ECLI:NL:GHAMS:2025:2610

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
200.353.256/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van enquêteverzoek en uittredingsverzoek in een vennootschapsrechtelijke zaak met financiële misstanden

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] Management B.V. en CTS Group Holding B.V. over een enquêteverzoek en een verzoek tot uittreding. Verzoekster, [A] Management B.V., heeft een enquêteverzoek ingediend op basis van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en gang van zaken binnen CTS c.s. Dit verzoek is afgewezen, omdat de Ondernemingskamer oordeelt dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de financiële misstanden binnen CTS c.s. en dat de betrokken partijen adequaat hebben opgetreden. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er sprake is geweest van financiële misstanden, maar dat de verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat haar belangen ernstig zijn geschaad door het handelen van de meerderheidsaandeelhouder, Nes Holding B.V. Daarnaast is het verzoek tot uittreding van [A] Management B.V. afgewezen, omdat niet is gebleken dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat de belangen van CTS c.s. zwaarder wegen dan die van [A] Management B.V. en dat er geen aanleiding is voor een enquête of voor het toewijzen van het uittredingsverzoek.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.353.256/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 30 september 2025
inzake het enquêteverzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. P.C.M. Ouwensen
A. Sintniklaas, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTS GROUP HOLDING B.V.,
gevestigd te Zeist,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mrs. M.H.S. Verhoevenen
T.M. Munnik,beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NES HOLDING B.V.,
gevestigd te Zeist,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J.B. Kloosterman, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
[oud-bestuurder 1],
wonende te [plaats] ,
BELANGHEBBENDE,
in persoon verschenen,
inzake het uittredingsverzoek:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mrs. P.C.M. Ouwensen
A. Sintniklaas, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NES HOLDING B.V.,
gevestigd te Zeist,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. J.B. Kloosterman, kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTS GROUP HOLDING B.V.,
gevestigd te Zeist,
VERWEERSTER,
advocaten:
mrs. M.H.S. Verhoevenen
T.M. Munnik,beiden kantoorhoudende te Rotterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoekster als [A] ;
  • de bestuurder van [A] , [bestuurder A] , als [bestuurder A] ;
  • CTS Group Holding B.V. als CTS Holding;
  • de bestuurder van CTS Holding, [bestuurder CTS] , als [bestuurder CTS] ;
  • CTS Netherlands B.V. als CTS Netherlands;
  • CTS Holding en CTS Netherlands gezamenlijk als CTS c.s.;
  • de voormalig bestuurder van CTS Netherlands, [oud-bestuurder 2] , als [oud-bestuurder 2] ;
  • CTS CargoTransfer Systems B.V. als CTS Cargo;
  • NES Holding B.V. als Nes;
  • NES Group B.V. als Nes Group;
  • de voormalig bestuurder van Nes, Nironika B.V., als Nironika;
  • FD Investments II B.V. als First Dutch;
  • [C] Management B.V. als [C] Management;
  • Hejemasi B.V. als Hejemasi;
  • het Openbaar Ministerie als het OM en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst als de FIOD.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding inzake het enquêteverzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen verwijst de Ondernemingskamer allereerst naar haar beschikking in deze zaak van 19 juni 2025. Bij die beschikking heeft de Ondernemingskamer het verzoek tot het treffen van de door [A] met spoed verzochte onmiddellijke voorzieningen afgewezen en daarbij overwogen dat in het midden kan blijven of naar voorlopig oordeel sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij CTS c.s., zoals bedoeld in artikel 2:349a lid 3 BW, omdat een afweging van de betrokken belangen, op dat moment, niet tot toewijzing van het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen kon leiden.
1.2
Voor zover relevant, zijn het verloop van het geding inzake het uittredingsverzoek en het (vervolg van het) geding inzake het enquêteverzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen als volgt.
1.3
Bij verzoekschrift van 8 april 2025 heeft [A] , kort gezegd, verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van CTS c.s. over de periode vanaf 1 januari 2016 en met spoed bepaalde onmiddellijke voorzieningen te treffen. Verder heeft zij verzocht Nes, dan wel CTS Holding, te bevelen de aandelen die [A] in het geplaatste kapitaal van CTS Holding houdt over te nemen tegen een nader door de Ondernemingskamer te bepalen prijs en een deskundige te benoemen die over de prijs bericht uitbrengt, waarbij bij het bepalen van de prijs voor de aandelen rekening wordt gehouden met de financiële misstanden die zich binnen CTS c.s. hebben voorgedaan.
1.4
Bij verweerschrift van 27 mei 2025 hebben CTS c.s. verzocht [A] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [A] in de kosten van de procedure.
1.5
Bij verweerschrift van 19 juni 2025 heeft Nes verzocht de verzoeken van [A] af te wijzen, met veroordeling van [A] in de kosten van de procedure. Voorts heeft Nes bij wijze van samenhangende vordering, samengevat, gevorderd dat [A] wordt veroordeeld binnen zeven dagen medewerking te verlenen aan de overdracht van haar aandelen in CTS Holding, ten overstaan van een notaris op basis van de conceptakte van 7 april 2025 (productie 38 bij het verzoekschrift), tegen betaling van een prijs van € 19.750, en te bepalen dat de beschikking in deze zaak in de plaats treedt van de medewerking van [A] , als zij die niet tijdig verleent, dan wel een dwangsom aan de gevorderde medewerking te verbinden.
1.6
Bij verweerschrift van 12 juni 2025 hebben CTS c.s. hun verweer inzake het enquêteverzoek en het verzoek tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen aangevuld en verweer gevoerd tegen het uittredingsverzoek. Zij hebben, nogmaals, verzocht [A] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te wijzen, met veroordeling van [A] in de kosten van de procedure.
1.7
De verzoeken van [A] zijn behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 17 juli 2025. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en, wat betreft [A] en CTS c.s., onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over CTS c.s., twee vennootschappen (moeder en dochter) binnen het internationaal opererende CTS-concern. CTS houdt zich onder meer bezig met het ontwerpen, produceren en verkopen van verschillende soorten opslagtanks. Binnen het CTS-concern is sprake (geweest) van financiële misstanden, waarnaar onderzoek is gedaan onder meer door het OM en de FIOD. Als gevolg van de misstanden is tussen de aandeelhouders van CTS Holding een geschil ontstaan. Minderheidsaandeelhouder [A] ( [bestuurder A] ) klaagt dat het bestuur van CTS c.s. de financiële misstanden onvoldoende heeft onderzocht en onvoldoende onderneemt om de door CTS c.s. geleden schade te verhalen. [A] klaagt verder dat haar informatie wordt onthouden en dat bij een voorgenomen emissiebesluit van CTS Holding geen rekening met haar is gehouden. CTS c.s., daarin gesteund door Nes, zeggen de financiële misstanden voldoende te hebben onderzocht en ook afdoende te hebben opgetreden naar aanleiding van die misstanden, bijvoorbeeld door [bestuurder A] te ontslaan als bestuurder. Het voorgenomen emissiebesluit was volgens hen redelijk en in het belang van CTS Holding.
2.2
CTS Netherlands is opgericht op 29 mei 2009. CTS Holding houdt alle aandelen in CTS Netherlands. CTS Holding is vanaf 22 januari 2024 tevens enig bestuurder van CTS Netherlands. [bestuurder A] was (mede-)bestuurder van CTS Netherlands van 30 mei 2009 tot en met 30 september 2017 en van 1 december 2019 tot en met 22 januari 2024. [C] Management, een vennootschap van de in 2023 overleden [oud-bestuurder C] , waarvan zijn echtgenote [bestuurder C] thans enig bestuurder is, was (mede-)bestuurder van CTS Netherlands van 15 november 2013 tot 10 juli 2019 .
