 2] . Om 09:18 uur gaat [verdachte] zijn woning in [plaats 2] binnen. Van het telefoonnummer - [telefoonnummer 2] van [verdachte] zijn op 3 februari 2019 tussen 04:51 uur en 09:23 uur geen verbindingen geregistreerd.
Van het telefoonnummer van [medeverdachte 2] (- [telefoonnummer 4] ) zijn tussen 04:11 uur en 11:04 uur op 3 februari 2019 geen verbindingen geregistreerd.
Van de telefoon van [medeverdachte 1] (- [telefoonnummer 5] ) zijn op 3 februari 2019 tussen 01:19 uur en 09:20 uur geen inkomende of uitgaande verbindingen geregistreerd. Eerst om 09:20 uur die dag wordt weer gebruik gemaakt van deze telefoon.
1.3
Conclusie ten aanzien van betrokkenheid
Het hof deelt de conclusies van de rechtbank dat uit alle hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, blijkt van een gezamenlijke intensieve oriëntatie van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op het transport van de cocaïne naar de loods in [plaats 3] .
Daarvoor is redengevend wat er is gebleken over de activiteiten van elk van hen afzonderlijk en
van één of meer van hen samen. In het oog springend zijn het adres van de locatie van aflevering waarover [medeverdachte 2] kennelijk beschikte en de aanschaf van de drie Nokiatelefoons die op verschillende wijzen in verband te brengen zijn met de verdachten én direct in verband staan met het transport, meer in het bijzonder met de chauffeur. [medeverdachte 1] stond ook op andere wijze eerder in contact met de chauffeur. Daarnaast neemt het hof op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand aan dat de verdachten alle drie in de haven van [plaats 3] zijn geweest op het moment van aflevering van de partij cocaïne en vervolgens min of meer gelijktijdig naar een locatie in Amsterdam zijn gegaan. Ook dit laatste moet, gelet op de overige gedragingen van de verdachten, in een betekenisvol verband staan met de ingevoerde cocaïne. Aan die vaststelling draagt bij het gegeven dat twee van de drie telefoons, die op de avond vóór de aankomst van de cocaïne in Haarlem zijn aangeschaft en onmiskenbaar verband hebben met het transport en met de verdachten, in diezelfde omgeving in Amsterdam zijn uitgepeild. Daarbij valt op dat die nacht geen gebruik is gemaakt van de reguliere telefoons van de verdachten, terwijl hierboven is vastgesteld dat de verdachten in die nacht wel actief waren. Kennelijk hebben de verdachten in de nacht van 2 op 3 februari 2019 onder de radar willen blijven. Dit sterkt het hof in de conclusie dat de verdachten betrokken waren bij de in de loods aangetroffen hoeveelheid cocaïne.
Tegen deze achtergrond zijn tot slot ook de ontmoetingen in wisselende samenstelling in de dagen voorafgaand aan 3 februari 2019 van betekenis. Al deze uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden grijpen zodanig in elkaar dat er een samenstel van gedragingen uit moet worden afgeleid die werden gedragen en gestuurd door die gedeelde oriëntatie op de invoer van de hoeveelheid van ongeveer 400 kilogram cocaïne. Bij gebreke van verklaringen van de verdachten die voor enige zinvolle alternatieve uitleg van deze redengevende feiten en omstandigheden aanknopingspunten kunnen bieden, komt het hof tot de slotsom dat zij allen in een zinvol verband staan met het cocaïnetransport. Het hof is van oordeel dat een nadere duiding van elk van de gedragingen van de verdachten niet mogelijk is, maar ook niet nodig, en het maakt deze conclusie daarom niet anders.
Het hof overweegt in dit verband dat de verklaring van [verdachte] , dat hij in de nacht van 2 op 3 februari met een zekere [naam 1] , van wie hij geen verdere gegevens heeft verstrekt, op de [adres 1] in Amsterdam heeft verbleven en hij zijn cryptotelefoon die nacht had uitgeleend, daarmee kennelijk suggererend dat een ander zijn telefoon heeft meegenomen naar [plaats 3] , als ongeloofwaardig terzijde wordt geschoven, nu hiervoor in het dossier geen enkel verifieerbaar aanknopingspunt is te vinden en de verdachte ook geen enkele uitleg kan geven over de reden voor het uitlenen van zijn cryptotelefoon aan een derde, van wie hij evenmin nadere gegevens heeft verstrekt.
1.4
Verlengde invoer
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van (verlengde) invoer overweegt het hof, met de rechtbank, als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de tijdspanne tussen het eerste moment van binnenkomst op Nederlands grondgebied van de cocaïne en het aantreffen van de cocaïne in de loods in [plaats 3] kort is geweest. Immers, de pallet met bananen, in welke pallet de uit Colombia afkomstige cocaïne was verborgen, is op 1 februari 2019 per boot in Vlissingen, Nederland, aangekomen. Diezelfde dag is de pallet op transport gegaan naar de rijpingskamers in Moerdijk. Vervolgens is de pallet al in de nacht van 2 op 3 februari 2019 vanuit Moerdijk naar [plaats 3] gebracht, waar de cocaïne diezelfde dag, begin van de ochtend, rond 07:00 uur, in beslag is genomen door de politie. Daarbij leidt het hof uit de wijze van aantreffen van de cocaïne in [plaats 3] door de politie af, dat de cocaïne in Vlissingen en Moerdijk niet is uit- of omgepakt. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de verstopte cocaïne na het lossen en inklaren van de bananen en het vervoer van de bananen naar de rijpingskamers in Moerdijk, direct voor verder vervoer en overdracht van de cocaïne is overgebracht naar [plaats 3] en aldus, gezien ook het bepaalde in artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet, sprake is geweest van verlengde invoer van cocaïne.
