Op 9 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder vrijgesproken van twee winkeldiefstallen, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte had op 13 oktober 2022 in Amsterdam diverse levensmiddelen en twee mutsen gestolen uit respectievelijk [winkel 3] en [winkel 4]. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de eerste en vierde winkeldiefstal, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor deze vrijspraken, omdat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de goederen uit [winkel 3] heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte de diefstal bij [winkel 3] samen met een medeverdachte heeft gepleegd, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De verdachte heeft de goederen in zijn tas gestopt en de winkel verlaten zonder te betalen, wat de diefstal voltooide. De rol van de medeverdachte was niet van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen.
Wat betreft de diefstal bij [winkel 4] heeft het hof vastgesteld dat de verdachte twee mutsen heeft gestolen. De verdediging stelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte de mutsen had weggenomen, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.