2.3
CTS Holding is opgericht op 29 augustus 2012. [A] houdt 25% van de aandelen in het kapitaal van CTS Holding en Nes houdt 75% van de aandelen in CTS Holding. Aan de door [A] gehouden aandelen is geen stemrecht verbonden. Op dit moment is [bestuurder CTS] – in functie vanaf 15 januari 2024 – enig bestuurder van CTS Holding. [bestuurder A] was van 1 december 2019 tot en met 25 november 2024 (mede-)bestuurder van CTS Holding. CTS-Holding houdt alle aandelen in drie dochtervennootschappen, waaronder CTS Netherlands. [C] Management was (mede-)bestuurder van CTS Holding van 15 november 2013 tot 10 juli 2019.
2.4
[A] is opgericht op 14 juli 2004. [bestuurder A] en zijn ex-echtgenote zijn de zelfstandig bevoegde bestuurders en aandeelhouders van [A] .
2.5
Nes is opgericht op 25 oktober 2016. De aandelen in Nes worden gehouden door Nes Group, waarvan alle aandelen sedert 10 april 2025 worden gehouden door First Dutch. Voor 10 april 2025 werden de aandelen in Nes Group gehouden door [C] Management (32,07%) en NC Fund Holding Coöperatief U.A., ook wel Nimbus (67,93%). Nironika was tot medio april 2025 bestuurder van Nes en Nes Group.
2.6
Voorgaande ziet er als volgt uit:
2.7
Het CTS-concern vindt haar oorsprong in de oprichting van CTS Cargo in 2004. CTS Cargo is tegenwoordig een dochter van CTS Holding (en daarmee een zustervennootschap van CTS Netherlands). In 2009 heeft een herstructurering plaatsgevonden als gevolg waarvan het begin van bovenstaande structuur is ontstaan, met uiteindelijk CTS Holding als houdstervennootschap en verschillende dochtermaatschappijen en deelnemingen daaronder. [A] ( [bestuurder A] ) en Nes zijn daarop de aandelen van een rechtsvoorganger van CTS Holding gaan houden.
2.8
In november 2013 heeft [bestuurder A] zijn op dat moment resterende aandelenbelang van 20% in (een rechtsvoorganger van) CTS Holding verkocht en overgedragen aan Nes.
2.9
Op 14 juli 2017 is de arbeidsovereenkomst van [bestuurder A] met CTS Netherlands beëindigd.
2.1
Bij e-mail van 9 januari 2019 heeft de F&A manager van CTS Netherlands vragen gesteld aan [oud-bestuurder 2] , op dat moment bestuurder van CTS Netherlands, over de verantwoording van bijzondere kosten (totaal ongeveer € 240.000) bij CTS Ibérica. In een opvolgende e-mail aan zichzelf van 10 januari 2019 heeft de F&A manager, kort gezegd, vastgelegd dat [oud-bestuurder 2] vanwege de gevoeligheid alleen mondeling “
onder vertrouwelijkheid” zal antwoorden, dat hij niet kan toelichten waar de kosten betrekking op hebben (“
aangezien e.e.a. geregeld is door onze CEO van Nes Holding”) en het beter is de kosten in “
CSG” te administreren, al horen deze voor zover duidelijk in “
CTS NL” thuis.
2.11
Bij brief van 19 februari 2019 heeft Nironika aangekondigd dat Deloitte Forensic (hierna: Deloitte) en Simmons & Simmons een intern onderzoek zullen verrichten naar mogelijke onregelmatigheden binnen de Nes-groep. Tot de te onderzoeken rechtspersonen behoorden onder andere Nes, Nes Group, CTS Cargo en CTS Netherlands.
2.12
In mei 2019 heeft Nes per brief verschillende vragen gesteld aan [oud-bestuurder C] , [bestuurder C] en [C] Management. Als bijlage bij deze brief zit onder andere een factuur van Hejemasi.
2.13
Bij brief van 24 mei 2019 heeft Deloitte [oud-bestuurder C] bericht dat fase één van het onderzoek (verzamelen gegevens) door Deloitte is afgerond. Verder heeft Deloitte geschreven dat haar opdracht door de opdrachtgever is beëindigd en dat er daarom geen tweede fase (inhoudelijke onderzoekswerkzaamheden) zal plaatsvinden onder leiding van Deloitte. [oud-bestuurder C] is hiervoor verwezen naar Simmons & Simmons.
2.14
Op 10 juli 2019 is [C] Management ontslagen als bestuurder van CTS c.s. In de toelichting op het voorstel tot ontslag van [C] Management, [oud-bestuurder C] en [bestuurder C] als (middellijk) bestuurders van CTS c.s., staat vermeld dat op basis van onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat zij zich onder andere schuldig hebben gemaakt aan “
ernstige (financiële) onregelmatigheden met betrekking tot betalingen die zijn verricht aan CTS Iberica dan wel in naam van CTS Iberica”, “
bewuste schending van de financieringsafspraken met de ING”, en “
het op allerlei wijzen bevoordelen van familieleden c.q. het doen van transacties met familieleden zonder dat daaraan een zakelijke rechtvaardiging ten grondslag ligt”.
2.15
Kort hierna is een raad van commissarissen ingesteld bij Nes Group. Per 1 oktober 2019 is [oud-bestuurder C] tot (president-)commissaris benoemd.
2.16
Op 9 juli 2019 is de jaarrekening van CTS Holding over 2017 vastgesteld door Nes, destijds enig aandeelhouder van CTS Holding.
2.17
Per 1 december 2019 is [bestuurder A] benoemd tot statutair bestuurder van CTS c.s. Op 27 december 2019 heeft [A] 25% van de aandelen in het kapitaal van CTS Holding verworven.
2.18
In het kader van deze toetreding hebben Nes, [A] , [bestuurder A] (als manager) en CTS Holding, op 23 december 2019 een aandeelhoudersovereenkomst gesloten (hierna: de Aandeelhoudersovereenkomst). Hierin staat onder andere dat:
  • Nes 75% van de (gewone) stemgerechtigde aandelen houdt en [A] 25% (artikel 2.2);
  • indien een Manager ophoudt werknemer te zijn, deze, in hoedanigheid van aandeelhouder, zonder enige actie zijnerzijds geacht wordt om “
  • een bod gedaan uit hoofde van artikel 13.3 tot drie maanden na de betreffende datum of de prijsbepaling in overeenstemming met bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst kan worden aanvaard (artikel 13.5);
  • als de aandeelhouder een
  • in bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst is bepaald dat dat aandelenprijs wordt vastgesteld op het percentage gehouden aandelen, vermenigvuldigd met zes keer de geconsolideerde winst van de vennootschap voor aftrek van rente en belastingen, die is behaald in de twaalf kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de (fictieve) aanbieding van de aandelen (
2.19
Omstreeks 20 mei 2021 heeft [bestuurder A] van [de bestuurder van Hejemasi] , werkzaam bij Exxon Mobil en bestuurder van Hejemasi (hierna: [bestuurder H] ), een brief gekregen die afkomstig is van [ad-interim CFO] , ad interim CFO van CTS Holding, en die gericht is aan Exxon Mobil (hierna: de Brief). In de Brief worden verschillende financiële onregelmatigheden aan de orde gesteld, die op initiatief van [bestuurder A] , [oud-bestuurder 2] en [bestuurder H] zouden hebben plaatsgevonden. In de Brief staat:
“(…)
It is not exactly clear when it started, but from at least August 2016, under the initiative of the then and current director [bestuurder A] , the company involved, CTS has committed large-scale mishabs with orders from Exxon Mobil refinery Netherlands.
The method is always the same. CTS sends a quotation for a certain amount to an employee, Mr [bestuurder H] , indicates how much the quotation can be increased. Subsequently, the purchasing department or in some cases a contractor is instructed to make an order for the (higher) amount of the second quotation, which is issued by Exxon. Either a fixed percentage (confirmed in email dated 5-8-2016 as 8-10%), or the difference between the two offers, is then invoiced to CTS by Mr. [bestuurder H] through his own company (Hejemasi BV in Vlaardingen, Chamber of Commerce 24253943). (…)
At CTS Netherlands [oud-bestuurder 2] (…) [bestuurder A] (…) are familiar with this. Majority shareholder Nimbus Investments is also aware of these practices and has forbidden it, but it still continues up to this day. (…)
2.2
Kort na de Brief heeft [bestuurder A] , op verzoek [natuurlijk persoon N] , werkzaam bij Nimbus (hierna: [N1] ), de toenmalige grootaandeelhouder van Nes Group, een intern onderzoek opgestart. Dit onderzoek is daarna stil komen te liggen.