1.5
Medeplegen
Uit het vorenoverwogene blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, gericht op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne. Daarbij is sprake van een gezamenlijk optreden, onder andere bestaande uit het regelen en gebruik van werktelefoons voor de chauffeur van het transport en de verdachten zelf, de kennelijk - teneinde onder de radar te blijven - onderling gemaakte afspraak geen gebruik te maken van de eigen (reguliere) telefoons, het gezamenlijk nachtelijk vertrek van de verdachten vanuit de woning van [verdachte] naar [plaats 3] waar de cocaïne naartoe werd getransporteerd, het daartoe onderhouden van contact met de chauffeur van het transport en met elkaar, en het na ontdekking en inbeslagname door de politie van de cocaïne, gezamenlijke vertrek van de verdachten vanuit [plaats 3] naar Amsterdam.
1.6
Eindconclusie ten aanzien van het onder 1, primair tenlastegelegde
Hetgeen (verder) door de verdediging ten aanzien van dit feit naar voren is gebracht vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Gelet op al het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne in de zin van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet.

2.Messina

2.1
Algemeen
De gebruikers van de EncroChat-accounts [EncroChat-account 1] , [EncroChat-account 2] en [EncroChat-account 3]
Uit de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, volgt dat [medeverdachte 4] de gebruiker is geweest van het EncroChat-account
[EncroChat-account 1] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 1]), [verdachte] van het EncroChat-account
[EncroChat-account 2] @encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 2]) en [medeverdachte 3] van het EncroChat-account
@encrochat.com(hierna:
[EncroChat-account 3]).
Het hof stelt met betrekking tot het EncroChat-account
[EncroChat-account 3]het volgende vast. Het account is gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 8] . Op 20 april 2020 en 9 mei 2020 gaat dit telefoonnummer, wat betreft locatie en tijd, gelijk op met het telefoonnummer - [telefoonnummer 9] en de BMW met het kenteken [kenteken 4] . Daarnaast volgt uit de inhoud van de verkregen EncroChat-berichten dat
[EncroChat-account 3]afspraken maakt met de gebruiker van het EncroChat-account
[EncroChat-account 4]om elkaar op 29 mei 2020 twee keer te treffen. Diezelfde dag is [medeverdachte 3] geobserveerd door het observatieteam en is vastgesteld dat [medeverdachte 3] ontmoetingen heeft gehad die overeenkomen met de afspraken die zijn gemaakt in de EncroChat-berichten met
[EncroChat-account 4].
Het hof zal hier bij de in Messina tenlastegelegde feiten vanuit gaan.
2.2
Feiten 2 en 3 Messina
2.2.1
Inleiding
Op 15 mei 2020 is een partij drugsafval, onder andere bestaande uit vaten en jerrycans, aangetroffen op een onverhard bospad aan de Drieërweg te Ermelo. Van een aantal vaten waren de deksels afgeslagen waardoor vloeistof buiten de verpakking was geraakt en op de onbedekte bodem was terechtgekomen. Het drugsafval is door het NFI onderzocht en bleek methamfetamine te bevatten. [benadeelde] , eigenaar van het terrein, heeft aangifte gedaan van het dumpen van het afval.
Op 3 september 2020 is door de politie binnengetreden in een perceel aan de [adres 8] te [adres 8] , gemeente Hoogeveen. Hierbij is een zogeheten drugslaboratorium aangetroffen, bevattende goederen passend bij de productie van methamfetamine.
De verdachte wordt betrokkenheid bij deze feiten verweten, op de wijze zoals onder 2 en 3 ten laste is gelegd, waarbij het op 15 mei 2020 aangetroffen drugsafval afkomstig zou zijn van het laboratorium aan de [adres 8] .
2.2.2
Bewijs
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen, naast hetgeen hiervoor onder ‘Inleiding’ is overwogen, het volgende af, waarbij grotendeels wordt aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank.
Feit 2 (productie methamfetamine)
In de EncroChat-berichten is vanaf 27 maart 2020 veelvuldig gesproken over een lab dat, gezien de bewijsmiddelen, waaronder de in de chats tussen betrokkenen verzonden afbeeldingen die overeenkomen met de locatie aan de [adres 8] , het lab in [adres 8] betreft.
Op 28 maart 2020 krijgt een persoon, aangeduid als ‘de boer’, die kennelijk eigenaar is van het stuk grond waar het lab is gevestigd, een EncroChat-telefoon met de gebruikersnaam
[EncroChat-account 5].
[EncroChat-account 5]heeft contact met de EncroChat-gebruikers
[EncroChat-account 6]en
[EncroChat-account 7]. Er wordt door hen over en weer gechat over de werkzaamheden in het lab en de klachten van de boer zoals onder meer de stank, de geluidsoverlast en het werken in de weekenden.
[EncroChat-account 6]stuurt de inhoud van deze chats door naar de gebruiker van het EncroChat-account met de naam
[EncroChat-account 8]. Uit de chats kan worden afgeleid dat
[EncroChat-account 8]de persoon is die de controle houdt over het productieproces in het lab en de laboranten aanstuurt. Uit de historische verkeersgegevens van
[EncroChat-account 6]en
[EncroChat-account 7]volgt dat hun telefoontoestellen meermalen in de directe omgeving van het lab in [adres 8] zijn geweest.
