ECLI:NL:GHAMS:2025:2715

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
10 oktober 2025
Zaaknummer
200.328.925
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid accountant en zorgplicht bij coronasteunadvies

In deze zaak gaat het om de beroepsaansprakelijkheid van de accountant JAN ten opzichte van zijn cliënten Sanjia Netherlands B.V. en M2C B.V. De appellanten, Sanjia c.s., hebben JAN in 2021 gevraagd of zij in aanmerking kwamen voor coronasteun. JAN heeft hen bijgestaan bij de aanvraag, maar de aanvraagtermijnen voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 waren toen al verstreken. Sanjia c.s. stellen dat JAN hen had moeten adviseren over de coronasteun op basis van hun overeenkomst en een zorgplicht. De rechtbank heeft hun vorderingen afgewezen, waarna Sanjia c.s. in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat er geen verplichting voor JAN bestond om proactief te adviseren over de TVL (Tegemoetkoming Vaste Lasten). Het hof concludeert dat de overeenkomst tussen partijen niet de verplichting inhield om te adviseren over coronasteun en dat Sanjia c.s. ook niet redelijkerwijs mochten verwachten dat deze verplichting bestond. De grieven van Sanjia c.s. worden verworpen en het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd. Sanjia c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.925
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/718233 HA ZA 22-432
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 oktober 2025
inzake

1.SANJIA NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Almelo,
2.
M2C B.V.,
gevestigd te Breda,
appellanten,
advocaat: mr. P.H. van der Vleuten te Utrecht,
tegen
JAN© ACCOUNTANTS EN ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Purmerend,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.T. Serraris te Amsterdam.
Partijen worden hierna Sanjia c.s. en JAN genoemd. Appellanten worden afzonderlijk aangeduid als Sanjia en M2C.

1.De zaak in het kort

JAN is sinds november 2019 de accountant van Sanjia c.s. In mei 2021 hebben Sanjia c.s. JAN gevraagd of zij in aanmerking kwamen voor coronasteun. JAN heeft Sanjia c.s. vervolgens bijgestaan bij het aanvragen van steun. Voor het laatste kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 was de aanvraagtermijn toen verstreken. Sanjia c.s. hebben zich op het standpunt gesteld dat JAN op grond van de overeenkomst of spontaan op grond van een uit die overeenkomst voortvloeiende zorgplicht, gehouden was hen te adviseren over de coronasteun. Sanjia c.s. hebben JAN aansprakelijk gesteld en hebben de gemiste termijnen aan steun als schade van JAN gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van Sanjia c.s. afgewezen. Het hof beoordeelt deze opnieuw.