2.21
Begin juni 2021 heeft Nimbus naar aanleiding van de Brief, die door verschillende concurrenten van CTS Netherlands was ontvangen, NautaDutilh opdracht gegeven om onderzoek naar de Hejemasi-transacties te doen. Het onderzoek was gericht op betalingen aan Hejemasi in de periode 2016 tot en met 2021.
2.22
Op 8 juli 2021 heeft [bestuurder A] een uitnodiging van NautaDutilh ontvangen voor een interview ten behoeve van het door NautaDutilh te verrichten onderzoek. Bij e-mail van dezelfde dag heeft [bestuurder A] , in zijn rol van bestuurder van CTS c.s., [natuurlijk persoon N] verzocht bepaalde onderwerpen aan het onderzoek toe te voegen en informatie over het onderzoek te delen. Ter toelichting heeft hij geschreven dat: “(…)
we vooralsnog veel belangen en uitgangspunten delen in dit uiterst vervelende en precaire traject, maar het moet ons allen ook duidelijk zijn dat dit aspect ook ingrijpend kan veranderen, en dat de belangen van Nimbus en een (mogelijk nog in te nemen) positie van Nimbus op termijn zeker wel strijdig kunnen zijn met de belangen van CTS als onderneming, van mij als bestuurder van CTS en van [A] Management als aandeelhouder in CTS.
2.23
In maart en april 2022 hebben [bestuurder A] namens CTS c.s. en verschillende personen vanuit Nimbus met accountant KPMG gecommuniceerd over de wijze waarop moest worden omgegaan met en opvolging moest worden gegeven aan de bevindingen van het onderzoek door NautaDutilh. In de betreffende e-mailcorrespondentie gaat het onder meer over de commissieafspraken, het op orde brengen van de compliance van CTS en het in de jaarrekening op te nemen redres.
2.24
In juni 2022 heeft KPMG in een Concept Audit Report 2019 van CTS Netherlands gerapporteerd over de financiële onregelmatigheden zoals die door NautaDutilh zijn onderzocht. KPMG schrijft dat:
“Uit het intern onderzoek blijkt dat een indicatie bestaat van een overtreding van wet- en regelgeving (valsheid in geschrifte) en dat betalingen hebben plaatsgevonden van facturen met een onjuiste omschrijving. Daarnaast blijkt een indicatie van private corruptie waarbij betalingen zijn verricht voor het onrechtmatig verkrijgen van prijsinformatie voor uit te brengen offertes, waarmee de onderneming mogelijk een voordeel heeft behaald. Voorts heeft Hejemasi B.V. een onrechtmatig voordeel verkregen in de vorm van uitbetaalde commissies. Wij kunnen ons verenigen met deze conclusies. Wij hebben kennis genomen van het uitgevoerde onderzoek en hebben diverse aanvullende werkzaamheden verricht op de juistheid en volledigheid van de transacties. Daarnaast hebben wij diverse aanvullende werkzaamheden uitgevoerd gericht om de integriteit van management te beoordelen. Uit onze werkzaamheden zijn geen aanvullende transacties geïdentificeerd en uit ons onderzoek hebben wij geen indicaties gekregen dat het management niet integer heeft gehandeld bij het opstellen van de jaarrekening. Wij hebben kennis genomen vanuit het opgestelde en geïmplementeerde remedial action plan (compliance program) en kunnen ons hiermee verenigen. Huidige management ziet het belang van een goede governance en heeft diverse policies en guidelines opgesteld, waardoor een code of conduct en een Wistle blower
policy waarmee dergelijke transacties in de toekomst voorkomen dienen te worden.”
KPMG heeft op 4 juli 2022 een goedkeurende verklaring afgegeven bij de jaarrekeningen van CTS Holding en CTS Netherlands over 2019. De onderzochte financiële onregelmatigheden worden daarin niet genoemd.
2.25
In oktober 2023 zijn de statuten van CTS Holding aangepast en zijn de aandelen van [A] , op haar verzoek (in verband met de echtscheiding van [bestuurder A] ), omgezet naar stemrechtloze aandelen.
2.26
In november 2023 is [oud-bestuurder C] overleden.
2.27
Op 8 november 2023 heeft de FIOD conservatoir beslag gelegd ten laste van CTS Netherlands voor ruim € 4,6 miljoen.
2.28
Op 29 november 2023 heeft een FIOD-inval plaatsgevonden bij CTS c.s. Daarop is een strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrifte en niet-ambtelijke corruptie gevolgd, waarin onder andere CTS c.s. en [bestuurder A] als verdachte zijn aangemerkt.
2.29
Op 16 december 2023 heeft [bestuurder A] een ‘onderzoeksnotitie FIOD-onderzoek CTS- ondernemingen’ opgesteld. Hierin staat onder andere dat Hejemasi ( [bestuurder H] ), wijlen [oud-bestuurder C] en [oud-bestuurder 2] (namens CTS Netherlands) in 2016 een commissieafspraak hebben gemaakt, dat [oud-bestuurder 2] [bestuurder A] direct hierover heeft geïnformeerd en dat [bestuurder A] heeft laten weten niet bij deze afspraken betrokken te willen zijn. Verder staat erin dat de eerste Hejemasi-facturen gecrediteerd zijn per aanvang 2018, waarschijnlijk om te voorkomen dat [bestuurder A] de afspraken zou melden. Tot slot wordt toegelicht dat en waarom de (niet-ondertekende) Brief een chantagebrief is.
2.3
Eind 2023 hebben CTS c.s. Ivy Advocaten opdracht gegeven om een feitenonderzoek uit te voeren. Bij e-mail van 8 januari 2024 heeft [bestuurder A] het voorlopige onderzoeksrapport van NautaDutilh met Ivy Advocaten gedeeld. Ter toelichting heeft hij geschreven dat het “
rapport zeker niet volledig is qua onderzoeksomvang, want E-mail communicatie namens de NES-ondernemingen als bestuurder van de CTS-ondernemingen en als verzonden of ontvangen op de Nedelko-server werd niet onderzocht.”
2.31
Bij e-mail van 1o januari 2024 heeft [bestuurder A] aan [natuurlijk persoon N2] van Nimbus onder meer geschreven dat de borgstelling aan het OM door Nes gedaan dient te worden, omdat op basis van bepaalde e-mails blijkt van betrokkenheid van Nes bij de Hejemasi-transacties.
2.32
Omstreeks 10 januari 2024 zijn de beslagen van de FIOD opgeheven tegen het stellen van zekerheid voor een bedrag van € 2 miljoen, waarvan € 1,6 miljoen bij wijze van geldlening aan CTS c.s. ter beschikking is gesteld door Nes.
2.33
Op 15 januari 2024 is [bestuurder CTS] , op initiatief van Nironika, benoemd tot (interim) bestuurder van CTS Holding. Op 22 januari 2024 is [bestuurder A] ontslagen als bestuurder van CTS Netherlands, is CTS Holding benoemd tot enig bestuurder van CTS Netherlands en is besloten dat [bestuurder A] slechts nog gezamenlijk met een medebestuurder bevoegd is om CTS Holding te vertegenwoordigen.
2.34
Bij e-mail van 4 februari 2024 heeft [bestuurder A] , als “
medeaandeelhouder in NES en bestuurder van de NES-ondernemingen”, vragen gesteld aan [natuurlijk persoon N] over het lopende onderzoek en over de taakverdeling tussen [bestuurder CTS] en hemzelf, binnen CTS.
2.35
Bij e-mail van 5 februari 2024 is door [natuurlijk persoon N] gereageerd en onder andere geschreven dat [bestuurder CTS] bepaalt “
wat en hoe er onderzocht gaat worden”.
