ECLI:NL:GHAMS:2025:2708

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
23-002916-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van winkeldiefstal met betrekking tot levensmiddelen en mutsen

Op 9 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder vrijgesproken van twee winkeldiefstallen, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De verdachte had op 13 oktober 2022 in Amsterdam diverse levensmiddelen en twee mutsen gestolen uit respectievelijk [winkel 3] en [winkel 4]. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van de eerste en vierde winkeldiefstal, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor deze vrijspraken, omdat het hoger beroep onbeperkt was ingesteld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de goederen uit [winkel 3] heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte de diefstal bij [winkel 3] samen met een medeverdachte heeft gepleegd, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De verdachte heeft de goederen in zijn tas gestopt en de winkel verlaten zonder te betalen, wat de diefstal voltooide. De rol van de medeverdachte was niet van voldoende gewicht om te spreken van medeplegen.

Wat betreft de diefstal bij [winkel 4] heeft het hof vastgesteld dat de verdachte twee mutsen heeft gestolen. De verdediging stelde dat niet kon worden bewezen dat de verdachte de mutsen had weggenomen, maar het hof verwierp dit verweer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002916-22
datum uitspraak: 9 oktober 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-264002-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) in het jaar 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van de in de tenlastelegging impliciet cumulatief genoemde eerste winkeldiefstal (bij [winkel 1] ) en de vierde winkeldiefstal (bij [winkel 2] ). Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld, zodat de verdachte – gelet op het voorschrift van artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering – niet-ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep voor zover dat is gericht tegen deze twee (deel)vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een of meerdere winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
  • een of meerdere jassen en/of mutsen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Wat betreft de diefstal bij [winkel 3] kan worden bewezen dat de verdachte winkelgoederen in zijn tas heeft gestopt en zonder te betalen de winkel heeft verlaten. Nu de verdachte ongewoon via de ingang de winkel heeft verlaten, wat mogelijk was doordat de medeverdachte buiten klaarstond om de schuifdeur te openen, is sprake van medeplegen. Wat betreft de diefstal bij [winkel 4] kan worden bewezen dat de verdachte twee mutsen uit deze winkel heeft gestolen. Niet kan worden bewezen dat daarbij sprake was van medeplegen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde gedeeltelijk moet worden vrijgesproken. Wat betreft de diefstal bij [winkel 3] kan weliswaar worden bewezen dat de verdachte winkelgoederen heeft gestolen, maar niet dat hij dit feit met een ander heeft gepleegd. Zo kan niet worden vastgesteld dat de medeverdachte opzet had op de diefstal noch dat zijn bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is geweest. Wat betreft de diefstal bij [winkel 4] moet de verdachte integraal worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat de verdachte twee mutsen uit deze winkel heeft gestolen. De politie heeft het zicht op de verdachte verloren waardoor de mogelijkheid bestaat dat hij de mutsen zelf heeft teruggelegd. Verder kan niet worden vastgesteld dat deze twee mutsen later onder de verdachte zijn aangetroffen.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 13 oktober 2022 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat de verdachte [winkel 3] inliep. Zij zagen dat de verdachte meerdere winkelgoederen uit diverse schappen pakte en (direct) in zijn rugtas deed. Hierna was de rugtas van de verdachte helemaal gevuld. Zij zagen dat de verdachte naar de ingang liep en dat, door de aanwezigheid van een ander, de schuifdeuren van de ingang opengingen en de verdachte hierdoor via de ingang naar buiten kon lopen. De verdachte verliet [winkel 3] zonder de goederen ter betaling aan te bieden. [1] Bij [winkel 3] , gevestigd op de [adres 1] te Amsterdam, zijn onder meer de volgende goederen weggenomen: blikjes Red Bull, rivierkreeftjes, diverse zuivelproducten, witte bollen, gemarineerde tomaten en stroopwafels. De totale waarde van de weggenomen goederen is € 31,70. [2] De politierechter heeft de verdachte voorgehouden dat hij degene zou zijn die alle spullen in een tas zou hebben gedaan bij [winkel 3] . De verdachte heeft toen verklaard dat hij de
stillsheeft gezien en zichzelf daarop heeft herkend. [3]
Op 13 oktober 2022 zag verbalisant [verbalisant 3] dat de verdachte de winkel [winkel 4] inliep. Hij zag dat de verdachte twee mutsen pakte uit een schap. Hij zag vervolgens dat de verdachte de winkel uitliep aan de zijde van het Rokin en dat de verdachte niet bij een kassa heeft gestaan om te betalen. Later, bij de aanhouding van de verdachte, zag [verbalisant 3] dat collega’s van hem twee mutsen uit de tas van de verdachte haalden. [verbalisant 3] herkende deze mutsen als de hiervoor genoemde mutsen die de verdachte eerder uit het schap van de winkel [winkel 4] had gehaald. De verdachte ging akkoord met de teruggave van de mutsen aan [winkel 4] . [4] Bij [winkel 4] , gevestigd aan het [adres 2] te Amsterdam, zijn twee grijze mutsen met een totale waarde van € 25,80 weggenomen waarbij de prijskaartjes met het alarm waren verwijderd. [5]
