In deze zaak vordert de appellant, een hypotheeknemer, schadevergoeding van ABN AMRO Bank N.V. wegens een vermeende schending van de zorgplicht en overcreditering bij het verstrekken van hypothecaire financiering in 2007. De appellant heeft in 2007 een woning gekocht met een hypothecaire lening van € 285.760,-, terwijl ABN AMRO op basis van de Gedragscode Hypothecaire Financieringen 2007 (GHF 2007) maximaal € 238.516,- had mogen verstrekken. Na verlies van zijn baan in 2009 kon de appellant de hypotheeklasten niet meer betalen, wat leidde tot de verkoop van de woning in 2011 en een restschuld van ruim € 54.000,-. De appellant stelt dat de bank haar zorgplicht heeft geschonden door hem een te hoge financiering te verstrekken en heeft ABN AMRO aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. De bank betwist de zorgplichtschending en voert aan dat de vordering van de appellant is verjaard. Het hof oordeelt dat het beroep op verjaring slaagt en dat er geen sprake is van zorgplichtschending door ABN AMRO. De vorderingen van de appellant worden afgewezen, en de vonnissen van de rechtbank worden bekrachtigd. De appellant wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.