2.36
Bij brief van 13 februari 2024 hebben Nes Group en CTS c.s. zich het recht voorbehouden om [C] Management en haar (voormalig) bestuurders aansprakelijk te stellen voor de door de financiële malversaties geleden schade en bericht dat deze mededeling geldt als stuiting van de verjaring, voor zover noodzakelijk.
2.37
Op 15 februari 2024 heeft een eerste bespreking met Ivy Advocaten en het OM plaatsgevonden.
2.38
In een e-mail van 8 mei 2024 van [bestuurder CTS] (namens CTS Netherlands) aan Esso Nederland B.V. onder meer het volgende geschreven:

Uit het onderzoek en mijn gesprekken met diverse mensen tot zover leid ik af dat de heer [bestuurder A] niet betrokken is geweest bij het maken van de afspraak tussen CTS en [bestuurder H] in 2016.
Ik heb kunnen vaststellen dat de heer [bestuurder A] medio 2017 zijn baan bij CTS heeft opgezegd en voor zichzelf is begonnen. De aanvang van de betalingen van de commissies
zijn van na het moment dat de heer [bestuurder A] uit dienst is gegaan bij CTS. In de loop van 2019 is vervolgens de heer [bestuurder A] door de aandeelhouder gevraagd om weer terug te komen naar CTS (tevens als minderheidsaandeelhouder). De aanleiding hiervoor was gelegen in de uitkomsten van het Deloitte rapport en het daaropvolgende ontslag van de heer [C] . De heer [bestuurder A] is in 2020 weer in dienst getreden bij CTS. Gelet op de wanorde die de heer [bestuurder A] aantrof bij zijn start, heeft hij zich de eerste periode zich volledig geconcentreerd op het weer op de rails krijgen van CTS. Op het moment dat de voormelde brief aan ExxonMobil (…) bekend werd heeft CTS per direct de betalingen aan Hejemasi stop gezet en is op instructie van Nimbus een onderzoek gestart naar de commissiebetalingen door het advocatenkantoor Nauta Dutilh (Amsterdam). (…) Het onderzoek had echter wel alleen een intern karakter en sommige bronnen waren niet beschikbaar. Dit gold in ieder geval voor [bestuurder H] , maar ook voor een aantal oud-medewerkers/bestuurders van CTS. Dit onderzoek kende dus een aantal beperkingen en was indertijd louter bedoeld ter beantwoording van doelstelling voor Nimbus.
Formeelheidshalve heeft CTS ook geen beschikking over dit rapport. Ik heb wel inzage gekregen in dit rapport onder de uitdrukkelijke beperking dat ik dit alleen mocht gebruiken om een inzicht te hebben in de problematiek en voor het treffen van de benodigde herstel acties. Mij is uitdrukkelijk te verstaan gegeven dat dit rapport niet voor andere doeleinden
kan worden gebruikt en niet mag worden gedeeld met derde partijen.
Op basis van het advies van zowel Van Doorne als Nauta Dutilh is indertijd volstaan met
een melding aan de accountants van CTS. Belangrijk om te melden is dat uit het onderzoek
niet is geconcludeerd dat er sprake was van "niet ambtelijke corruptie".
2.39
Bij brief van 29 oktober 2024 heeft de Belastingdienst CTS Holding een navorderingsaanslag doen toekomen van € 102.398, vanwege door de FIOD in beeld gebrachte betalingen in 2018. De inspecteur heeft verder laten weten nog te onderzoeken of er een vergrijpboete dient te worden opgelegd.
2.4
Op 4 november 2024 heeft ten kantore van Ivy Advocaten een (tweede) bespreking plaatsgevonden met het OM. Uit het verslag van Ivy Advocaten blijkt dat onder meer ter sprake is gekomen welke maatregelen CTS c.s. hebben genomen (bijvoorbeeld het op afstand plaatsen [bestuurder A] ) en dat het OM een buitengerechtelijke afdoening lastig acht zolang [bestuurder A] , verdachte in het onderzoek, werkzaam is bij CTS c.s.:

(…) De officier geeft aan dat het lastig te verkopen is dat degene die mogelijk de fraude heeft geïnitieerd/aan het roer stond wel nog de sales doet. IO[ [bestuurder CTS] , OK]
geeft de stand van zaken weer (in het kort: [bestuurder A] kon -ook vanwege zijn kennis- niet zo maar weg, de aandeelhouder beslist, maar er lijkt wel beweging in te zitten en daarbij is ook gewacht op het feitenoverzicht van Ivy Advocaten). De officier geeft aan dat CTS het ook zou moeten willen dat [bestuurder A] niet langer betrokken is bij CTS. De officier geeft aan dat zolang [bestuurder A] nog bij CTS werkt, een buitengerechtelijke afdoening lastig wordt, ook voor haar verantwoording naar haar leidinggevenden. CTS heeft volgens de officier een beter verhaal wanneer alle betrokkenen er niet meer zitten.
2.41
Bij e-mail van 10 november 2024 heeft [bestuurder A] , als (indirect) bestuurder van CTS Netherlands, [bestuurder CTS] gevraagd naar de stand van zaken in het feitenonderzoek.
2.42
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [bestuurder A] , in privé en namens [A] , ten behoeve van het feitenonderzoek, uit eigener beweging, bepaalde stukken met Ivy Advocaten en [bestuurder CTS] gedeeld en verzocht het feitenrelaas te mogen ontvangen zodra dit (in concept) gereed is. Verder heeft hij onder andere geschreven: “
Actueel wordt Ivy Advocaten geacht de belangen van de CTS-ondernemingen te behartigen, en daarbij heeft Ivar [bestuurder CTS] als zelfstandig bevoegd bestuurder de verantwoording voor het behartigen van de belangen van de CTS-ondernemingen. Die belangen van de CTS-ondernemingen zijn mogelijk en zeer waarschijnlijk strijdig met de belangen van de NES-bedrijven en Nironika als bestuurder en meerderheidsaandeelhouder in de NES-bedrijven.”
2.43
Op 12 november 2024 is [bestuurder A] vrijgesteld van zijn werkzaamheden en op 18 december 2024 is hij geschorst als bestuurder en werknemer van CTS Holding.
2.44
Op 19 november 2024 heeft [bestuurder A] een geheimhoudingsverklaring getekend en vervolgens de mogelijkheid gekregen om kennis te nemen van het door Ivy Advocaten opgestelde feitenoverzicht.
2.45
Op 25 november 2024 is [bestuurder A] ontslagen als bestuurder van CTS Holding. Bij brief van diezelfde dag is de arbeidsovereenkomst tussen [bestuurder A] en CTS Holding opgezegd met een opzegtermijn van zes maanden. In de toelichting op het voorgenomen ontslagbesluit staat onder andere: “
Op basis van de stand van het onderzoek op dit moment en de gesprekken die met de officier van justitie hebben plaatsgevonden, is het echter duidelijk geworden dat een buitengerechtelijke afdoening niet aan de orde is zolang [bestuurder A] nog actief bij de Groep betrokken is. Het belang van de Vennootschap en van de Groep schrijft derhalve voor dat afscheid van [bestuurder A] wordt genomen. Daarmee wordt een belangrijk obstakel voor het bewerkstelligen van een buitengerechtelijke afdoening weggenomen.”
2.46
Bij brief van 3 maart 2025 heeft [natuurlijk persoon N] namens Nes aan [A] ( [bestuurder A] ) onder meer het volgende geschreven:
“Op dit moment is het niet eenduidig vast te stellen of u kwalificeert als een Good of een Bad Leaver onder de Aandeelhoudersovereenkomst. Het strafrechtelijk onderzoek dat loopt, is nog niet afgerond. (…) Als u kwalificeert als Bad Leaver dan ontvangt u de laagste van de uitgifteprijs (die was destijds EUR 640.000, zie bijlage l) en de Aandelenprijs. Als u een Good Leaver bent ontvangt u de Aandelenprijs.
