ECLI:NL:GHAMS:2025:2524

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
23-001040-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bedreiging met vuurwapen en medeplichtigheid

Op 23 september 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met een (semi)automatisch vuurwapen en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, waar de verdachte samen met een medeverdachte de bewoners van een woning heeft bedreigd. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen, omdat het hof oordeelde dat zijn bijdrage niet van voldoende gewicht was. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid, omdat hij de medeverdachte naar de woning had gereden en de vlucht mogelijk had gemaakt. Het hof legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens en de impact op de slachtoffers. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die momenteel een opleiding volgt en zich probeert te rehabiliteren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001040-25
datum uitspraak: 23 september 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 april 2025 in de strafzaak onder parketnummer 15-290311-24 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de bewoners van een woning gelegen aan de [adres 2] , waaronder [slachtoffer 1] , en/of familieleden van die [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een (semi) (automatisch) vuurwapen in de richting van de woning lopen en/of het (semi) (automatisch) vuurwapen (meermalen) te richten op die woning en/of vervolgens (meermalen) de trekker van dat (semi) (automatisch) vuurwapen over te halen en/of (meermalen) dat vuurwapen door te laden;
1. subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, de bewoners van een woning gelegen aan de [adres 2] , waaronder [slachtoffer 1] , en/of familieleden van die [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een (semi) (automatisch) vuurwapen in de richting van de woning lopen en/of het (semi) (automatisch) vuurwapen (meermalen) te richten op die woning en/of vervolgens (meermalen) de trekker van dat (semi) (automatisch) vuurwapen over te halen en/of (meermalen) dat vuurwapen door te laden, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte] met de auto in de nachtelijke uren naar (de omgeving van) de woning aan de [adres 2] te rijden en/of
- die [medeverdachte] in de directe omgeving van voornoemde woning op te wachten en/of
- na de schietpartij de vlucht voor die [medeverdachte] mogelijk te maken;
2.
hij op of omstreeks 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type [type] zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
- munitie van categorie 11 van de Wet wapens en munitie, te weten 6, patronen van het [type] voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde. De verdachte en de medeverdachte reden samen midden in de nacht op 9 september 2024 vanuit Amsterdam naar Nieuw-Vennep, waarbij de medeverdachte iets in de kofferbak van de auto had gelegd. Onderzoek heeft uitgewezen dat ze om 01.30 uur de snelweg zijn afgegaan en direct vanaf de snelweg naar de [adres 2] reden waar zij meer dan een uur rondhingen. Zij reden meerdere keren langs dit adres voordat zij naar de [adres 3] reden. Daar is de medeverdachte uitgestapt en met het wapen richting de [adres 2] gerend. Vervolgens is de verdachte, na te zijn weggereden, samen met de medeverdachte in de auto teruggekeerd naar de woning, zodat de medeverdachte opnieuw met het wapen naar de woning kon gaan. Volgens de advocaat-generaal wijzen deze omstandigheden op een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De bijdrage van de verdachte was van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken en de rollen van beide verdachten waren inwisselbaar.
De raadsvrouw heeft aan de hand van haar pleitnotitie bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte enkel de door hem geleende auto bestuurde en dat deze rol van onvoldoende gewicht is om medeplegen aan te nemen. De verdachte wist niet wat de medeverdachte van plan was en hij heeft het wapen niet vast gehad of van dichtbij gezien.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, het medeplegen van de bedreiging, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof acht de door de advocaat-generaal aangevoerde omstandigheden onvoldoende draagkrachtig voor het oordeel dat sprake is van medeplegen. Daaruit volgt immers niet dat de verdachte een intellectuele en/of materiele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om hem als medepleger te duiden. Te minder nu het hof, anders dan de advocaat-generaal, niet kan vaststellen dat sprake is van een inwisselbaarheid van de rollen van de verdachte en de medeverdachte.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde

Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast. De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij omstreeks 04:30 uur wakker werd en dat zij vanaf dat moment opnames heeft gemaakt met haar telefoon. Politieverbalisanten hebben deze opnames bekeken en geverbaliseerd wat zij op die beelden hebben waargenomen. Uit de beelden volgt dat een persoon om 04:30 uur met zijn bovenlichaam in de auto reikt en iets van de achterbank pakt. Vervolgens is zichtbaar dat deze persoon weer omhoog komt met iets in zijn handen. Op de camerabeelden die zijn gemaakt vanaf de woning aan de [adres 2] is te zien dat om 04:32 uur een persoon voor de woning staat en een wapen op de woning richt. Uit onderzoek aan de inbeslaggenomen telefoon van de verdachte blijkt dat zijn telefoon op 9 september 2024 om 04:32 uur op de locatie [adres 3] aanwezig was. Voorts heeft de getuige [getuige] verklaard dat dezelfde auto tien minuten later weer terugkeerde. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat zij inderdaad een tweede keer zijn teruggekeerd. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat de medeverdachte een wapen had vanaf het moment dat de medeverdachte van [adres 2] terugkeerde en hij het wapen op de achterbank van de auto in plaats van in de kofferbak legde.
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de medeverdachte om 04:32 uur voor de eerste keer met een wapen in zijn handen voor de woning aan de [adres 2] stond en dat de verdachte, anders dan wat hij daarover heeft verklaard, minst genomen vanaf de eerste keer wetenschap had dat een wapen in de auto aanwezig was omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat het wapen op dat moment al (zichtbaar) op de achterbank lag.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn aan de bedreiging met een vuurwapen vanaf de eerste poging van de medeverdachte, nu hij als bestuurder de medeverdachte naar de woning heeft gereden, in de omgeving van de woning heeft rondgereden en na een keer te zijn weggereden weer in de directe omgeving van de woning met de auto te zijn teruggekeerd, de medeverdachte heeft opgewacht en de vlucht voor de medeverdachte mogelijk heeft gemaakt.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Op grond van het voorgaande acht het hof eveneens het onder 2 tenlastegelegde bewezen. De verdediging heeft hiertegen ook geen verweer gevoerd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
[medeverdachte] op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, de bewoners van een woning gelegen aan de [adres 2] , onder wie [slachtoffer 1] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door met een semi automatisch vuurwapen in de richting van de woning te lopen en het semi automatisch vuurwapen meermalen te richten op die woning, bij het plegen van welk misdrijf de verdachte op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, opzettelijk behulpzaam is geweest door
- [medeverdachte] met de auto in de nachtelijke uren naar de woning aan de [adres 2] te rijden,
- [medeverdachte] in de directe omgeving van voornoemde woning op te wachten en
- de vlucht voor [medeverdachte] mogelijk te maken;
2.
hij op 9 september 2024 te Nieuw-Vennep, tezamen en in vereniging met een ander,
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type [type] , zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en
- munitie van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten 6 patronen van het [type] , voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden gekoppeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor feit 1 primair en feit 2 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen, met aftrek, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft verzocht dezelfde bijzondere voorwaarden op te leggen als in eerste aanleg.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte volgt momenteel een opleiding en focust zich alleen maar op school. Hij heeft zijn leven in goede zin opgepakt en wenst ver weg te blijven van de jongens die een slechte invloed op hem hebben. Een voorwaardelijke straf zou passend zijn om te voorkomen dat de verdachte niet recidiveert.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan bedreiging waarbij de medeverdachte heeft geprobeerd om de woning van het slachtoffer met een (semi)automatisch vuurwapen te beschieten. Dat het bij een poging is gebleven mag als een gelukkige omstandigheid worden beschouwd. Uit het onderzoek van de wapendeskundigen blijkt dat het aangetroffen wapen een militair kaliber betreft en geschikt is om door meerdere harde lagen te schieten. Daarmee is sprake van een verhoogd risico op ernstig/dodelijk letsel voor personen. Het slachtoffer was die nacht in de woning aanwezig. Voor het slachtoffer moet dit een uiterst schokkende ervaring zijn geweest. Door zijn handelen heeft de verdachte dit ernstige feit gefaciliteerd, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van het (semi)automatisch vuurwapen dat als militair wapen is bestemd, en de daarin aangetroffen munitie. Het ongeoorloofde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het hof heeft bij de strafbepaling acht geslagen op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Voor een bedreiging met een vuurwapen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden geïndiceerd, en voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen in de openbare ruimte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. Het hof zal bij de strafoplegging rekening houden met de voor de verdachte in feit 1 subsidiair bewezen verklaarde deelnemingsvorm van medeplichtigheid.
Uit het strafblad van de verdachte van 27 augustus 2025 volgt dat hij niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Het hof heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte rapport van de reclassering van 14 augustus 2025, welk rapport een aanvulling vormt op het eerder uitgebrachte reclasseringsrapport van 25 maart 2025. Hieruit volgt dat de verdachte zijn leven goed op orde heeft: hij is gestart met de hbo-opleiding elektrotechniek, zijn thuissituatie is stabiel, hij heeft geen schulden en er is geen sprake van psychische problematiek. De reclassering adviseert een straf met dezelfde bijzondere voorwaarden als die door de rechtbank zijn opgelegd.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de raadsvrouw en de verdachte de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte toegelicht, welke omstandigheden het hof ook bij de straftoemeting heeft betrokken. Het hof heeft oog voor de kennelijk positieve maar nog wel prille wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven, en zal daarom afzien van het opleggen van een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk strafdeel dat langer duurt dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof acht het onwenselijk dat de ingezette positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte worden doorkruist door strafoplegging die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het hof zal, zoals door de reclassering geadviseerd, de bijzondere voorwaarden opleggen die hierna worden genoemd, met uitzondering van het contactverbod en het locatiegebod (met elektronische monitoring). Daartoe is de noodzaak niet gebleken, zodat het hof geen aanleiding ziet voor het opleggen van die voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Er zijn meerdere voorwerpen in beslag genomen, te weten verschillende kledingartikelen: een riem, een tas, petten en handschoenen. De rechtbank heeft beslist dat deze artikelen, vermeld onder de nummers 6 tot en met 21 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat conform de rechtbank over het beslag zal worden beslist.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de onder de verdachte in beslag genomen en niet-teruggegeven kleding en tas, vermeld onder de nummers 6 tot en met 21 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, dienen te worden teruggegeven aan de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Meldplicht bij de reclassering
De veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland wanneer hij hiertoe uitgenodigd wordt en blijft zich hierna melden op afspraken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De veroordeelde zal meewerken aan toeleiding naar een begeleide woonplek, beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering indien dit tijdens het begeleidingstraject bij de reclassering geïndiceerd blijft.
-
Dagbesteding
De veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle en passende dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Kleding en schoudertasje, vermeld onder de nummers 6 tot en met 21 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van
mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
23 september 2025.
mr. N.R.A. Meerbeek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.