Beoordeling
Diefstal bij [winkel 3]
Vaststaat dat de verdachte op 13 oktober 2022 in [winkel 3] in Amsterdam diverse winkelgoederen in zijn rugtas heeft gedaan en vervolgens de winkel heeft verlaten zonder voor deze goederen te betalen. Hiermee staat vast dat de verdachte deze winkelgoederen heeft weggenomen met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Dit wordt door de verdediging ook niet betwist.
De vraag is of bewezen kan worden dat de verdachte de diefstal bij [winkel 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd en daarom sprake was van een voor medeplegen vereiste ‘bewuste en nauwe samenwerking’. Bij winkeldiefstal raakt het goed in de feitelijke heerschappij van de verdachte op het moment dat hij dat goed pakt en in zijn kleding dan wel in zijn tas steekt. Uit deze gedraging kan veelal het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening worden afgeleid. Hij behoeft dus nog niet de winkel te hebben verlaten of de kassa te hebben gepasseerd. De verdachte had de winkelgoederen in de winkel in zijn rugtas gestopt en op dat moment was in deze zaak al sprake van een voltooide diefstal. De omstandigheid dat de verdachte vervolgens met de hulp van [medeverdachte] de winkel heeft kunnen verlaten – doordat die de schuifdeuren van buitenaf heeft geopend voor de verdachte – heeft daarom plaatsgevonden ná de voltooide diefstal. Voor medeplegen is van belang dat de bijdrage van de ander (in dit geval: [medeverdachte] ) van “voldoende gewicht” moet zijn geweest en dat dit in nog sterkere mate geldt als het gaat om een gedraging die na het strafbare feit is verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding. Hiervan is het hof niet gebleken.
De verdachte zal daarom van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Diefstal bij [winkel 4]
Vaststaat dat de verdachte op 13 oktober 2022 in [winkel 4] te Amsterdam twee mutsen uit het schap heeft
gepakt en dat hij daarna de winkel heeft verlaten zonder te betalen. Ook staat vast dat later op die dag bij de aanhouding van de verdachte in zijn tas twee mutsen zaten die door verbalisant [verbalisant 3] werden herkend als de eerder genoemde mutsen die de verdachte in de winkel in zijn handen had gehad en dat de verdachte akkoord was met de teruggave van de twee mutsen aan [winkel 4] . Het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de mutsen heeft weggenomen – nu het zicht van verbalisant [verbalisant 3] in de winkel [winkel 4] na het uit het schap pakken van de twee mutsen werd belemmerd door klanten in de winkel – wordt verworpen. De theoretische mogelijkheid dat de verdachte de twee mutsen, zoals de raadsman suggereert, heeft teruggelegd in het schap voordat hij [winkel 4] verliet, is ongeloofwaardig nu deze mutsen diezelfde dag onder de verdachte zijn aangetroffen. Dat het om dezelfde mutsen gaat, baseert het hof op de herkenning van de mutsen door verbalisant [verbalisant 3] . Voor een herkenning van een dergelijk goed is, eveneens anders dan de raadsman heeft aangevoerd, niet vereist dat de mutsen in het proces-verbaal (nader) worden omschreven.
Het hof is daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte de diefstal van de twee mutsen alleen heeft gepleegd. De verdachte zal van het tenlastegelegde medeplegen worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2022 te Amsterdam
  • winkelgoederen die aan [winkel 3] toebehoorden
  • mutsen die aan [winkel 4] toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Wat meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Hij heeft zowel diverse levensmiddelen als twee mutsen weggenomen. Met zijn handelswijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkelbedrijven. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf. De raadsman kon ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2025 weinig vertellen over de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, omdat zijn contact met hem dateert van langer geleden. Op basis van het dossier ontstaat een beeld van een jong persoon die op meerdere vlakken in zijn leven problemen ervaart (of: heeft ervaren), waaronder met overmatig alcoholgebruik.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden en is van oordeel dat niet met een andere of lichtere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarbij heeft het hof mede gelet op de duur van verdachtes voorarrest en het feit dat hij deze straf in die tijd heeft ondergaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de (deel)vrijspraken van de in de tenlastelegging impliciet cumulatief genoemde eerste winkeldiefstal (bij [winkel 1] ) en de vierde winkeldiefstal (bij [winkel 2] ).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is
bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de
verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel
27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de
uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.A.A. Postma, mr. N. van der Wijngaart en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2025.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van 13 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 20-33, in het bijzonder: pagina’s 22 en 26).
2.Een niet gedagtekend proces-verbaal, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 12-14, incl. bijlage).
3.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 25 oktober 2022.
4.Een proces-verbaal van 13 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 20-33, in het bijzonder: pagina’s 23 en 25).
5.Een proces-verbaal van 13 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 15-17, incl. bijlage).