Het hof leidt voorts uit de berichten af dat [medeverdachte 4] (
[EncroChat-account 1]) intensief contact onderhoudt met [medeverdachte 3] (
[EncroChat-account 3]) en ook met
[EncroChat-account 7]. [medeverdachte 3] (
[EncroChat-account 3]) heeft daarnaast intensief contact met
[EncroChat-account 8]en met [verdachte] (
[EncroChat-account 2]).
[EncroChat-account 8]en
[EncroChat-account 7]informeren [medeverdachte 3] , respectievelijk [medeverdachte 4] over het productieproces en de klachten van de boer daarover. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben het daarbij regelmatig over hun mensen en “de andere kant”. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn ontevreden over de gang van zaken en [verdachte] wordt door [medeverdachte 3] geïnformeerd over de problemen met betrekking tot het functioneren van het lab. Uit de chats volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] daarover vervolgens met elkaar communiceren. Over en weer worden ontvangen berichten naar de andere betrokkenen doorgezonden. Al deze berichten kunnen niet anders worden uitgelegd dan dat het gaat over de inrichting, de voortgang van het productieproces en het aan het zicht onttrekken van het lab. Ze bespreken de knelpunten in het productieproces, in het bijzonder de voorraad grondstoffen, de geur- en geluidsoverlast en de ongewenste zichtbaarheid van de laboranten. Daarnaast wordt besproken welke instructies moeten worden gegeven aan het personeel van het laboratorium en de boer en worden deze instructies vervolgens doorgestuurd aan
[EncroChat-account 7]en, via
[EncroChat-account 8], aan
[EncroChat-account 6]. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] geven een aantal keer aan dat ze een vriend zullen instrueren langs te gaan bij de boer en uit de historische verkeersgegevens van
[EncroChat-account 7]en
[EncroChat-account 6]volgt dat deze personen op die momenten in de directe omgeving van het lab zijn geweest. Tevens kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat er meerdere ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen
[EncroChat-account 8]en [medeverdachte 3] en [verdachte] . Uit de inhoud van de chats volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 3] meerdere keren verhaal halen bij
[EncroChat-account 8]over de problemen bij het lab, aangezien ze anders voor niks “10 /k” hebben betaald. Als tegen het einde van april 2020
[EncroChat-account 8]aangeeft dat hij niet meer door wil gaan met het lab, wordt er door [verdachte] en [medeverdachte 3] gezocht naar een nieuwe partij. Ook [medeverdachte 4] wordt daarin betrokken.
Bij de ontmanteling van het lab zijn diverse goederen aangetroffen die passen bij de productie van methamfetamine. Daarnaast wordt in de chats meerdere keren gesproken over onder meer ‘
ice’, ‘draaien’, ‘reacties’ en ‘destilleren’. Uit verschillende chats blijkt dat de stank waar de boer over klaagt te maken heeft met de productie van ‘
ice’. Bovendien wordt door
[EncroChat-account 8]op 7 april 2020 een afbeelding van een witte substantie met [medeverdachte 3] gedeeld met daarbij de tekst ‘zijn eerste kilos aan t maken’. Dat er daadwerkelijk methamfetamine in het lab is geproduceerd blijkt ook uit het door het NFI verrichte onderzoek aan het op 15 mei 2020 aangetroffen drugsafval, dat methamfetamine bevat. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen, in welk verband mede wordt gewezen op de hierna, onder ‘dumping drugsafval’, opgenomen berichten, die zowel qua inhoud (gesproken wordt over het weghalen van drugsafval bij de boer) als datum (de berichten dateren van eind april tot 15 mei 2020) aansluiten op het aantreffen van het drugsafval, terwijl ook sprake is van overeenkomsten in de soort en kleur van de vaten, in de productsticker op een jerrycan, op de geschreven tekst op een zilverkleurige cilinder en diverse andere voorwerpen, die zowel op afbeeldingen zijn te zien die op 12 mei 2020 door
[EncroChat-account 3]aan
[EncroChat-account 8]en op 26 april 2020 door
[EncroChat-account 9]naar
[EncroChat-account 7]zijn verzonden als op de dumpplaats zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat dit het afval betreft van het lab aan de [adres 8] .
Het verweer van de verdediging dat niet zeker is of er wel methamfetamine is geproduceerd wordt dan ook verworpen.
Uit de vele EncroChat-berichten blijkt dat [medeverdachte 4] verantwoordelijk was voor de locatie en de contactpersoon was voor het aansturen en instrueren van personen die hierover in direct contact stonden met de boer en dat [medeverdachte 3] en [verdachte] contactpersonen waren voor de kant van de laboranten en dat daarin een min of meer strikte scheiding bestond. Geconfronteerd met de klachten van de boer hebben [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] veelvuldig contact met elkaar gehad en hebben [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] verschillende oplossingen aangedragen, gedragsregels afgesproken en die doorgezonden naar hun contacten en heeft [medeverdachte 4] voorgesteld zelf met de boer te gaan praten. Dit alles met het doel het productieproces op gang te brengen en te houden en de relatie met de boer blijvend te verbeteren. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] hadden daar ook een financieel belang bij. [medeverdachte 3] en [verdachte] omdat zij geld hadden geïnvesteerd, [medeverdachte 4] omdat hij hier geld aan zou verdienen. Hieruit volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] een essentiële rol hadden in de communicatie tussen de groep die contacten met de boer had en bij de bouw van het lab betrokken is geweest en de groep die verantwoordelijk was voor de productie van methamfetamine in het lab. Hiermee waren zij allen een onmisbare schakel om te kunnen komen tot de productie van de methamfetamine. Gelet op het vorenoverwogene kan het standpunt van de verdediging, dat [verdachte] eerst een rol bij het lab heeft gekregen nadat er ruzie was ontstaan, welke rol bovendien beperkt is gebleven tot het bemiddelen, zodat van medeplegen geen sprake was, niet worden gevolgd.