De Aandelenprijs hebben wij conform bijlage 2 van de Aandeelhoudersovereenkomst berekend op EUR 19.750 (bijlage 2 bij deze brief). Gezien bovenstaande maakt het voor u niet uit of u kwalificeert als een Good of een Bad Leaver onder de overeenkomst, in beide gevallen zult u de Aandelenprijs krijgen als prijs voor de door u aangeboden aandelen, zijnde een bedrag van EUR 19.750.
(…) De prijs waarvoor u de aandelen heeft aangeboden stellen wij daarmee vast op € 19.750 en dit aanbod wordt conform art. 13.5 van de aandeelhoudersovereenkomst door Nes Holding B.V. per direct aanvaard. Wij zullen de benodigde stukken door de notaris laten opstellen.” Als bijlage 2 bij de brief zit een prijsberekening die is gebaseerd op 25% van een genormaliseerde LTM EBIT van (6 keer) € 903.000, minus een Schuld van € 5.853.000, plus € 515.000 aan Cash .
2.47
Op 3 april 2025 heeft [A] een oproepingsbrief voor een aandeelhoudersvergadering van CTS Holding op 16 april 2025 ontvangen, met als agendapunt 12: “
Omzetten vordering door Nes Holding B.V. (zie toelichting in bijlage 5)”. In de toelichting staat onder andere dat Nes CTS Holding sinds de FIOD inval van november 2023 financieel heeft ondersteund en in dat kader een lening heeft verstrekt van € 5.475.160,08. Gelet op de prognose dat het eigen vermogen van de groep eind 2023 ongeveer € 1,1 miljoen negatief is, wordt voorgesteld “
een omzetting te doen van een deel van de lening groot EUR 1.250.000 tegen een koers van EUR 3,28 per aandeel, een berekening hiervan is bijgesloten.”
2.48
Op 10 april 2025 heeft een aandelenoverdracht plaatsgevonden, waarbij alle aandelen in Nes Group zijn overgenomen door First Dutch.
2.49
Op 16 april 2025 heeft een aandeelhoudersvergadering van CTS Holding plaatsgevonden. Tijdens deze vergadering zijn onder andere de jaarrekeningen over 2021 en 2022 vastgesteld, zonder dat daarbij decharge is verleend aan de betreffende bestuurders. Agendapunt 12:
Omzetten vordering door Nes Holding B.V., is niet behandeld.
2.5
In april, mei en juni 2025 is [A] door en namens Nes Holding schriftelijk gewezen op haar verplichting om haar aandelen in CTS Holding aan te bieden aan Nes Holding.
2.51
Bij (stuitings)brief van 19 juni 2025 zijn [A] en [bestuurder A] door CTS c.s. aansprakelijk gesteld voor de door CTS c.s. als gevolg van de financiële malversaties geleden schade. Diezelfde dag hebben CTS c.s. een brief met gelijke inhoud aan [bestuurder H] verzonden.

3.De gronden van de beslissing

Verzoek tot enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen
3.1
[A] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van CTS c.s. en dat de toestand van CTS c.s. maakt dat met spoed onmiddellijke voorzieningen bij CTS Holding dienen te worden getroffen. Als toelichting heeft [A] – samengevat – naar voren gebracht dat de feiten die onderwerp zijn van het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD (de Hejemasi-transacties) op zichzelf al gegronde redenen opleveren om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken. [A] wordt als minderheidsaandeelhouder onvoldoende geïnformeerd over de (omvang van de) misstanden – deze worden verhuld door Nironika, Nimbus en haar bestuurders en door [bestuurder CTS] . Interne en externe onderzoeken worden bemoeilijkt of niet afgerond en [A] ( [bestuurder A] ) wordt niet geïnformeerd over de uitkomsten van verrichte onderzoeken. Bij [A] bestaan sterke twijfels over de onafhankelijkheid van het bestuur van CTS c.s. in de periodes waarin dit bestuur werd/wordt gevormd door Nironika, [C] Management en [bestuurder CTS] . Er bestaan concrete aanwijzingen dat er besluiten zijn genomen die niet in het belang zijn van CTS c.s., maar in het belang van de betrokken bestuurders. Daarnaast geven de jaarrekeningen over 2017, 2018 en 2019 een misleidende voorstelling van zaken, omdat daarin niets over de onregelmatigheden wordt vermeld. Tot slot meent [A] dat het bestuur van CTS Holding niet in redelijkheid tot het voorgenomen emissiebesluit kunnen komen; [A] wordt daardoor onevenredig benadeeld.
3.2
CTS c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van het verzoek. Hiertoe hebben zij, kort gezegd, het volgende aangevoerd. In de eerste plaats is sprake van een zuiver vermogensrechtelijk geschil. [A] maakt zich enkel zorgen om de prijs die zij voor haar aandelen zal krijgen. Dit maakt dat [A] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts is de stelling dat de feiten die onderdeel uitmaken van het strafrechtelijk onderzoek op zichzelf al gegronde redenen opleveren om te twijfelen aan een juist beleid onjuist en te kort door de bocht. Hiermee miskent [A] haar eigen rol en het feit dat er verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd, die hebben geleid tot het treffen van adequate maatregelen, waaronder ook het ontslag van bestuurders waaronder [bestuurder A] . [A] heeft onvoldoende onderbouwd dat haar eigen pogingen tot onderzoek worden gefrustreerd en wat een onderzoek door de Ondernemingskamer nog toevoegt. Ook meent [A] ten onrechte dat zij als aandeelhouder aanspraak kan maken op alle door haar gewenste informatie, waaronder ook informatie met betrekking tot de verschillende onderzoeken. Daarbij is van belang dat CTS c.s. een zwaarwichtig belang hebben dat zich verzet tegen het delen van alle informatie met [A] omdat [bestuurder A] door het OM wordt aangemerkt als één van de aanstichters van de fraude. Verder heeft [A] op geen enkele wijze onderbouwd dat de jaarrekeningen 2017 tot en met 2019 een misleidende voorstelling van zaken zouden geven; zij heeft deze jaarrekeningen zelfs niet overgelegd. Tot slot heeft [A] haar bezwaren met betrekking tot het emissiebesluit en de tegenstrijdige belangen niet onderbouwd, aldus steeds CTS c.s.
3.3
Ook Nes heeft verweer gevoerd. Nes sluit zich voor het overgrote deel aan bij CTS c.s. Voor zover zij zelf gemotiveerd verweer heeft gevoerd, wordt dit voor zover nodig hieronder behandeld.
Ontvankelijkheid
3.4
CTS c.s., daarin gesteund door Nes, hebben aangevoerd dat [A] niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat sprake is van een zuiver vermogensrechtelijk geschil. De Ondernemingskamer verwerpt dit verweer. De bezwaren die [A] aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd zijn niet louter vermogensrechtelijk van aard, maar zien bijvoorbeeld ook op het functioneren van het bestuur van CTS c.s., het informeren van [A] als minderheidsaandeelhouder en het voorgenomen emissiebesluit. Uit het verzoekschrift van [A] blijkt genoegzaam dat zij met haar verzoek onder meer openheid van zaken beoogt te verkrijgen over het beleid en de gang van zaken van CTS c.s., hetgeen tot de doeleinden van het enquêterecht behoort. Van een zuiver vermogensrechtelijk geschil is geen sprake.
De financiële misstanden en bijbehorende onderzoeken
3.5
Partijen zijn het erover eens dat binnen CTS c.s. sprake is geweest van financiële misstanden. Bekend zijn in ieder geval het handelen van [C] Management, wijlen [oud-bestuurder C] en [bestuurder C] en de commissieafspraken bij de Hejemasi-transacties. Door Deloitte, Simmons&Simmons, NautaDutilh, Ivy Advocaten, het OM en de FIOD is hiernaar onderzoek gedaan en inmiddels hebben CTS c.s. met het OM en Exxon Mobil schikkingen bereikt ter waarde van in totaal € 900.000. Het bestaan van dergelijke misstanden levert gegronde redenen op om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen de onderneming in de periode waarin de misstanden zich hebben voorgedaan, nog los van de vraag wie in dit kader blaam treft.
