ECLI:NL:GHAMS:2025:2711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
23-000481-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake auto-inbraken en poging tot inbraak in Zandvoort

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van twee auto-inbraken en een poging tot auto-inbraak, gepleegd op 23 oktober 2022 in Zandvoort. Bij de inbraken zijn portierruiten ingeslagen en zijn diverse goederen, waaronder een tasje met persoonlijke bezittingen en een zonnebril, weggenomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deze feiten en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 340,18, ter zake van materiële schade. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten heeft gehandhaafd. De verdachte heeft eerder ook al veroordelingen voor soortgelijke feiten op zijn naam staan, wat meegewogen is in de strafoplegging. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die als dakloos wordt beschreven. De verdachte heeft verklaard dat hij de inbraken heeft gepleegd uit financiële nood.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000481-23
datum uitspraak: 9 oktober 2025
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 2 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 15-271052-22 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2025.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Zandvoort in/uit een auto (Peugeot 107 kenteken [kenteken 1] ) een tasje (met oa een rijbewijs en/of Samsung airpods en/of een kentekenbewijs en/of medicijnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen tasje met inhoud onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2022 te Zandvoort in/uit een bestelauto (Renault Trafic kenteken [kenteken 2] ) een zonnebril met koker (Rayban) en/of een lifehammer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen zonnebril, koker en lifehammer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3. primair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 23 oktober 2022 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een auto (Renault Megane Scenic kenteken [kenteken 3] ) goederen en/of geld naar zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft verdachte een ruit van die auto ingeslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 23 oktober 2022 te Zandvoort opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een auto (Renault Megane Scenic, kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Standpunten

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde kan worden bewezen. De bekennende verklaringen die de verdachte tegenover de politie heeft afgelegd, zijn betrouwbaar en kunnen voor het bewijs worden gebezigd. Dit komt mede doordat er gestolen goederen onder de verdachte zijn aangetroffen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van alle tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft het hof voorafgaand aan de terechtzitting – op 2 en 7 september 2025 – schriftelijk bericht via de klachtencoördinator van de rechtbank dat hij de (poging tot) auto-inbraken niet heeft gepleegd; hij had zichzelf destijds aangegeven en de feiten bekend omdat hij dakloos was en in portieken moest slapen. Hij heeft iemand anders zien inbreken en heeft die (gestolen) spullen vervolgens in zijn eigen zakken gedaan. De intentie van de verdachte gedetineerd te geraken, past bij de eerder door hem afgelegde bekentenissen. Op basis van het dossier kan de juistheid van het door de verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario niet worden uitgesloten.

Bewijsoverweging

Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en
omstandigheden vast.
Op 23 oktober 2022 heeft [slachtoffer 1] tussen 0.00 uur en 0.30 uur haar auto, zijnde een Peugeot type 107 met kenteken [kenteken 1] , geparkeerd aan de [adres 2] te Zandvoort ter hoogte van perceel [nummer] . Toen [slachtoffer 1] na 07.15 uur bij haar auto kwam, zag zij dat de ruit aan de bijrijderszijde was ingeslagen. Op de bijrijdersstoel stond een vershoudtasje. In dit tasje zat onder andere haar rijbewijs, Samsung airpods, medicijnen en een kentekenbewijs. Zij zag dat het vershoudtasje in zijn geheel weg was. [1] De verdachte heeft verklaard dat hij op de [adres 2] in Zandvoort het raam van een auto, zijnde een Peugeot, aan de zijde van de bijrijder had ingeslagen en spullen heeft weggenomen. Het ging hierbij om een tasje waarin een rijbewijs zat dat, volgens de verdachte, op naam stond van [slachtoffer 1] . [2] Bij de fouillering bleek dat de verdachte een rijbewijs op naam van [slachtoffer 1] in zijn bezit had. [3]