Gelet op het voorgaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en intensieve samenwerking tussen [verdachte] en anderen dat sprake is geweest van medeplegen. Het hof komt daarom ten aanzien van [verdachte] tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde medeplegen van het bereiden van methamfetamine. Het hof zal de bewezenverklaarde periode beperken tot 25 april 2020 omdat uit de chats met
[EncroChat-account 8]blijkt dat hij vanaf die datum de locatie heeft verlaten.
Feit 3 (dumpen drugsafval)
Uit de EncroChat-berichten blijkt tevens dat vanaf eind april 2020 intensief is gecommuniceerd over het verwijderen van drugsafval. [medeverdachte 4] bericht [medeverdachte 3] dat afval bij het lab is achtergebleven en wijst er meermaals op dat dit chemisch afval betreft dat de boer in een trailer heeft gezet. [medeverdachte 3] bespreekt met [medeverdachte 4] de mogelijkheid om het afval met trailer en al te dumpen. [medeverdachte 3] en [verdachte] proberen
[EncroChat-account 8]zover te krijgen het drugsafval te verwijderen. [medeverdachte 4] wordt voortdurend op de hoogte gehouden en communiceert kennelijk verder met
[EncroChat-account 7]die in contact staat met de boer. [medeverdachte 4] heeft zowel met [medeverdachte 3] als met [verdachte] gesprekken over het afval. Hij bericht [verdachte] dat zolang het afval er nog ligt, dit een risico voor de boer oplevert en dat daarvoor betaald moet worden. Op 11 mei 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] dat hij zal proberen te regelen dat een jongen van hem het afval met een bus haalt. Hij schrijft daarbij dat dan wel die plek van [medeverdachte 4] nodig is en vraagt of [medeverdachte 4] ze dan daar ontmoet, waarop [medeverdachte 4] bericht dat dit prima is. Op 12 mei 2020 bericht [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 4] dat als het afval niet de dag erop wordt weggehaald, hij een jongen heeft die een bus zal huren en vraagt hem of zijn man dan met de bus gaat. [medeverdachte 4] antwoordt dat het een grote bus vol is als het past, dat al die kleine jerrycans vol zitten. Op 14 mei 2020 chatten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] erover dat ze het afval zelf gaan weghalen en dumpen. [medeverdachte 3] moet hiervoor € 5.000,00 betalen en wil dat [medeverdachte 4] dat bedrag bij de boer terug haalt. Die dag chatten ook [medeverdachte 3] en [verdachte] over het verwijderen van het afval. Uit de inhoud van deze chats kan worden afgeleid dat ‘ [naam 3] ’ dit de volgende dag zal doen en dat [medeverdachte 3] hier € 2.500,00 voor zal betalen. Op 15 mei 2020 wordt, zoals hiervoor reeds overwogen, een partij drugsafval aangetroffen op het bospad in Ermelo.
Uit de bewijsmiddelen kan, zoals hiervoor reeds is overwogen, worden afgeleid dat dit drugsafval afkomstig is geweest van het lab in [adres 8] en dat medeverdachte [medeverdachte 6] betrokken is geweest bij deze afvaldumping. Het gestorte afval was gevaarlijk op de wijze als omschreven in de delictsomschrijving. Dat blijkt uit de stukken die de benadeelde partij heeft overgelegd en die, evenals eerder door de rechtbank, ook door het hof voor het bewijs worden gebruikt.
Op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [verdachte] intensief met elkaar overleg hebben gehad over het achtergebleven drugsafval en wat daarmee moest gebeuren. Het was hen bekend dat het gevaarlijk chemisch afval betrof – in de chats wordt gesproken over ‘chemisch afval vaten vol’ (chat tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] op 27 april 2020) en ‘giftige dampen’ (chat tussen [verdachte] en [medeverdachte 3] op 2 mei 2020) en er is steeds gesproken over het ‘dumpen’ van dit afval. Uiteindelijk hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 6] de opdracht gegeven om tegen betaling het drugsafval te dumpen. [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] hebben hierbij elk een essentiële rol vervuld. Aldus is sprake geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking bij het zich ontdoen van het achtergebleven drugsafval dat dit als medeplegen moet worden aangemerkt.
Het hof komt daarom ten aanzien van [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het dumpen van het drugsafval.

3.Feit 4 Messina

3.1
Bewijs
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen, naast hetgeen hiervoor met betrekking tot de identificatie van de EncroChat-accounts is overwogen, het volgende af, waarbij grotendeels wordt aangesloten bij de overwegingen van de rechtbank.
Uit EncroChat-gesprekken tussen de accounts
[EncroChat-account 3]en
[EncroChat-account 2]komt naar voren dat [medeverdachte 3] en [verdachte] intensief met elkaar hebben gecommuniceerd over “keta”. Uit deze berichten kan worden afgeleid dat de gesprekken gaan over transporten van ketamine uit Duitsland, op welke data deze transporten plaatsvonden en op welke plaatsen door de chauffeur de ketamine moest worden afgeleverd. Het gaat hierbij blijkens de EncroChat-berichten om eenmaal 40 kilogram en tweemaal 100 kilogram ketamine. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verdachte] ook bekend dat hij betrokken is geweest bij een aantal ketaminetransporten.
