Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Verder verloop van het geding in hoger beroep
3.De verdere beoordeling
De factuur voor de eerste termijn van [naam 19] vermeldt duidelijk de naam van de klant en dat het de eerste termijn betreft. Uit rov. 5.12 van het tussenarrest volgt dat [appellant] daaruit had behoren te begrijpen dat de broncode voor het project was geleverd zodat [appellant] ’ betwisting hiervan niet opgaat.
- € 93.120 (zie rov. 3.5)
€ 29.200(zie rov. 3.17)
Wil [geïntimeerde] jegens [appellant] aanspraak kunnen maken op betaling van door [geïntimeerde] aan een klant van [appellant] geleverde cloud service diensten, dan dient hieraan een overeenkomst tussen [geïntimeerde] en [appellant] ten grondslag te liggen.” Het hof heeft hierbij drie verschillende situaties onderscheiden. Over situatie 1 (de SoW bevat geen regeling over cloud service diensten) heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] dient aan te tonen dat zij hierover een overeenkomst met [appellant] heeft gesloten. Over situatie 3 (de SoW noemt cloud service diensten als optie waarvoor de klant kan kiezen) heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] ervan mocht uitgaan dat zij een overeenkomst met [appellant] had gesloten, indien zij [appellant] erover had geïnformeerd dat de klant gebruik wilde maken van de optie. Dit betekent dat [geïntimeerde] , om aanspraak te kunnen maken op betaling door [appellant] van cloud service fee, voor projecten die onder situatie 1 vallen, in elk geval zal moeten stellen dat zij voor het project een overeenkomst over cloud service diensten heeft gesloten met [appellant] . Voor projecten die vallen onder situatie 3 zal [geïntimeerde] in elk geval moeten stellen dat zij [appellant] erover heeft geïnformeerd dat de klant gebruik wilde maken van de optie opgenomen in de SoW. [geïntimeerde] zal verder voor alle situaties moeten aantonen dat de klant de cloud service diensten is gaan afnemen en gedurende welke periode dat is geweest. Anders dan [appellant] lijkt te veronderstellen, hoeft [geïntimeerde] niet aan te tonen dat de klant de diensten in die periode doorlopend actief heeft gebruikt.
Het overzicht staat in een lijst die is opgesteld door een managing director van [appellant] en is gevoegd bij een e-mail van hem aan medewerkers van [appellant] en [geïntimeerde] van 17 oktober 2017, aldus [geïntimeerde] . [appellant] heeft voor een aantal van deze projecten betwist dat zij met [geïntimeerde] de levering van cloud service diensten is overeengekomen en/of dat de klant deze diensten heeft afgenomen. Het hof gaat aan die betwisting voorbij. [appellant] heeft niet betwist dat de projecten zijn vermeld op het overzicht en dat zij het overzicht zelf heeft opgesteld. [geïntimeerde] mag daarom vertrouwen op de inhoud van het overzicht. Dat geldt voor alle daarop vermelde relevante projecten en ongeacht onder welke situatie een project valt. [appellant] heeft verder aangevoerd dat zij nadat de samenwerking met [geïntimeerde] was geëindigd, informatie over de factuur wegens cloud service fee heeft gevraagd aan (de advocaat van) [geïntimeerde] en dat die informatie niet is verstrekt. Het hof verwerpt dat betoog. Het laat onverlet dat [appellant] en [geïntimeerde] voor de genoemde projecten een overeenkomst hebben gesloten. Deze overeenkomst blijkt immers uit het document dat [appellant] zelf heeft opgesteld. Onder die omstandigheid is een verzoek om informatie na het einde van de samenwerking niet meer dan het vragen naar de bekende weg.
(...) In future please only invoice KG[ [appellant] , hof]
when the PO for this extra work is available. (…)” en
(...) In order to get paid we have to invoice and clients have to confirm in writing that they opt for ongoing maintenance and issue when needed a PO. (…)”
[geïntimeerde] heeft aangevoerd dat het haar niet regardeert of een PO van de klant voor het meerwerk beschikbaar is. Als in de correspondentie tussen [appellant] , de klant en [geïntimeerde] overeenstemming werd bereikt over het meerwerk, dan was dat voldoende om het meerwerk uit te voeren en aan [appellant] te factureren, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft hiervoor met name verwezen naar een e-mail van [appellant] aan [naam 44] , met diverse personen van [geïntimeerde] in cc, van 18 december 2018.
I confirm that the hourly rate is according to SoW 100EUR and total fees for additional development would be 2,400EUR. Once approved, we would need also confirmation if this amount will be added to existing PO or new PO will be provided.”
€ 1.280(80% van € 1.600)
- de brief van 18 maart 2019 (3.16 van het tussenarrest);
- de e-mail van 28 maart 2019 (3.17 van het tussenarrest);
- de brief van 28 mei 2019 (3.19 van het tussenarrest);
- de brief van 3 december 2019 (3.20 van het tussenarrest).
€ 2.816( additional development fee )