Op 23 oktober 2022 kwam [benadeelde partij] omstreeks 09.30 uur aan bij zijn auto, zijnde een Renault type Trafic met kenteken [kenteken 2] , die stond geparkeerd aan de [adres 3] te Zandvoort. Hij zag dat de kleine autoruit aan de bestuurderskant van zijn voertuig was ingeslagen. Bij het openmaken van de bestuurdersdeur zag hij glasscherven aan de binnenzijde van het voertuig liggen. Hij zag dat het dashboardkastje was geopend en dat een zonnebril van het merk Ray-Ban en de brillenkoker waar deze in zat weg waren. Ook de lifehammer lag niet meer in het dashboardkastje. [4] De verdachte heeft verklaard dat hij het kleine raampje aan de bestuurderszijde van een busje (
het hof begrijpt: een Renault met kenteken [kenteken 2]) in de straat van de [winkel] heeft ‘ingeknald’, herinnert zich dat de Ray-Ban zonnebril – die tijdens zijn fouillering bij hem is aangetroffen – uit dat busje kwam en heeft verklaard dat hij een lifehammer uit dat busje heeft weggenomen. [5]
Op 23 oktober 2022 kwam [slachtoffer 2] omstreeks 11.00 uur bij zijn auto, zijnde een Renault Megane Scenic met kenteken [kenteken 3] in de kleur rood, die stond geparkeerd aan de [adres 4] te Zandvoort. Dit is tegenover de ingang van de parkeergarage van [bedrijf] . [slachtoffer 2] had zijn auto daar op 14 oktober 2022 geparkeerd. Van [persoon 1] had hij vernomen dat de ruit aan de passagierszijde van zijn voertuig was ingeslagen. [6] De verdachte heeft verklaard dat bij [bedrijf] een rode auto stond, dat hij van deze auto het kleine voorraampje aan de bijrijderszijde heeft ingeslagen en dat dit de tweede auto was waar hij heeft ingebroken. Ook heeft hij verklaard dat in de auto pasjes lagen op naam van [slachtoffer 2] , maar niets uit die auto heeft meegenomen. [7]
Tijdens het politieverhoor is aan de verdachte gevraagd waarom hij de auto’s heeft opengebroken. Hij heeft toen onder meer verklaard: “
ik moet geld hebben”. [8]
Beoordeling
Vaststaat dat op 23 oktober 2022 van twee auto’s, te weten een Peugeot type 107 met kenteken [kenteken 1] en een Renault type Trafic met kenteken [kenteken 2] die in Zandvoort geparkeerd stonden, de autoruit is ingeslagen en dat uit beide voertuigen goederen zijn weggenomen die toebehoren aan de eigenaren van deze auto’s. Tevens staat vast dat diezelfde dag is geconstateerd dat de autoruit van een Renault Megane Scenic met kenteken [kenteken 3] is ingeslagen. Het voorgaande wordt door de verdediging ook niet betwist.
De vraag is of bewezen kan worden dat de verdachte de persoon is geweest die deze feiten heeft gepleegd en – in het verlengde daarvan – of de bekennende verklaringen die hij destijds tegenover de politie heeft afgelegd voldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te mogen worden gebruikt. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend. Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de verdachte de auto-inbraken niet heeft gepleegd en dat hij de door een ander gestolen goederen in zijn zak heeft gedaan en zichzelf heeft aangegeven met als uiteindelijk doel onderdak te krijgen in detentie, acht het hof niet aannemelijk geworden. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte bij de politie gedetailleerd heeft verklaard hoe hij de tenlastegelegde auto-inbraken en een poging daartoe heeft gepleegd. Daarbij heeft hij ook specifieke details genoemd die hij niet had kunnen weten als hij de feiten niet had gepleegd, zoals zijn verklaring ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: dat er in de auto pasjes op naam van [slachtoffer 2] lagen, maar dat hij niets heeft meegenomen uit die auto. Het hof zal de bekennende verklaringen bij de politie dan ook gebruiken voor het bewijs.
Wat betreft feit 3 acht het hof het primaire feit (poging tot gekwalificeerde diefstal) wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte het voornemen had goederen en/of geld weg te nemen met het oogmerk deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, baseert het hof op de verklaring van de verdachte dat hij de auto’s heeft opengebroken omdat hij geld moest hebben en dat hij heeft verklaard, zoals hiervoor weergegeven, dat er in de auto pasjes lagen op naam van [slachtoffer 2] . Deze verklaring past bij het scenario dat de verdachte uiteindelijk geen goed uit de Renault Megane Scenic met kenteken [kenteken 3] heeft weggenomen omdat er voor hem niets van (voldoende) waarde in deze auto lag en niet bij het scenario dat de verdachte ‘slechts’ een autoruit wilde inslaan. Bovendien weegt het hof mee dat de verdachte in een kort tijdsbestek en in een beperkte omgeving de ruiten van drie auto’s had vernield, en dat dat bij de auto’s van de feiten 1 en 2 is gevolgd door het wegnemen van goederen.