2.Het geding in hoger beroep

Sanjia c.s. zijn bij dagvaarding van 6 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een mondeling vonnis vastgelegd in een proces-verbaal van 8 maart 2023 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Sanjia c.s. als eiseressen en JAN als gedaagde. Bij arrest van 18 juli 2023 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast, maar deze heeft geen doorgang gevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord, met producties,
- akte uitlating producties.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 20 mei 2025 laten toelichten. Sanjia c.s. door mr. Van der Vleuten, JAN door mr. Serraris, beiden aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Sanjia c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van Sanjia c.s. zal toewijzen, met veroordeling tot terugbetaling van hetgeen Sanjia c.s. hebben voldaan uit hoofde van het bestreden vonnis en met veroordeling van JAN in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten.
JAN heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Sanjia c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Sanjia c.s. hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft geen feiten vastgesteld; het hof zal dat alsnog doen. Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
Sanjia is een internationale handelsorganisatie in recyclebare plastics. M2C houdt zich bezig met in- en verkoop van nieuwe auto’s. Bestuurder en (middellijk) aandeelhouder van zowel Sanjia als M2C is mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.2.
JAN is een accountants- en belastingadvieskantoor.
3.3.
In september 2019 zijn Sanjia c.s. en JAN in contact gekomen over een mogelijke samenwerking. Tussen Sanjia c.s. en JAN heeft daarover een bespreking plaatsgevonden. Bij e-mail van 24 september 2019 heeft JAN Sanjia c.s. een offerte toegestuurd. In deze offerte waren per entiteit (waaronder Sanjia en M2C) en per werkzaamheid de kosten uitgesplitst en was een vast jaarlijks bedrag opgenomen. Sanjia c.s. hebben diezelfde dag laten weten de kosten te hebben vergeleken met de kosten van hun huidige boekhouder en deze hoog te vinden. JAN heeft, weer bij e-mail van 24 september 2019, de offerte en de daarin opgenomen werkzaamheden nader toegelicht. Bij e-mail van 25 september 2019 hebben Sanjia c.s. JAN bericht dat zij begrijpen dat JAN een
very high qualityaccountantskantoor is, maar dat zij de tarieven van JAN desalniettemin hoog vinden. Zij hebben JAN gevraagd dat in overweging te nemen. JAN heeft de offerte bij e-mail van 30 september 2019 aangepast.
3.4.
In namens Sanjia c.s. ondertekende opdrachtbevestigingen van 5 november 2019 heeft JAN de gemaakte afspraken vastgelegd (hierna: de overeenkomst). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van JAN van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden). In deze (voor Sanjia en M2C gelijkluidende) bevestigingen staat, voor zover relevant:
“Hereby we confirm the acceptance of your assignment for the periodic work we will perform for Sanjia Netherlands B.V.
Your service package:
JAN© Online portal(…)
JAN© [Online] Accounting from 2020(…)
JAN© Online Payroll from 2020(…)
Annual report from 2020(…)
Tax Returns from 2020(…)
Total annual fee Basic Package (excluding VAT)(…)
With this work the basis of your financial accounting and tax affairs is dealt with, ensuring that you are compliant with accounting laws and regulations.
Would you like anything else?
Special circumstances can arise over the course of the year that cannot be predicted. In many cases, JAN© can be of assistance. (…) Always contact [naam 2] in such cases. (…)
Annex 1 Explanatory Note Basic Package
Annex 2 Formal Aspects (…)”
In Annex 2 staat vermeld, voor zover relevant:

Other activities
The nature and scope of any other work, ad hoc or otherwise, are difficult to estimate in advance. We will charge tor these activities based on the time spent and the hourly rates applicable to the people involved. (…)”
3.5.
Vanaf juni 2020 verstrekte de overheid via de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (hierna: de TVL) steun aan bedrijven ter compensatie van omzetverliezen van minimaal 30% als gevolg van coronamaatregelen.
3.6.
Bij e-mail van 28 december 2020 hebben Sanjia c.s. JAN verzocht hen bij te staan bij het aanleveren van informatie in het kader van een uitvraag van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: het CBS).
3.7.
Op 16 februari 2021 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen Sanjia c.s. en JAN over de administratie bij Sanjia c.s.
3.8.
Bij e-mail van 28 mei 2021 hebben Sanjia c.s. aan JAN gevraagd of zij mogelijk in aanmerking zouden komen voor een coronasteunpakket van de Nederlandse overheid en zo ja, of JAN zou kunnen assisteren bij de aanvraag daarvan. Sanjia c.s. hebben daarbij laten weten dat met name M2C door corona werd geraakt. JAN heeft vervolgens geassisteerd bij steunaanvragen voor Sanjia c.s. De termijn voor het indienen van een aanvraag voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021 was toen verstreken.
3.9.
Bij e-mail van 19 juli 2021 hebben Sanjia c.s. de overeenkomst met JAN per 1 september 2021 opgezegd.
3.10.
In september en oktober 2021 hebben Sanjia c.s. meermaals aan JAN gevraagd waarom JAN hen niet heeft geïnformeerd dat zij voor TVL in aanmerking kwamen. Bij brief van 3 november 2021 heeft de advocaat van Sanjia c.s. JAN aansprakelijk gesteld voor alle geleden en te lijden schade vanwege het niet tijdig of niet volledig aanspraak kunnen maken op de TVL.