Het hof is op basis van de chatgesprekken tussen [medeverdachte 3] en [verdachte] van oordeel dat [verdachte] niet slechts, zoals met het oog op een strafmaatverweer door de verdediging is aangevoerd, een bemiddelende rol in de ketaminetransporten heeft vervuld, maar een essentiële bijdrage heeft geleverd aan het realiseren van die transporten. [verdachte] was immers de persoon die voor, tijdens en na de transporten contact onderhield met [medeverdachte 5] over het uitvoeren daarvan. De relevante informatie hieromtrent, waaronder de aankomsttijden en locatie van (het transport door) [medeverdachte 5] , is door [verdachte] besproken met en doorgespeeld aan [medeverdachte 3] , die op zijn beurt contact onderhield met andere betrokken partijen. Ook is [verdachte] bij de overdrachten van de ketamine betrokken geweest. Hij was op hiervoor omschreven wijze een onmisbare schakel in het afleveren van ketamine.
3.2
Vrijspraak ten aanzien van de hoeveelheid van 500 kilogram
Het hof is van oordeel dat, hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor een vierde transport van 500 kilogram ketamine, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat dit transport daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat [medeverdachte 5] op 10 juni 2020 (de veronderstelde datum van het transport) een restaurant bezoekt waar ook [verdachte] aanwezig is en op 23 juni 2020 van [verdachte] een envelop met onbekende inhoud overhandigd heeft gekregen, is voor een bewezenverklaring van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine onvoldoende. Ook het gegeven dat in een opgenomen vertrouwelijk gesprek van 27 juni 2020 door [verdachte] wordt gesproken over een “paar honderd kilo” ketamine die er nog zou liggen, leidt niet tot een ander oordeel, evenals het aantreffen van 350 kilo ketamine in de loods van [medeverdachte 3] op 28 oktober 2020. Het hof betrekt daarbij dat uit EncroChat-berichten volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte(n) niet alleen zelf ketamine uit Berlijn hebben ingevoerd, althans laten afleveren, maar eveneens van
verschillendeandere betrokkenen hoeveelheden ketamine hebben ontvangen. Reeds gelet daarop is niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de hiervoor in het OVC-gesprek genoemde hoeveelheid ketamine respectievelijk de bij de doorzoeking aangetroffen ketamine afkomstig was van het vermeende transport van 500 kilogram ketamine op of omstreeks 10 juni 2020. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van de tenlastegelegde 500 kilogram ketamine.
3.3
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het drijven van een groothandel in ketamine, te weten een totale hoeveelheid van (in totaal) 240 kilogram, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020.

4.Feit 6 Messina

Het hof stelt voorop dat onder een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Een dergelijke organisatie kan als een criminele organisatie worden aangemerkt als vast komt te staan dat deze organisatie het oogmerk heeft op het plegen van misdrijven. Het oogmerk ziet op het feitelijke en gewenste doel van de organisatie. Daarbij is voor een bewezenverklaring voldoende dat het plegen van misdrijven wordt beoogd, zodat nog geen aanvang hoeft te zijn gemaakt met het daadwerkelijke plegen daarvan. Voor bewijs van het bestanddeel ‘oogmerk’ zal onder meer betekenis kunnen toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, zoals daarvan kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijk doel, en meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Volgens vaste rechtspraak is sprake van deelneming aan een organisatie als hiervoor bedoeld als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband én als de verdachte een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het hiervoor bedoelde oogmerk.
Uit de bewijsmiddelen die betrekking hebben op de overige ten aanzien van [verdachte] bewezenverklaarde feiten uit onderzoek Messina blijkt de betrokkenheid van [verdachte] bij meerdere strafbare feiten, waarbij verschillende andere medeverdachten betrokken waren. Er was hierbij sprake van een samenwerkingsverband waarvan de samenstelling niet steeds hetzelfde is geweest. Zo heeft [verdachte] niet alleen deelgenomen aan een organisatie waarvan ook de medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] deel uitmaakten, hetgeen volgt uit de feiten 2, 3 en 4, maar ook aan een organisatie waarbij anderen dan [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] betrokken waren, te weten onder andere [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , hetgeen volgt uit de bewezenverklaring van de onder 1 tenlastegelegde verlengde invoer van cocaïne. Invoer en transport van een dergelijke, grote hoeveelheid cocaïne kan niet worden gerealiseerd zonder het bestaan van een min of meer gestructureerde organisatie waarin elk van de deelnemers een inbreng heeft.
Met de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde staat dan ook vast dat de criminele organisatie waarvan de verdachte deel uitmaakte eveneens het invoeren van cocaïne als oogmerk had. In het verlengde daarvan is het hof, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de pleegperiode eerder is aangevangen en wel op 1 januari 2019, rekening houdende met de tijd die gemoeid zal zijn met het vervoer van de cocaïne per schip vanuit Colombia.
Het hof zal de verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde leidinggeven aan de criminele organisatie, nu onvoldoende is gebleken dat de verdachte een leidinggevende rol heeft vervuld. De verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat de criminele organisatie zich in de tenlastegelegde periode daarmee heeft beziggehouden. Dat geldzucht de voornaamste drijfveer is geweest van betrokkenen, zoals het openbaar ministerie heeft betoogd, is daartoe niet voldoende.

