ECLI:NL:GHAMS:2025:2709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
23-002099-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake drugshandel en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het afleveren, verstrekken en vervoeren van een kleine hoeveelheid hasjiesj, het opzettelijk aanwezig hebben van 830 gram hasjiesj, 34 gram hennep en vier voorgedraaide joints, alsook het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten vonden plaats op 19 juni 2024 in Duivendrecht en Amsterdam. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en een geldboete van €350,00, subsidiair zeven dagen hechtenis. Tevens is de tenuitvoerlegging bevolen van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, maar oordeelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is gezien de aard van de feiten en het eerdere strafblad van de verdachte. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een inbreuk vormen op de rechtsorde en de volksgezondheid. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de straffen gelijk te houden aan die van de eerste aanleg toegewezen, ondanks de pleitbezorging van de raadsvrouw voor een lichtere straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002099-24
datum uitspraak: 9 oktober 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 september 2024 in de strafzaak onder de parketnummers 13-201106-24 en 13-016668-22 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2025.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2024 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (aan [persoon 1] ) en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad, een kleine hoeveelheid (van niet meer dan 30 gram) van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 19 juni 2024 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een knallpistool, van het merk Umarex, model Glock 17, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 19 juni 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 830 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 34 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, en/of vijf voorgedraaide joints, bevattende hasjiesj en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2024 te Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel, heeft afgeleverd en verstrekt aan [persoon 1] en vervoerd een kleine hoeveelheid (van niet meer dan 30 gram) hasjiesj;
2.
hij op 19 juni 2024 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Umarex, model Glock 17, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 19 juni 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 830 gram hasjiesj en 34 gram hennep en vier voorgedraaide joints, bevattende hasjiesj en/of hennep.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1
1.
Een proces-verbaal van 19 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 7-10).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 19 juni 2024, omstreeks 16:50 uur, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , in burgerkleding gekleed en rijdend in een onopvallend dienstvoertuig. Op diezelfde dag, datum en tijd liep ik over de Begoniastraat te Duivendrecht. Ter hoogte van perceelnummer [nummer] zag ik dat er een blauwe Volkswagen Golf aan kwam rijden.
Op hetzelfde moment dat het voertuig aan kwam rijden, zag ik dat er een persoon, hierna te noemen afnemer, uit de woning perceelnummer 48 kwam. Ik zag dat de afnemer richting de stilstaande Volkswagen Golf liep. Ik zag vervolgens dat de afnemer zijn hand door de opening van het bestuurdersraam deed. Ik zag dat de bestuurder, hierna te noemen verdachte, van het voertuig een klein doorzichtig gripzakje met een bruin/groen brokje over gaf aan de afnemer. Ik zag dat de afnemer direct zijn rechterhand dichtkneep en vervolgens in zijn rechterbroekzak drukte. Ik zag dat het voertuig direct hierop wegreed.
De afnemer bleek te zijn: [persoon 1] . Ik hoorde hem zeggen dat hij maar drie gram hasj had en dat hij dit zojuist had gekregen. Vervolgens zag ik dat [persoon 1] een gripzakje met daarin ongeveer drie gram hasj liet zien. Vervolgens heb ik telefonisch contact opgenomen met collega [verbalisant 2] . Ik vroeg hem of er wat bij de verdachte was aangetroffen. Ik hoorde hem zeggen dat ze een gebruikershoeveelheid hasj hadden aangetroffen.
De verdachte is [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats 2] .
Ten aanzien van feit 2
2.
Een proces-verbaal van 20 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 81-84).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Registratie: 2024143759-03
Op 19 juni 2024 werd een doorzoeking verricht in de woning van verdachte [verdachte] , gelegen aan de [adres] . Hierbij werd een geladen pistool aangetroffen en voor onderzoek in beslag genomen.
Onderzoek vuurwapen
Itemnummer: 6516230
Voorwerp: gaspistool
Merk: UMAREX
Model: Glock 17
Kaliber: 9mm knal
Dit pistool is een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
3.
Een proces-verbaal van 20 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 39-45).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 juni 2024 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Waar woont u?
A: [adres]
V: Nadat u was aangehouden, is er bij u een huiszoeking gedaan. In de afgesloten schuur werd er een vuurwapen aangetroffen. Wat kunt u hierover verklaren?
A: Die is nep
V: In uw kamer werden de volgende goederen aangetroffen:
- 830 gram hasj
(…)
- Vier gedraaide joints
(…)
Wat kunt u hierover verklaren?
A: (…). De rest (
het hof begrijpt: 830 gram hasj en vier gedraaide joints) is voor eigen gebruik.
4.
Een proces-verbaal van 23 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 18-21).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 19 juni 2024 om 17:25 uur werd de woning op de [adres] binnengetreden ter doorzoeking van de woning.
Inbeslagname:
Tijdens de doorzoeking werden de volgende goederen inbeslaggenomen:
- 1x vuurwapen (aangetroffen in de schuur)
- 34 gram henneptoppen (aangetroffen in de schuur)
- 830 gram hasj (aangetroffen in ladekast op de slaapkamer van de verdachte).
Ten aanzien van feit 3
5.