3.6
Partijen verschillen van mening over de vraag of er naar aanleiding van de misstanden voldoende onderzoek is verricht en of [A] ( [bestuurder A] ) over de missstanden en de onderzoeken naar behoren is geïnformeerd. [A] stelt dat de zorgvuldigheidsnorm zoals neergelegd in artikel 2:8 BW is geschonden doordat steevast cruciale informatie over de misstanden voor haar, als minderheidsaandeelhouder, is achtergehouden. Zo heeft zij van de resultaten van verschillende onderzoeken door Deloitte, Simmons&Simmons, NautaDutilh en Ivy geen kennis kunnen nemen, ondanks herhaaldelijk verzoek. Verder is zij van mening dat er überhaupt onvoldoende onderzoek is verricht en dat er naar aanleiding van de geconstateerde misstanden onvoldoende is opgetreden door het bestuur van CTS c.s.
3.7
CTS c.s. stellen zich op het standpunt dat er verschillende onderzoeken, door verschillende opdrachtgevers, zijn uitgevoerd. Het enkele feit dat de uitkomsten daarvan niet geheel met [A] zijn gedeeld, betekent niet dat de onderzoeken niet zijn afgerond of dat er geen opvolging aan is gegeven. In hun verweerschrift van 12 juni 2025 hebben CTS c.s. de verschillende onderzoeken nader toegelicht. In 2019 is door Deloitte in opdracht van Nes specifiek onderzoek gedaan naar het handelen van wijlen [oud-bestuurder C] , zijn echtgenote en [C] Management. Over de Hejemasi-transacties was destijds niets bekend en daar is toen ook geen onderzoek naar gedaan. Aan de uitkomsten van dit onderzoek is opvolging gegeven door [oud-bestuurder C] , zijn vrouw en [C] Management te ontslaan en meer recentelijk, door op 13 februari 2024 een stuitingsbrief te sturen aan [C] Management. Vervolgens is er in 2021, naar aanleiding van de Brief, in opdracht van Nimbus onderzoek gedaan naar de Hejemasi-tranasacties. [bestuurder A] was destijds bestuurder van CTS c.s. en is bij dit onderzoek en de opvolging daarvan betrokken geweest, zie bijvoorbeeld de communicatie met KPMG (randnummer 2.23). Tot slot is Ivy Advocaten in 2023 ingeschakeld door CTS c.s. in de persoon van [bestuurder CTS] . [bestuurder A] heeft na ondertekening van een
non disclosure agreementtoegang gekregen tot het feitenrelaas van Ivy Advocaten. Ter zitting heeft [bestuurder CTS] toegelicht dat het onderzoek door Ivy Advocaten met het bereiken van de schikkingen met het OM en Exxon Mobil feitelijk is afgerond. Dat [A] niet steeds toegang krijgt tot alle gewenste informatie hangt ook samen met het feit dat [bestuurder A] zelf betrokken is geweest bij de onderzochte feiten en de op de rol die het OM hem daarbij toedicht.
3.8
Nes sluit zich bij CTS c.s. aan.
3.9
De Ondernemingskamer stelt het volgende voorop. Op grond van artikel 2:217 lid 2 BW verschaft het bestuur de algemene vergadering alle verlangde inlichtingen tenzij een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet. Daarnaast kan artikel 2:8 BW, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meebrengen dat het bestuur in besloten verhoudingen gehouden is uit eigen beweging of op vragen van de aandeelhouder ook buiten het verband van de algemene vergadering transparantie te betrachten en de aandeelhouder ruimhartig van informatie te voorzien over de vennootschap, haar groepsmaatschappijen en de daarmee verbonden onderneming (vgl. HR 1 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9857 (Zwagerman), OK 17 februari 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B14o18 (Butôt), OK 22 april 2016, ECLI:NL:GHAMS:2o16:16o4, (Leaderland) en OK 31 oktober 2019, ECLI:NL:GHAMS:2o19:3921, (Bosal), OK 27 februari 2020, ECLI:NL:GHAMS:2o2o:718 (Fuelplants) en OK 24 augustus 2021, ECLI:NL:GHAMS:2o21:2692 (Allure)).
3.1
De vraag die hier voorligt is of in de gegeven omstandigheden in strijd met artikel 2:8 BW aan [A] als aandeelhouder of [bestuurder A] als (mede)bestuurder van CTS c.s. informatie over de geconstateerde misstanden is onthouden. Daarbij is allereerst relevant dat [bestuurder A] als bestuurder in beginsel zelf toegang heeft tot alle voor de uitoefening van zijn taken benodigde informatie betreffende CTS c.s. en dat de informatieverschaffing jegens de aandeelhouders een verplichting is die rust op het bestuur van de vennootschap. Wat betreft het niet afgeronde onderzoek door Deloitte geldt dan dat [A] , respectievelijk [bestuurder A] , op het moment dat dit onderzoek werd uitgevoerd aandeelhouder noch bestuurder was van CTS c.s. Verder geldt dat het onderzoek door Deloitte en Simmons&Simmons is uitgevoerd in opdracht van Nes en dat het een onderzoek betrof naar verschillende ondernemingen binnen haar groep, waaronder CTS Cargo en CTS Netherlands. Het betrof dus niet een onderzoek in opdracht van CTS c.s. CTS c.s. hebben voldoende toegelicht dat dit onderzoek met name was gericht op het declaratiegedrag van [C] Management, wijlen [oud-bestuurder C] en zijn echtgenote [bestuurder C] . Hoewel de Ondernemingskamer niet uitsluit dat destijds ook al het nodige bekend was over de Hejemasi-transacties (randnummer 2.12), is daar toen geen ruchtbaarheid aan gegeven. Wel is Nes als aandeelhouder naar aanleiding van toenmalige onderzoeksbevindingen opgetreden, met het ontslag van wijlen [oud-bestuurder C] , [bestuurder C] en [C] Management tot gevolg. Dat wijlen [oud-bestuurder C] kort daarna alsnog president-commissaris is geworden van Nes Group bevreemdt weliswaar, maar doet aan het voorgaande niet af; dit betreft immers een functie bij (de aandeelhouder van) de voormalig meerderheidsaandeelhouder van CTS c.s. De gang van zaken rond het onderzoek van Deloitte en de informatieverstrekking daaromtrent jegens [A] leveren tegen deze achtergrond geen gegronde redenen op voor twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken van CTS c.s.
3.11
Ook wat betreft het door NautaDutilh verrichte onderzoek uit 2021 kan niet worden gezegd dat [A] ( [bestuurder A] ) daarover onvoldoende is geïnformeerd door het bestuur van CTS c.s. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Nimbus (één van de oud-aandeelhouders van Nes Group), naar aanleiding van de Brief. Van de Brief zelf was [bestuurder A] op de hoogte want hij heeft deze ook ontvangen. Verder blijkt uit de feiten dat het bestuur van CTS c.s. in de persoon van [bestuurder A] in ieder geval deels samen met Nimbus is opgetrokken in dit onderzoek en in de communicatie daarover met KPMG. Verder heeft [bestuurder A] (uiteindelijk) kunnen beschikken over het voorlopige onderzoeksrapport van NautaDutilh. Dat het bestuur van CTS c.s. daarnaast zelfstandig geen verder onderzoek heeft verricht is kennelijk een (gezamenlijke) keuze geweest, net als de keuze om op dat moment niet verder op te treden jegens degenen die bij de Hejemasi-transacties betrokken waren. Bij deze stand van zaken kan niet worden aangenomen dat het bestuur van CTS c.s. aan [A] als aandeelhouder of [bestuurder A] als (mede)bestuurder van CTS c.s. in strijd met artikel 2:8 BW informatie over het door NautaDutilh uitgevoerde onderzoek is onthouden.