4.Eerste aanleg

4.1.
Sanjia c.s. hebben in eerste aanleg (samengevat) gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat JAN wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Sanjia c.s. en aansprakelijk is voor door Sanjia c.s. geleden en nog te lijden schade, en dat JAN – uitvoerbaar bij voorraad – wordt veroordeeld tot betaling van € 54.091 aan Sanjia en €21.736 aan M2C terzake van de misgelopen TVL over het laatste kwartaal van 2020, met rente en met veroordeling in de kosten.
4.2.
Sanjia c.s. hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat JAN niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mag worden verwacht door Sanjia c.s. niet uitdrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid de TVL aan te vragen en hen daarover (concreet) te adviseren.
4.3.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.

5.Beoordeling

5.1.
Sanjia c.s. hebben in hoger beroep drie grieven aangevoerd. Daarin staat de vraag centraal of JAN een beroepsfout heeft gemaakt door Sanjia c.s. niet te adviseren of zij in aanmerking kwamen voor een vergoeding uit hoofde van de TVL. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
5.2.
Sanjia c.s. hebben betoogd dat JAN op grond van de overeenkomst of spontaan op grond van een uit die overeenkomst voortvloeiende zorgplicht, gehouden was hen te adviseren over de TVL. Zij hebben aangevoerd dat JAN zich op haar website heeft geprofileerd als
full servicedienstverlener. Juist daarom hebben Sanjia c.s. voor JAN gekozen. Sanjia c.s. waren zich niet ervan bewust dat de overeenkomst een “
basic package” betrof. JAN heeft hen daarop niet gewezen en heeft ook niet duidelijk gemaakt dat zij JAN een uitgebreidere opdracht konden verstrekken, zodat JAN haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden. In het licht van de wijze waarop JAN zich heeft gepresenteerd bezien in samenhang met artikel 20 Verordening Gedrags- en Beroepsregels Accountants (hierna: VGBA) en artikel E.2 van de algemene voorwaarden moet de overeenkomst zo worden uitgelegd dat die tot meer verplichtte dan alleen de daarin opgesomde werkzaamheden. Dat geldt zeker in de bijzondere omstandigheden van de coronapandemie, aldus steeds Sanjia c.s.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat tussen Sanjia c.s. en JAN een overeenkomst van opdracht bestond (7:401 BW). Dit brengt mee dat JAN de zorg van een goed opdrachtnemer in acht diende te nemen. JAN diende haar werkzaamheden te verrichten zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot. De zorgplicht van JAN als opdrachtnemer kan meebrengen dat zij uit eigen beweging haar opdrachtgever behoort te informeren over bepaalde mogelijkheden of behoort te waarschuwen voor bepaalde risico’s. Wat van JAN als een redelijk handelend en redelijk bekwaam accountant mocht worden verwacht, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval.
Geen concrete opdracht over de TVL te adviseren
5.4.
Voor de beantwoording van de vraag of JAN de zorg van een goed opdrachtnemer in voldoende mate in acht heeft genomen, is van belang eerst vast te stellen wat de inhoud van de overeenkomst tussen partijen was. Uit de tekst van de overeenkomst volgt duidelijk dat deze ziet op bepaalde, vastomlijnde werkzaamheden, namelijk die in verband met de online portal, accounting, salarisadministratie, de jaarrekening en belastingteruggaven. Bij de jaarlijkse kosten voor die werkzaamheden staat vermeld: “
Total annual fee Basic Package” en onderaan de overeenkomst staat als Annex “
Explanatory Note Basic Package” genoemd. JAN heeft in de overeenkomst vermeld dat deze de basis van de financiële verslaglegging en de belastingzaken van Sanjia c.s. regelt, en dat als Sanjia c.s. gebruik willen maken van meer of andere diensten, zij daarover met JAN contact kunnen opnemen. In Annex 2 (
Formal aspects)staat dit nogmaals vermeld (zie onder 3.4.). Hieruit volgt dat de aard en omvang van de opdracht beperkt was tot de in de bevestiging omschreven werkzaamheden, dat tussen partijen geen adviesrelatie bestond, dat het ging om een