5.Tartarus

5.1
Inleiding
Het tenlastegelegde witwasbedrag van € 481.165,00 omvat, naast het door de rechtbank bewezen verklaarde bedrag van € 290.837,00, waarin de verdediging heeft berust, onder meer een vakantie op Ibiza (€ 60.000,00), huurtermijnen (€ 34.228,00) en contante uitgaven voor uiteten en feesten
(€ 59.500,00). Deze subonderdelen, waarvan de rechtbank heeft vrijgesproken, maken samen een bedrag van € 153.728,00. De advocaat-generaal acht ook deze bedragen bewijsbaar. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
5.2
Vakantie op Ibiza (€ 60.000,00)
Evenals de rechtbank, acht het hof het ten laste gelegde bedrag van € 60.000,00 inzake de vakantie van een maand op Ibiza
nietbewezen. In het overzichtsproces-verbaal Tartarus wordt melding gemaakt van chatgesprekken (onder andere een chatgesprek tussen [verdachte] en [naam 4] van 13 september 2017) en meegezonden foto’s waaruit zou volgen dat [verdachte] in september 2017 een maand op Ibiza heeft verbleven. Het brondocument, waarin deze chatgesprekken zouden zijn opgenomen en waarnaar wordt verwezen, betreft echter een ander document; de chatgesprekken zelf bevinden zich niet bij de stukken. Mede gelet hierop is het hof van oordeel dat sprake is van onvoldoende onderbouwing van dit onderdeel.
Het hof acht wel bewezen dat de verdachte de overige tenlastegelegde geldbedragen, waaronder de bedragen inzake de huurtermijnen en contante uitgaven voor uiteten en feesten, voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt en baseert dat op het volgende.
5.3
Huurtermijnen woning [adres 9] te [plaats 2] (€ 34.228,00)
De verdachte heeft verklaard dat hij vanaf 2014 op het adres [adres 9] te [plaats 2] heeft gewoond. De broer van de verdachte, [naam 5] , heeft verklaard dat de huur voor de woning waarin de verdachte verbleef door de verdachte aan hem, of rechtstreeks aan de verhuurder, werd voldaan. Vanaf april 2016 hebben er niet langer maandelijkse bankoverboekingen van de verdachte aan zijn broer plaatsgevonden, zodat het er, op grond van de verklaring van zijn broer en bij gebreke van bankoverboekingen, voor moet worden gehouden dat de verdachte vanaf dat moment de huur rechtstreeks contant aan de verhuurder heeft voldaan. In het proces-verbaal van de FIOD is uitgegaan van een huurprijs van gemiddeld € 796,00, gelet op de eerdere overboekingen naar de rekening van de broer van de verdachte en de eigen verklaring van de verdachte aangaande zijn woonlasten. Uitgaande van een periode van april 2016 tot en met oktober 2019, oftewel 43 maanden, komt het bedrag aan huurtermijnen uit op € 34.228,00.
5.4
Contante uitgaven voor uit eten en feesten (€ 59.500,00)
De verdachte heeft verklaard dat hij maandelijks gemiddeld € 750,00 à € 800,00 aan uiteten en tweewekelijks gemiddeld € 200,00 aan uitgaan uitgaf. Het hof sluit ten aanzien van de maandelijkse etentjes aan bij deze verklaring van de verdachte en gaat uit van het laagst door hem genoemde bedrag per maand, derhalve € 750,00. Dat betekent dat [verdachte] aan uiteten in totaal € 52.500,00 in de tenlastegelegde periode heeft uitgegeven. Voor wat betreft de uitgaven aan feesten, stelt het hof vast dat daarmee een totaal van € 28.000,00 was gemoeid, nu de verdachte naar eigen zeggen tweemaal per maand gemiddeld € 200,00 aan uitgaan uitgaf. Dat betekent dat de verdachte € 400,00 per maand aan uitgaan besteedde, hetgeen dient te worden vermenigvuldigd met 70 maanden. In het proces-verbaal van de FIOD wordt ten onrechte gerekend met 35 maanden.
Het hof zal evenwel in het voordeel van de verdachte uitgaan van het door de FIOD berekende totale bedrag van € 59.500,00, en zoals door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep is gevorderd.
5.5
Witwassen
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte (ook) de bedragen van
34.228,00 en
€ 59.500,00 voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt. De verdachte heeft met betrekking tot de herkomst van deze aanvullende bedragen niet een andere verklaring gegeven, dan de reeds verstrekte verklaring ten aanzien van de door de rechtbank bewezenverklaarde bedragen, in welke bewezenverklaring de verdediging zich, zoals vermeld, kan vinden. Het hof ziet geen aanleiding om ten aanzien van de herkomst van de aanvullende bedragen anders te oordelen dan de rechtbank eerder heeft gedaan. Hetgeen de rechtbank onder 4.3.4.6 vanaf de zin
“De rechtbank dient bij de toetsing van de tenlastelegging de volgende stappen te doorlopen”heeft overwogen, dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, met dien verstande dat het door de rechtbank in de conclusie genoemde bedrag van
€ 290.837,00 dient te worden vervangen door het bedrag van € 384.565,00.