Gelet op het voorgaande wordt het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 oktober 2022 te Zandvoort uit een auto (Peugeot 107 kenteken [kenteken 1] ) een tasje (met oa een rijbewijs en Samsung airpods en een kentekenbewijs en medicijnen, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen tasje met inhoud onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij op 23 oktober 2022 te Zandvoort uit een bestelauto (Renault Trafic kenteken [kenteken 2] ) een zonnebril met koker (Ray-Ban) en een lifehammer, die aan [benadeelde partij] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen zonnebril, koker en lifehammer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3. primair
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2022 tot en met 23 oktober 2022 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een auto (Renault Megane Scenic kenteken [kenteken 3] ) goederen en/of geld naar zijn gading, dat/die aan [slachtoffer 2] toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, immers heeft verdachte een ruit van die auto ingeslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1, feit 2 en feit 3 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht een lagere straf op te leggen dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. De verdachte heeft gehandeld uit frustratie omdat hij liever vastzit. Verder heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich inmiddels in rustiger vaarwater bevindt. Het is te makkelijk de verdachte te reduceren tot iemand die anderen tot last is, gelet op het moeizame leven dat hij sinds lange tijd als dakloze leidt. De omstandigheid dat hij door zijn omgeving werd gezien als ‘veelpleger’ en ‘junk’ heeft de verdachte ontzettend gefrustreerd en heeft geleid tot onaangepast en wispelturig gedrag. Sinds de verdachte van zijn uitkering 3 weken per maand in een Spaans hostel verblijft, waar hij onderdak en eten krijgt, kan worden gesproken van een voorzichtige vooruitgang en weet hij het opspelen van frustraties te omzeilen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee auto-inbraken, waarbij portierruiten zijn ingeslagen en diverse spullen zijn weggenomen. Dergelijke misdrijven brengen naast hinder ook financiële schade voor de gedupeerden met zich. Bovendien brengen dergelijke feiten gevoelens van onbehagen en onveiligheid teweeg bij de gedupeerden. Daarnaast heeft de verdachte een poging gedaan tot een auto-inbraak door een ruit van die auto in te slaan, wat eveneens hinder en schade heeft veroorzaakt. De verdachte heeft er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 september 2025 is hij eerder ter zake van (gekwalificeerde) diefstal onherroepelijk veroordeeld, wat het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof heeft verder acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op de moeilijke persoonlijke omstandigheden waarin de verdachte sinds lange tijd verkeert, zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht. Tegen die achtergrond acht het hof de duur van de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf niet passend.
Het hof acht, alles afwegende en mede gelet op het tijdsverloop, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met een andere of lichtere straf dan deze straf die vrijheidsbeneming met zich brengt, kan, naar het oordeel van het hof, mede gelet op verdachtes recidive, niet worden volstaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot
schadevergoeding. Deze bedraagt € 606,04 bestaande uit materiële schade, waarop de door de verzekering reeds vergoede schade al in mindering is gebracht. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 340,18 bestaande uit materiële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen tot een bedrag van € 387,78. Dat is een hoger bedrag dan in hoger beroep aan het oordeel van het hof is onderworpen.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering gelet op de verzochte vrijspraak van het onder feit 2 tenlastegelegde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof gaat hierbij uit van de post ruitschade van € 319,78 en zal – gelet op de hoogte van de vordering waarover het hof in hoger beroep heeft te oordelen – de post kilometervergoeding matigen tot € 20,40. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zoverre zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 340,18 (driehonderdveertig euro en achttien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 340,18 (driehonderdveertig euro en achttien cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 23 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.H. Tiemens, mr. N. van der Wijngaart en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2025.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aangifte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 1-2). Ook verbalisant [verbalisant] heeft gezien dat het raam van het rechter voorportier van een Peugeot met kenteken [kenteken 1] verbroken was. Zie: een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 18-20) (incl. bijlagen).
2.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 43-47, specifiek p. 45).
3.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 18-20) (incl. bijlagen).
4.Een proces-verbaal van aangifte van 24 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 3-5).
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 43-47, specifiek pp. 45-46).
6.Een proces-verbaal van aangifte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar (doorgenummerde pagina’s 6-9).
7.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 43-47, specifiek p. 45).
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 23 oktober 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren (doorgenummerde pagina’s 43-47, specifiek p. 46).