3.12
Eind 2023 is de FIOD bij CTS c.s. binnengevallen. Hierop heeft [bestuurder CTS] namens CTS c.s. een onderzoek laten instellen door Ivy Advocaten. Gelet op de (eerste) uitkomsten van het onderzoek door Ivy Advocaten en de bevindingen van het OM, is [bestuurder A] eerst op afstand geplaatst en later ontslagen. Dit bevreemdt niet gelet op de rol die het OM aan [bestuurder A] toedicht bij de gebleken financiële misstanden. Evenmin bevreemdt het dat [bestuurder A] onder die omstandigheden niet steeds op de hoogte is gehouden van de voortgang van het door Ivy Advocaten verrichte onderzoek en dat [A] in hoedanigheid van minderheidsaandeelhouder over de uitkomsten daarvan niet direct volledig is geïnformeerd. Gelet op de mogelijke betrokkenheid van [bestuurder A] bij de onderzochte misstanden heeft het bestuur van CTS c.s. immers in redelijkheid kunnen menen dat het belang van CTS c.s. zich daartegen verzette. Uiteindelijk heeft [bestuurder A] toegang gekregen tot het door Ivy Advocaten opgestelde feitenrelaas. Hiermee is het bestuur van CTS c.s. aan de op dit punt geuite bezwaren voldoende tegemoetgekomen.
3.13
Al met al kan in de gegeven omstandigheden niet worden gezegd dat het bestuur van CTS c.s [A] in haar hoedanigheid van minderheidsaandeelhouder van CTS Holding onvoldoende heeft geïnformeerd. Concrete aanwijzingen dat de financiële misstanden (wat betreft de betrokken personen) onvoldoende zijn onderzocht of bewust zijn toegedekt, zoals [A] suggereert, heeft de Ondernemingskamer niet. [A] stelt weliswaar dat sprake is van tegenstrijdige belangen en dat zij sterke twijfels heeft over de onafhankelijkheid van het bestuur van CTS c.s. in de periodes waarin dit bestuur werd/wordt gevormd door Nironika, [C] Management en [bestuurder CTS] , maar zij noemt niet welke concrete aanwijzingen zij heeft dat er besluiten zijn genomen die niet in het belang zijn van CTS c.s. maar in het belang van de betrokken bestuurders. Daarmee heeft zij haar bezwaren op dat punt onvoldoende onderbouwd. Dat geldt ook voor de klachten met betrekking tot de jaarrekeningen 2017, 2018 en 2019, waarbij meeweegt dat vaststaat dat KPMG door het bestuur van CTS c.s. – waaronder [bestuurder A] – op de hoogte was gesteld van de geconstateerde misstanden en desalniettemin in juli 2022 een goedkeurende verklaring heeft afgegeven bij de jaarrekeningen 2019. Onder die omstandigheden had [A] concreet moeten toelichten waarom zij meent dat de bewuste jaarrekeningen een misleidende voorstelling van zaken geven en kan zij niet volstaan met in algemene zin op te merken dat daarin ten onrechte geen melding is gemaakt van financiële onregelmatigheden.
Het voorgenomen emissiebesluit
3.14
[A] heeft in dit kader naar voren gebracht dat het voorgenomen emissiebesluit zowel wat betreft totstandkoming als inhoud strijdig is met artikel 2:8 BW: er is geen waardering uitgevoerd door een onafhankelijke waarderingsdeskundige en het voorgenomen besluit is onvoldoende (cijfermatig) onderbouwd met bijvoorbeeld een bedrijfsplan. Ook is er uitsluitend oog geweest voor de meerderheidsaandeelhouder (Nes Group), die na de emissie 98,52% van de aandelen zou gaan houden tegenover 1,52% van [A] . CTS c.s. menen daarentegen dat [A] kwalificeert als
Leaver(
Goodof
Bad) en dat alleen daarom al op [A] de verplichting rust om haar aandelen aan te bieden aan Nes tegen de daarvoor in de Aandeelhoudersovereenkomst overeengekomen prijs. Nes heeft de (fictieve) aanbieding van [A] op 3 maart 2025 aanvaard en is bereid de aandelen voor de in bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst overeengekomen prijs af te nemen. Aldus krijgt [A] waar zij op grond van de Aandeelhoudersovereenkomst recht op heeft, waardoor van een werkelijke verwatering als gevolg van de voorgenomen emissie geen sprake zou zijn. Verder rust op het bestuur van CTS Holding geen verplichting om een onafhankelijke waarderingsdeskundige in te schakelen. Uit bijlage 6 bij de oproepingsbrief voor de aandeelhoudersvergadering van 16 april 2025 volgt de door CTS Holding overeenkomstig bijlage 2 bij de aandeelhoudersovereenkomst gemaakte berekening en [A] heeft niet toegelicht waarom zij deze berekening onvoldoende vindt. Nes, tot slot, meent dat dit besluit juist in het belang van CTS c.s. is, omdat hiermee de rentelasten voor CTS Holding zullen afnemen en de schuldenpositie van CTS Holding aanzienlijk wordt verbeterd. Het eigen vermogen was per 30 april 2025 ongeveer € 1,3 miljoen negatief.
3.15
De gang van zaken rondom het voorgenomen emissiebesluit draagt bij aan de gegronde redenen voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van CTS c.s. Hiertoe geldt het volgende. Het resultaat van de voorgenomen emissie, ervan uitgaande dat [A] niet zou deelnemen, is dat het belang van [A] verwatert van 25% naar slechts 1,5%. Het argument dat van een werkelijke verwatering geen sprake is omdat [A] haar aandelen toch moet aanbieden tegen de door Nes berekende prijs, wordt niet gevolgd. Voor Nes en CTS Holding had zonder meer duidelijk moeten zijn dat [A] het niet eens was met de door Nes op grond van bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst berekende prijs voor de aandelen en dat [A] niet bereid was haar aandelen voor dat bedrag te verkopen. Onder die omstandigheden konden het bestuur van CTS Holding en Nes er niet mee volstaan om ter onderbouwing van de emissieprijs voor het voorgenomen emissiebesluit nogmaals te verwijzen naar diezelfde berekening, maar hadden zij ofwel een onafhankelijke en objectieve waardering van de aandelen moeten laten opstellen, ofwel Nes de gelegenheid moeten bieden om eerst in rechte van [A] overdracht van de aandelen op grond van de Aandeelhoudersovereenkomst te vorderen, alvorens tot een emissie van aandelen zou worden besloten. Door dat niet te doen is bij het voorgenomen emissiebesluit onvoldoende rekening gehouden met het gerechtvaardigde belang van [A] bij een objectieve vaststelling van een emissieprijs die de reële waarde van haar aandelen voldoende weerspiegelt om te voorkomen dat haar aandelenbelang als gevolg van de emissie onevenredig verwatert. Deze gang van zaken kan, mede gelet op de timing, de indruk wekken dat met het voorgenomen emissiebesluit (ook) werd beoogd om [A] ertoe te bewegen haar aandelen aan Nes over te dragen. CTS Holding en Nes hebben overigens in de aanloop naar de mondelinge behandeling toegezegd dat vooralsnog van emissie wordt afgezien. In dat kader is nog van belang dat tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat na de schikking met het OM ongeveer € 1 miljoen vrijvalt, hetgeen een emissie om de door Nes genoemde redenen mogelijk niet langer noodzakelijk maakt .
Belangenafweging
3.16
De bevoegdheid een enquête te bevelen indien er gegronde redenen zijn om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken te twijfelen, is een discretionaire bevoegdheid. Bij de uitoefening van die bevoegdheid dient een afweging van de betrokken belangen plaats te vinden. De belangenafweging moet steunen op de feiten en omstandigheden van het concrete geval, waarbij naast de doeleinden van het enquêterecht mede moeten worden betrokken de aard van het tussen de verzoekers en de rechtspersoon bestaande geschil en de bezwaren tegen een ruime toepassing van het middel van enquête. De regeling van het enquêterecht is gericht op het belang van de rechtspersoon en bij de belangenafweging staat dat belang daarom voorop (zie HR 22 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1283 (Funda)).