Aldus is het hof van oordeel dat op grond van het hiervoor overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat de verdachte het totaal tenlastegelegde geldbedrag van € 384.565,00 heeft witgewassen, en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in onderzoek Tartarus tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Onderzoek Messina met parketnummer 15-871314-18:
1, primair
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 3 februari 2019 te [plaats 3] , gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 400 kilogram cocaïne;
2, primair
hij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 24 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid methamfetamine;
3, primair
hij op 15 mei 2020 te Ermelo, op een onverhard pad nabij de Drieërweg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk handelingen op de bodem heeft verricht, bestaande uit het neerleggen en laten liggen, zijnde handelingen als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 11 van de Wet Bodembescherming, van 27 met een vloeistof (waaronder ethanol) gevulde jerrycans en zes metalen drums (inhoud 60 liter, met opschrift "40 Kg Methanol SYNTETYCZNY" en twee vaten (inhoud 200 liter) met resten van natriumcarbonaat) en een vat (inhoud 100 liter, gevuld met een basische vloeistof met een drijflaag) en een vat (inhoud 220 liter met 150 liter vloeistof (een vloeistof bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof)) en een vat (inhoud 220 liter met onder meer ongeveer 50 liter vloeistof (een drijflaag bevattende methamfetamine op een sterk alkalische vloeistof)),
waardoor de bodem kon worden verontreinigd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten, of redelijkerwijs hadden kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd, en toen niet aan de verplichting hebben voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hen konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging te voorkomen en, toen die verontreiniging zich voordeed, de directe gevolgen van die verontreiniging niet hebben beperkt en zoveel mogelijk ongedaan hebben gemaakt;
4.
hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 mei 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk zonder registratie in een grote hoeveelheid ketamine (te weten 40 kilogram en 100 kilogram en 100 kilogram) een groothandel heeft gedreven;
6.
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 oktober 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als omschreven in
- Artikel 10 jo art. 2 van de Opiumwet;
- Artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet (het (opzettelijk) invoeren, in voorraad hebben, te koop aanbieden, afleveren, handel drijven);
7.
hij op 28 oktober 2020 te [plaats 2] , gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA.
Onderzoek Tartarus met parketnummer 15-710000-22 (gevoegd):
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2019 in Nederland van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, telkens voorwerpen, te weten meerdere contante geldbedragen (in totaal € 384.565,00) voorhanden gehad, of van meerdere contante geldbedragen (in totaal € 384.565,00 ) gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen in onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in onderzoek Tartarus meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in onderzoek Tartarus bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in het onderzoek Messina onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in het onderzoek Messina onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in het onderzoek Messina onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 13 van de Wet bodembescherming, opzettelijk begaan.
Het in het onderzoek Messina onder 4 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Het in het onderzoek Messina onder 6 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 juncto artikel 2 van de Opiumwet.
Het in het onderzoek Messina onder 7 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het in het onderzoek Tartarus bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in het onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in het onderzoek Tartarus bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg inzake onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en inzake onderzoek Tartarus bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het inzake onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en inzake onderzoek Tartarus tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De verdediging heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de bekennende proceshouding van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de medische toestand van de vader van de verdachte, en de forse overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast is door de verdediging gewezen op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en zijn opmerkingen gemaakt ten aanzien van de strafwaardigheid van overtreding van de Geneesmiddelenwet.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeven strafbare feiten, waaronder het medeplegen van het (verlengd) invoeren van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid van ongeveer 400 kilogram was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en hebben een corrumperende werking op de samenleving.
Ruim een jaar later heeft de verdachte zich zichtbaar binnen de drugswereld begeven middels het medeplegen van het bereiden van methamfetamine in een drugslaboratorium. Hierdoor heeft de verdachte ook bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat de productie en handel van verdovende middelen gepaard gaan met (zware) criminaliteit, levensgevaar voor personen in de omgeving en mogelijke milieuschade. De mogelijkheid tot milieuschade heeft zich gerealiseerd door het medeplegen van het dumpen van het drugsafval op een onverharde weg, waardoor de bodem kon worden verontreinigd. De verdachte heeft met zijn handelen geen oog gehad voor de nadelige gevolgen voor het milieu die daaruit konden voortvloeien.
De verdachte heeft daarnaast het drijven van een groothandel in ketamine medegepleegd, zonder over de daartoe vereiste registratie te beschikken. De stof ketamine wordt buiten de reguliere medische wereld als recreatieve drug gebruikt. Gelet op de afgeleverde hoeveelheden van in totaal 240 kilogram zal de ketamine bestemd zijn geweest voor verdere handel. Ketamine is schadelijk voor de gezondheid en kan bij langdurig frequent gebruik ernstige gevolgen voor de gebruikers hebben. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij uitsluitend met het oog op eigen financieel gewin heeft gehandeld.
Daarenboven heeft de verdachte deze feiten gepleegd in een crimineel georganiseerd verband.
In de woning van de verdachte zijn verdovende middelen aangetroffen, die hij opzettelijk aanwezig heeft gehad. De aangetroffen verdovende middelen betroffen MDMA, zijnde harddrugs die zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid en andere vormen van criminaliteit in de hand werken.