basic packageen dat als Sanjia c.s. meer of andere diensten wilden dan in de overeenkomst bepaald, zij daarom konden vragen. Dit moet voor Sanjia c.s. ook voldoende duidelijk zijn geweest. Ook als JAN zich op haar website afficheerde als
full servicedienstverlener maakt dat niet dat de overeenkomst ruimer moet worden uitgelegd of dat in de overeenkomst daardoor impliciet een adviesopdracht besloten lag. Het feit dat JAN in staat is een breed scala aan diensten te verlenen en daarmee adverteert, maakt niet dat zij die diensten ook met iedere klant afspreekt of verplicht is die aan iedere klant te verlenen. Gelet op de overeenkomst mocht Sanjia c.s. dat ook niet zo begrijpen.
5.5.
Partijen hebben daarnaast onderhandeld over de opdracht. Deze onderhandelingen zijn uitgemond in de overeenkomst zoals vervat in de opdrachtbevestigingen. Daarin staat “
basic package” twee keer genoemd. Als het Sanjia c.s. niet duidelijk was wat daarmee werd bedoeld of als Sanjia c.s. ook afspraken wilden maken over andere (advies)diensten, had het als professionele partij op haar weg gelegen daarover vragen te stellen. Daaraan doet niet af dat [naam 1] de Nederlandse taal beperkt spreekt en veelvuldig in het buitenland verblijft. Zoals JAN bovendien onbetwist heeft aangevoerd, vond veel communicatie in het Engels plaats en was de Nederlandstalige partner van [naam 1] , die ook bij Sanjia c.s. werkzaam is, betrokken bij de gang van zaken rondom het sluiten van de overeenkomst. De gang van zaken voorafgaand aan de opdrachtbevestiging leidt niet tot het oordeel dat een precontractuele zorgplicht is geschonden (zie hierna) of dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd dat daaronder ook adviesdiensten vielen of dat Sanjia c.s. dat redelijkerwijs mochten verwachten.
5.6
Het betoog van Sanjia c.s. dat JAN haar precontractuele zorgplicht heeft geschonden omdat zij zich niet bewust waren dat ze een basispakket afnamen en dat ook de mogelijkheid bestond om een uitgebreidere opdracht met advisering te verstrekken, wordt niet gevolgd. Nog daargelaten dat Sanjia c.s. aan de gestelde schending geen (juridische) gevolgen hebben verbonden, is het hof van oordeel dat op JAN niet een (zorg)plicht rustte om voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst duidelijker te maken dan zij heeft gedaan dat Sanjia c.s. ook een uitgebreidere opdracht aan JAN had kunnen geven. Tussen partijen staat vast dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een bespreking heeft plaatsgevonden. JAN heeft ter zitting in hoger beroep toegelicht dat tijdens die bespreking aan de orde is geweest dat zij naast het overeenkomen pakket werkzaamheden ook een additioneel pakket aanbood, waarbij met de klant onder meer een kwartaalgesprek werd gehouden. Sanjia c.s. hebben dit ter zitting betwist, maar hebben wel erkend dat gesproken is over de mogelijkheid van een kwartaalgesprek. Dat verschillende opties aan de orde zijn geweest, is daarmee voldoende komen vast te staan. Bovendien wordt ook op de website van JAN vermeld dat zij (bedrijfs)advies geeft en volgt dit uit de naam van JAN. Sanjia c.s. konden ook daarom weten dat zij bij JAN ook adviesdiensten konden afnemen. Dat Sanjia c.s. dat ook hebben begrepen, blijkt onder meer uit het feit dat zij ook daadwerkelijk extra hulp aan JAN hebben gevraagd, eind 2020 bij het aanleveren van informatie aan het CBS (zie onder 3.6) en in mei 2021 bij het aanvragen van de TVL (zie onder 3.8).
5.7.
Uit het bovenstaande volgt dat er voor JAN op basis van de inhoud van de opdracht geen verplichting bestond te adviseren over regelingen waarvoor Sanjia c.s. mogelijk in aanmerking zouden komen, zoals de TVL, en dat Sanjia c.s. ook redelijkerwijs niet mochten verwachten dat die verplichting bestond.
5.8.
