In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 30 september 2025 het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker had zorgen geuit over de onafhankelijkheid van de raadsheer, omdat deze in het verleden advocaat was van de gemeente Amsterdam, die indirect betrokken is bij de wederpartij in de hoofdzaak, ROM InWest B.V. Verzoeker baseerde zijn zorgen op vermoedens en hypothetische situaties, zonder deze te onderbouwen met concrete feiten. De raadsheer heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij niet in het verzoek tot wraking berust en dat haar eerdere werkzaamheden voor de gemeente geen schijn van partijdigheid opleveren. Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker geen overtuigende feiten heeft gepresenteerd die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken, waarbij de raadsheer niet aanwezig was, en de advocaat van verzoeker, mr. N. Bakker, wel. Het hof concludeert dat de zorgen van verzoeker niet voldoende zijn om het wrakingsverzoek te honoreren, en wijst het verzoek af.