3.17
[A] verzoekt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van CTS c.s. vanaf 1 januari 2016 (op dat moment was [bestuurder A] bestuurder van CTS Netherlands), met name om openheid van zaken te krijgen over de (onderzoeken naar de) Hejemasi-transacties en de vraag wie daarbij vanuit de Nes-groep betrokken was. Partijen zijn het hier namelijk niet over eens. [A] is zich bewust van het feit dat ook zij een rol heeft gespeeld waar het de financiële misstanden betreft, maar omdat zij daarin niet de enige was, is zij van mening dat CTS c.s. gebaat zijn bij openheid van zaken.
3.18
CTS c.s., daarin gesteund door Nes, zijn van mening dat er voldoende is opgetreden en onderzocht. Vanwege de kosten die met dergelijke onderzoeken en de benodigde juridische bijstand gepaard gaan, is in overleg met Ivy Advocaten besloten geen verder onderzoek meer te doen. Na ontvangst van het OM-dossier zullen eventueel civiele procedures worden opgestart. Volgens [bestuurder CTS] gaat het nu goed en moeten CTS c.s. zich richten op een gezonde toekomst van hun onderneming.
3.19
De Ondernemingskamer stelt vast dat [A] inmiddels kennis heeft kunnen nemen van de diverse, deels in opdracht van CTS c.s. verrichte, onderzoeken naar de financiële misstanden. CTS c.s. hebben de daarvoor mogelijk verantwoordelijk te houden functionarissen inmiddels aansprakelijk gesteld en de verjaring van die vorderingen tijdig gestuit. De aandelen in NES Group zijn overgenomen door First Dutch en de banden met [C] , Nimbus en Nironika zijn verbroken. Met [bestuurder CTS] is een nieuwe onafhankelijke bestuurder van CTS c.s. aangesteld. CTS c.s. hebben voldoende toegelicht dat de onderneming als gevolg van de diverse onderzoeken en de daaraan verbonden kosten ernstig te lijden heeft gehad, met een op dit moment nog kwetsbare financiële positie als gevolg. Onder [bestuurder CTS] is een inhaalslag gemaakt met de jaarrekeningen en is er – met de schikking met OM – een punt achter de financiële misstanden gezet. Inmiddels heeft Nes een beroep gedaan op de
leaver-bepalingen in de Aandeelhoudersovereenkomst en [A] zal haar aandelen tegen de in bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst vastgelegde prijs moeten overdragen. Partijen zijn het weliswaar niet eens over de juiste wijze van berekening van die prijs, maar vast staat wel dat het aandeelhouderschap van [A] op afzienbare termijn zal eindigen. Bij deze stand van zaken is de Ondernemingskamer van oordeel dat het belang van CTS c.s. om geen verdere tijd, energie, aandacht en kosten te hoeven besteden aan een enquête, mede gelet op het daaraan verbonden risico van (verdere) reputatieschade voor hun onderneming, nu zwaarder moet wegen dan het belang van [A] (en [bestuurder A] ) om de financiële misstanden nogmaals te laten onderzoeken. Bij dat laatste speelt mee dat [bestuurder A] van december 2019 tot en met november 2024 zelf bestuurder is geweest van CTS Holding en van mei 2009 tot en met september 2017 en van december 2019 tot januari 2024 van CTS Netherlands. In die periode is hij in ieder geval tot op zekere hoogte bekend geweest met de commissieafspraken, de onderzoeken en de communicatie met betrekking tot de jaarrekening (zie 2.23).
3.2
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot het gelasten van een enquête zal worden afgewezen. Dit maakt dat er geen aanleiding is om de afwijzing van de verzochte onmiddellijke voorzieningen bij beschikking van 19 juni 2025 te herzien.
Het uittredingsverzoek
3.21
[A] heeft aan haar verzoek tot uittreding als aandeelhouder van CTS Holding, op de voet van artikel 2:343 BW, ten grondslag gelegd dat [A] door het handelen van Nes (als meerderheidsaandeelhouder van CTS Holding) en het bestuur van CTS Holding in een beknelde positie is komen te verkeren. Dit handelen blijkt uit de aan het enquêteverzoek ten grondslag gelegde bezwaren en komt samengevat neer op het nalaten concrete actie te ondernemen om de financiële onregelmatigheden binnen CTS Holding en CTS Netherlands te redresseren. Er wordt haar belangrijke informatie onthouden. Hierdoor is, aldus [A] , sprake van ontwrichting. Ook zijn de verhoudingen verstoord. Deze situatie moet volgens [A] doorbroken worden.
3.22
CTS c.s. hebben, net als Nes, gemotiveerd verweer gevoerd. Kort gezegd komt het verweer van CTS c.s. erop neer dat [A] haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en bovendien onvoldoende belang heeft bij haar verzoek omdat zij reeds als
Leavergeldt op grond van de Aandeelhoudersovereenkomst. Zij is inmiddels meermaals gesommeerd tot overdracht van haar aandelen. Verder bevat de Aandeelhoudersovereenkomst een prijsbepalingsmechanisme en hoeft er dus geen deskundige te worden benoemd. Het verweer van Nes sluit hierbij aan.
3.23
Nes heeft verder een zelfstandige samenhangende vordering ingesteld. Ter zitting heeft Nes desgevraagd toegelicht dat haar vordering zo moet worden begrepen dat zij alleen een veroordeling tot overdracht van de aandelen vordert tegen een prijs van € 19.750 en dat indien de Ondernemingskamer van oordeel is dat die prijs niet juist is, haar vordering moet worden afgewezen; het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de Ondernemingskamer in deze procedure de op grond van bijlage 2 bij de Aandeelhoudersovereenkomst verschuldigde prijs vaststelt.
3.24
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Voor de toewijsbaarheid van een verzoek tot uittreding tegen een medeaandeelhouder is vereist dat de verzoeker door gedragingen van die medeaandeelhouder zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Een verzoek tot uittreding kan ook worden ingesteld tegen de vennootschap waarin de aandelen worden gehouden. Dan geldt hetzelfde criterium voor toewijzing, met dien verstande dat in plaats van ‘gedragingen van die medeaandeelhouder’ moet worden gelezen: gedragingen van één of meer medeaandeelhouders of van de vennootschap zelf.
3.25
De Ondernemingskamer is gelet op hetgeen hiervoor ter zake van het enquêteverzoek is overwogen van oordeel dat niet is gebleken dat [A] zodanig in haar rechten of belangen is geschaad dat het voortduren van haar aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van haar kan worden gevergd. Daarbij weegt enerzijds mee dat [A] kennis heeft kunnen nemen van de diverse verrichte onderzoeken en dat CTS c.s. onder nieuw bestuur inmiddels de nodige stappen hebben ondernomen om de gevolgen van de financiële misstanden te redresseren en de blik op de toekomst te richten. Anderzijds weegt mee dat [bestuurder A] ook zelf een rol heeft gespeeld bij de geconstateerde financiële onregelmatigheden, zodat de beknelde positie waarin [A] zich stelt te bevinden niet alleen het gevolg is van gedragingen die aan Nes of CTS Holding moeten worden toegerekend.
3.26
De samenhangende vordering van Nes kan niet worden toegewezen, reeds omdat aan de door Nes daaraan verbonden voorwaarde niet is voldaan. De Ondernemingskamer kan op basis van de daartoe aangeleverde gegevens niet vaststellen dat de door Nes eenzijdig berekende prijs en de daarbij gehanteerde normalisaties juist zijn, al was het maar omdat de door Nes gemaakte prijsberekening, die is gebaseerd op 25% van een genormaliseerde LTM EBIT van (6 keer) € 903.000, minus een Schuld van € 5.853.000, plus € 515.000 aan Cash leidt tot een prijs van € 20.000 in plaats van € 19.750.
3.27
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst de verzoeken van [A] Management B.V. af;
wijst de vordering van Nes Holding B.V. af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.H. Melissen, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. E. Loesberg, raadsheren, en drs. M.A. Scheltema en W. Wind, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.C.W. Wijffels, griffier, en in het openbaar uitgesproken door de voorzitter op 30 september 2025.