Ter zitting in hoger beroep hebben Sanjia c.s. voor het eerst gesteld dat [naam 1] voor 28 mei 2021 al telefonisch aan JAN heeft gevraagd of Sanjia c.s. in aanmerking kwamen voor coronasteun en dat JAN toen zou hebben gezegd dat dat niet het geval was. JAN heeft betwist dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden. Met het oog op de in hoger beroep geldende twee-conclusieregel zal deze nieuwe feitelijke stelling bij de beoordeling buiten beschouwing blijven. Sanjia c.s. hebben geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een uitzondering op genoemde regel gerechtvaardigd is. Ook als het hof deze stelling wel in zijn beoordeling zou betrekken, maakt dit de uitkomst overigens niet anders omdat Sanjia c.s. deze (betwiste) stelling niet hebben onderbouwd en daarvan ook geen concreet bewijs hebben aangeboden. Sanjia c.s. hebben daarom onvoldoende gesteld waaruit kan worden vastgesteld dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden.
Ook geen verplichting zonder concrete opdracht uit eigen beweging over de TVL te adviseren
5.9.
Sanjia c.s. hebben betoogd dat het op de weg van JAN als redelijk handelend accountant had gelegen om uit eigen beweging bij iedere klant apart na te gaan of deze in aanmerking zou (kunnen) komen voor de TVL. Het hof volgt dit betoog niet. Vanuit de overheid of de beroepsorganisatie voor accountants bestond geen verplichting voor accountants hun klanten actief te benaderen over de mogelijkheid van de TVL. Ondernemingen konden de TVL, tot een bedrag van € 125.000, ook zonder bijstand van een accountant zelf aanvragen. Dat overheden – zowel in Nederland als in het buitenland – coronasteunmaatregelen invoerden, was algemeen bekend. Het hof is van oordeel dat ook in het specifieke geval van Sanjia c.s. voor JAN geen zorgplicht bestond uit eigen beweging te onderzoeken of Sanjia c.s. in aanmerking konden komen voor de TVL. Het hof licht dit oordeel hierna toe.
5.10.
Sanjia c.s. zijn een professionele partij. Zij hebben erkend dat zij op de hoogte waren van het bestaan van coronasteunmaatregelen. De relatie tussen JAN en Sanjia c.s. bestond nog maar kort toen de TVL in het leven werd geroepen. De overeenkomst dateert van november 2019 en JAN voerde vanaf 2020 de administratie voor Sanjia c.s. JAN heeft toegelicht dat de administratieve organisatie en het interne beheer (de AO/IB) van Sanjia c.s. zo was ingericht dat JAN in ieder geval tot half februari 2021 geen goed inzicht had in de omzetgegevens. Bovendien moesten nog regelmatig suppletieaangiften voor de BTW worden gedaan, wat een data-analyse van de BTW-aangiften, een indicator voor het in aanmerking komen voor de TVL, belemmerde. JAN kon ook (nog) niet zien wat de jaar-op-jaar omzetontwikkeling per kwartaal was. JAN heeft verder aangevoerd dat de omzet van Sanjia c.s. grillig was, doordat de omzet afhing van de verkoop van een beperkte hoeveelheid goederen, waarbij de marges klein waren. Sanjia c.s. voerden ook geen onderneming die naar verwachting naar hun aard specifiek zou lijden onder de coronamaatregelen, zoals dat in de horeca- en evenementenbranche het geval was. De internationale (partij)handel van Sanjia c.s. liep in de coronaperiode door. JAN heeft hierbij erop gewezen dat de omzetdaling van Sanjia c.s. over het eerste kwartaal van 2021 ook niet zodanig was dat zij voor de TVL in aanmerking kwamen. Sanjia c.s. hebben hiertegen aangevoerd dat JAN als haar accountant op de hoogte diende te zijn van haar financiële situatie, maar zij hebben deze stellingen van JAN verder niet voldoende weersproken, zodat deze zijn komen vast te staan. De aard van de onderneming van Sanjia c.s. en de financiële gegevens waarin JAN inzicht had, vormde dus niet een in het oog springend signaal dat en in welke mate Sanjia c.s. financieel door corona werd geraakt. Tussen partijen staat verder vast dat Sanjia c.s. tot aan de e-mail van 28 mei 2021 waarin zij aan JAN vroegen of zij voor coronasteun in aanmerking kwamen, niet aan JAN kenbaar hebben gemaakt dat zij last hadden van de coronamaatregelen, of dat deze invloed hadden op hun omzet. Zij hebben dit ook niet aan de orde gesteld tijdens de bespreking op 16 februari 2021 over de AO/IB, waarin JAN een nieuw systeem bij Sanjia c.s. introduceerde om de facturen van Sanjia c.s. beter te kunnen monitoren. In het licht van deze omstandigheden, ook in samenhang bezien, rustte op JAN geen zorgplicht Sanjia c.s. uit eigen beweging te adviseren of zij in aanmerking kwamen voor de TVL.