De verdachte heeft voorts in een periode van ongeveer bijna zes jaar € 384.565,00 witgewassen en daarvan een gewoonte gemaakt. Het witwassen van crimineel geld faciliteert de onderliggende criminaliteit en tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in het financieel-economisch verkeer. Daarmee wordt tevens het legale handelsverkeer ondermijnd en gecorrumpeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 november 2024 is de verdachte eerder ter zake van feiten genoemd in de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht in beginsel, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in hoger beroep is overschreden. Als uitgangspunt in deze zaak, waarin de verdachte in verband met de bewezenverklaarde feiten, langer dan zestien maanden in voorlopige hechtenis heeft verkeerd, heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen en met een eindarrest binnen zestien maanden nadat hoger beroep is ingesteld, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Het hof constateert dat de procedure in hoger beroep, die is aangevangen met het instellen van hoger beroep op 17 mei 2022 en geëindigd met het arrest van dit hof op 30 januari 2025, langer heeft geduurd dan zestien maanden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep met ruim zestien maanden, ziet het hof aanleiding tot vermindering van de straf en wordt aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en vier maanden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Het hof beslist ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen op basis van de geactualiseerde beslaglijst van 21 oktober 2024, zoals aangehecht bij dit arrest.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven grijze iPhone en BQ Aquarius-telefoon zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte in het onderzoek Messina onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 bewezenverklaarde feiten aangetroffen. Zij behoren aan de verdachte toe. Gebleken is dat op de iPhone de software ‘Sky ECC’ was geïnstalleerd. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan. De BQ Aquarius is bestemd voor cryptocommunicatie en het bewezenverklaarde is hiermee begaan. De telefoontoestellen zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven ponypack met vermoedelijk cocaïne dient te worden onttrokken aan het verkeer. Dit voorwerp behoort de verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit in beslag genomen voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Het in het onderzoek Tartarus tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen (
parketnummer 15-710000-22, beslagnummers 1 tot en 57). Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De in beslag genomen en nog niet teruggeven Audi Sportback met kenteken [kenteken 5] zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.213,33.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.015,13. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in onderzoek Messina onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.015,13. Er wordt, gelet op de bestaande onduidelijkheid over de schadepost ‘inzet medewerkers’ in het voordeel van de verdachte uitgegaan van € 878,00 voor deze schadepost, en niet van het bedrag van € 1.076,00 zoals namens de benadeelde partij bij haar e-mail van 14 maart 2022 is opgevoerd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot het bedrag van € 8.015,13 zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Het hof bepaalt dat de verdachte met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag der voldoening.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet, de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 55, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, artikel 13 van de Wet bodembescherming, artikel 38 van de Geneesmiddelenwet en de artikelen 1, 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-871314-18 onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-871314-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 15-710000-22 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-871314-18 onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 6 en 7 en in de zaak met parketnummer 15-710000-22 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) jaren en 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Parketnummer 15-710000-22
1 Geld Euro
2 1.00 STK Horloge
3 1.00 STK Horloge
4 1.00 STK Broek Kl:grijs
5 1.00 STK Trainingsbroek Kl:grijs
6 1.00 STK Broek Kl:grijs
7 1.00 STK Broek Kl:grijs
8 1.00 STK Trui Kl:zwart
9 1.00 STK T-Shirt Kl:blauw
10 1.00 STK Poloshirt Kl:blauw
11 1.00 STK Poloshirt Kl:groen
12 1.00 STK T-Shirt Kl:wit
13 1.00 STK T-Shirt Kl:wit
14 1.00 STK T-Shirt Kl:blauw
15 1.00 STK Trui Kl:grijs
16 1.00 STK Trui Kl:grijs
17 1.00 STK Trui Kl:zwart
18 1.00 PR Schoeisel
19 1.00 STK Stropdas Kl:zwart
20 1.00 STK Stropdas Kl:zwart
21 1.00 STK Sjaal Kl:zwart
22 1.00 STK Ceintuur Kl:zwart
23 1.00 STK Ceintuur Kl:zwart
24 1.00 STK Ceintuur
25 1.00 STK Ceintuur
26 1.00 STK Zonnebril
27 1.00 STK Zonnebril
28 1.00 STK Zonnebril
29 1.00 STK Zonnebril
30 1.00 STK Zonnebril
31 1.00 STK Broek
32 1.00 STK Tas
33 1.00 STK Tas Kl:zwart
34 1.00 STK Tas
35 1.00 PR Schoeisel
36 1.00 STK Tas
37 1.00 PR Schoeisel
38 1.00 PR Schoeisel
39 1.00 PR Schoeisel
40 1.00 PR Schoeisel
41 1.00 PR Schoeisel
42 1.00 STK Jas Kl:zwart
43 1.00 PR Schoeisel Kl:bruin
44 1.00 PR Schoeisel Kl:wit
45 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
46 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
47 1.00 PR Schoeisel Kl:blauw
48 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
49 1.00 PR Schoeisel Kl:zwart
50 1.00 PR Schoeisel Kl:blauw
51 1.00 STK Oorbel
52 1.00 STK Horloge
53 1.00 STK Broek Kl:zwart
54 1.00 STK Zonnebril
55 1.00 STK Zonnebril
56 1.00 STK Tas Kl:zwart
57 1.00 PR Schoeisel Kl:blauw.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Parketnummer 15-871314-18
6 1.00 STK Telefoontoestel Kl:grijs (Omschrijving: APPLE Iphone G629517, grijs, merk: APPLE)
Parketnummer 15-710000-22
58 1.00 STK Cocaine
59 1.00 STK Telefoontoestel.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Parketnummer 15-871314-18
1 1.00 STK Personenauto [kenteken 5] (Omschrijving: AUDI Sportback Kl:zwart (629741), zwart, merk: AUDI).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-871314-18 onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.015,13 (achtduizend vijftien euro en dertien cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-871314-18 onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 8.015,13 (achtduizend vijftien euro en dertien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 75 (vijfenzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 mei 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M. Senden en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 januari 2025.
[…]