Een proces-verbaal van 19 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 22-24).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten (of één of meer van hen):
Op 19 juni 2024, om 18:00 uur, waren wij verbalisanten aanwezig op de [adres]
. Wij waren aanwezig op bovengenoemde adres voor een doorzoeking in de woning.
Zolder (kamer verdachte [verdachte] )
In de slaapkamer van de verdachte troffen wij de volgende goederen aan:
- Vier (4) voor gedraaide joints; (kledinglade).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Nadere bewijsoverweging
Uit de reactie van de verdachte onder bewijsmiddel 3 op de vraag naar het in zijn schuur aangetroffen vuurwapen (“
Die is nep”), leidt het hof af dat de verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen op die plaats. Aan zijn stelling dat het wapen nep zou zijn, hecht het hof geen geloof en deze stelling vindt haar weerlegging in bewijsmiddel 2.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het onder feit 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 350,00 subsidiair 7 dagen hechtenis en voor het in eerste aanleg onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg zijn opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht ten aanzien van feit 2 en feit 3 te volstaan met de oplegging van een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf. Ter onderbouwing heeft zij aangevoerd dat het goed gaat met de verdachte. De verdachte heeft werk, woont bij zijn moeder, is op zoek naar woonruimte, is aangemeld voor schuldhulpverlening en heeft een dochter van een jaar oud. Voorts is hij – met uitzondering van een zaak die geseponeerd is – niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. Uit een e-mailbericht van [persoon 2] , toezichthouder bij Leger des Heils Reclassering, van 24 september 2025 volgt dat de reclassering betrokken is en positief over de verdachte oordeelt. Detentie zou de ontwikkeling van de verdachte frustreren. Wat betreft feit 1 heeft de raadsvrouw geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het afleveren, verstrekken en vervoeren van een kleine hoeveelheid hasjiesj. De verdachte heeft in zijn woning ook 830 gram hasjiesj, 34 gram hennep en 4 voorgedraaide joints opzettelijk aanwezig gehad. Verdovende middelen zijn schadelijk voor de volksgezondheid, omdat zij verslavend werken en regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke en psychische gevolgen kan veroorzaken. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot (ondeskundig) gebruik van dat vuurwapen, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het hoge gevaarzettende karakter daarvan dient daartegen streng te worden opgetreden. Met name het misdrijf van feit 2 is een ernstig strafbaar feit waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op vergelijkbare strafzaken en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), in beginsel het uitgangspunt vormt.
Bij de persoonlijke omstandigheden die de raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, plaatst het hof enkele kanttekeningen. Het gaat hierbij in het bijzonder om goede voornemens van de verdachte en niet om daadwerkelijk behaalde resultaten in zijn leven. Zo is de schuldhulpverlening nog niet gestart omdat de verdachte volgens het overgelegde e-mailbericht van [persoon 2] , toezichthouder bij Leger des Heils Reclassering, van 24 september 2025 drie maanden inkomen moet hebben om in aanmerking te komen voor ondersteuning. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep niet verteld waarom de verdachte nog geen drie maanden inkomen heeft ontvangen. Het is hoopvol dat de verdachte de intentie heeft op verschillende gebieden zijn leven op de rit te krijgen, maar deze intentie legt (wegens het ontbreken van concreet resultaat) op dit moment onvoldoende gewicht in de schaal om af te zien van (ook) de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, doet een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf onvoldoende recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zoals hierboven uiteengezet.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 september 2025 is de verdachte eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet en overtreding van de Wet wapens en munitie onherroepelijk veroordeeld, wat het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en een geldboete van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden. Niet kan worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een straf die (ook) deze vrijheidsbeneming met zich brengt.

Beslag

Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 19 juni 2024 is een geldbedrag van € 1.800,00 aangetroffen op het nachtkastje van de slaapkamer van de verdachte en inbeslaggenomen. Dit geldbedrag zal aan de verdachte worden teruggegeven.

Vordering tenuitvoerlegging

De advocaat-generaal heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 1 december 2022 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 80 dagen met proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat die veroordeling betrekking heeft op een andersoortig strafbaar feit.
Het hof is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft
schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Dat het, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, bij die veroordeling gaat om een andersoortig feit (het betrof een diefstal met geweld) dan de tenlastegelegde feiten in deze zaak, maakt dat oordeel niet anders.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 23, 24, 24c,
57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft
begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 2 en onder 3 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te
weten:
- 1800 EUR; IBGN 19-06-2024 (Omschrijving: PL1300-2024143635-G6516270).
Beveelt de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Amsterdam van 1 december 2022, parketnummer 13-016668-22, voorwaardelijk opgelegde straf, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
80 (tachtig) dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. B.A.A. Postma en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2025.
=========================================================================
[…]