5.11.
Anders dan Sanjia c.s. hebben betoogd, brengt het feit dat JAN nieuwsbrieven aan klanten heeft verstuurd met algemene informatie over de TVL niet mee dat JAN daarmee een verplichting heeft aanvaard al haar klanten te informeren, of hen over de TVL te adviseren. Een aanwijzing dat dit onder haar zorgplicht viel, kan daarin ook niet worden gezien. De nieuwsbrieven zijn een service van JAN aan klanten, die zelf kunnen kiezen of ze van die service gebruikmaken. Of Sanjia c.s. al dan niet via de nieuwsbrief zijn geïnformeerd over het bestaan van de steunmaatregelen doet overigens ook niet ter zake nu Sanjia c.s. hebben erkend dat zij daarvan op de hoogte waren. Zij wisten alleen niet of zij voor steun in aanmerking kwamen. Het lag op hun weg als professionele ondernemer daarnaar zelf onderzoek te doen of daarnaar te vragen. Het betoog van Sanjia c.s. dat zij niet in de gaten hoefden te houden of ze voor de TVL in aanmerking kwamen omdat zij erop mochten vertrouwen dat JAN dat wel voor hen onderzocht zou hebben, wordt niet gevolgd. Dat JAN een datavergelijking heeft gedaan gericht op het financiële risico dat klanten liepen door corona op basis van de aard van hun activiteiten en niet op basis van afzetmarkt (China) levert evenmin een grond op voor aansprakelijkheid. Ook deze datavergelijking betrof een onverplichte dienst van JAN en JAN heeft bovendien tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep onbetwist toegelicht dat JAN meerdere klanten heeft met China als grote afzetmarkt die niet zijn geraakt door corona, zodat dat voor JAN ook geen criterium was.
5.12.
Artikel E.2 van de algemene voorwaarden – dat bepaalt dat de opdrachtnemer de werkzaamheden naar beste vermogen en als zorgvuldig handelend beroepsbeoefenaar uitoefent – weerspiegelt de algemene norm uit artikel 7:401 BW. Dit artikel leidt niet ertoe dat de overeenkomst ruimer moet worden uitgelegd of dat daaruit een zorgplicht voortvloeit voor JAN om spontaan te adviseren over de TVL. Hetzelfde geldt voor artikel 20 GVBA dat voorschrijft dat een accountant een onderzoekende geest dient te hebben.
5.13.
Sanjia c.s. hebben nog verwezen naar artikel 6:258 BW, maar hebben onvoldoende toegelicht welke gevolgen zij daaraan verbinden. Voor zover zij hebben betoogd dat dat artikel meebrengt dat er een verplichting op grond van de overeenkomst zou zijn te adviseren of Sanjia c.s. in aanmerking kwamen voor de TVL zonder opdracht daartoe, ziet het hof daarvoor geen grond.
Slotsom
5.14.
Uit het bovenstaande volgt dat geen feiten en omstandigheden zijn gesteld of gebleken die, afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien, de conclusie kunnen dragen dat JAN niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant mag worden verwacht. Gelet op deze uitkomst behoeven de overige verweren van JAN, waaronder het verweer dat tussen partijen al een vaststellingsovereenkomst was gesloten, geen behandeling. De grieven treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Gelet op deze uitkomst is de vordering tot terugbetaling van hetgeen Sanjia c.s. op grond van het vonnis aan JAN heeft voldaan niet toewijsbaar.
Sanjia c.s. zijn in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 2.135
- salaris advocaat € 4.426 (tarief IV, 2 punten)
totaal € 6.561

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Sanjia c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van JAN vastgesteld op € 6.561 en op € 178 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.M. de Winter, H.L. Wattel en M.M. van ’t Nedereind en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.