In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, wederspannigheid, diefstal, lokaalvredebreuk en vernieling. De feiten vonden plaats in Purmerend, waarbij de verdachte op 6 augustus 2024 een bedreiging heeft geuit met een mes richting [slachtoffer 1]. Daarnaast heeft hij zich op diezelfde dag verzet tegen de aanhouding door de politie, en op 28 juli 2024 heeft hij goederen gestolen uit een tabakszaak. Het hof heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat deze reeds was uitgevoerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.