ECLI:NL:GHAMS:2025:250

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
23-001477-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep tegen vonnis politierechter

Op 16 januari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, gedateerd 18 juni 2024. De zaak betreft een verdachte zonder bekende woon- of verblijfplaats, geboren in 1977. Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal betoogd dat het Openbaar Ministerie geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en vastgesteld dat er geen rechtens te beschermen belang is dat gediend is met de voortgezette behandeling van de zaak. Op basis van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001477-24
datum uitspraak: 16 januari 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juni 2024 in de strafzaak onder parketnummer
15-178599-24 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1977,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 januari 2025.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van het standpunt van de raadsvrouw.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Blijkens de appelschriftuur was het hoger beroep gericht tegen de bewezenverklaring en de opgelegde straf.
Op de terechtzitting in hoger beroep van 16 januari 2025 heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep en dat de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Gelet op het voorgaande en gehoord de verdediging, is het hof van oordeel dat, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de voortgezette behandeling van de zaak, de officier van justitie op grond van het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie
niet-ontvankelijkin het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. D.A.C. Koster en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 januari 2025.
mr. D.A.C. Koster en mr. V.J.M. Goldschmeding zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.