ECLI:NL:GHAMS:2025:2764

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
23-000066-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen ramkraak en heling auto door gebrek aan bewijs en DNA-onderzoek

Op 14 oktober 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van een ramkraak en heling van een auto. De zaak was in hoger beroep aangespannen tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018. De verdachte, die een eeneiige tweelingbroer heeft, werd vrijgesproken omdat het hof niet met zekerheid kon vaststellen dat hij de feiten had gepleegd. De camerabeelden waren niet scherp genoeg om onderscheid te maken tussen de verdachte en zijn broer, en het aangetroffen DNA-materiaal kon niet definitief aan de verdachte worden gekoppeld. Het hof oordeelde dat de herkenningen van de verdachte door politieambtenaren onvoldoende onderscheidend waren, en dat er geen aanvullend DNA-onderzoek had plaatsgevonden omdat zowel de verdachte als zijn broer weigerden mee te werken. Hierdoor kon het hof niet vaststellen wie van de twee broers betrokken was bij de ramkraak. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000066-19
datum uitspraak: 14 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-176475-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van wat de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Wormerveer , gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee geldcassettes (met daarin een totaalbedrag van 20.000 euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (supermarkt) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of andere(n) dan aan verdachte en/of diens mededader(s), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meerdere personeelslid/leden van supermarkt [bedrijf 1] en/of zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door (terwijl in voornoemd supermarkt filiaal meerdere personeelsleden aanwezig waren)
 met een (personen)auto de (dichtstaande) schuifdeur(en)/hoofdingang van supermarkt filiaal [bedrijf 1] te rammen en/of (vervolgens) de supermarkt binnen te rijden en/of
 (vervolgens) uit voornoemd voertuig te stappen en richting de geldautomaat te rennen en/of (daarbij) te roepen/schreeuwen "Dit is een overval" en/of "Liggen", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2018 tot en met 20 maart 2018 te Wormerveer en/of (elders in) Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een personenauto, een Volkswagen (voorzien van kentekenplaten [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten en heeft zich op het standpunt gesteld dat de camerabeelden, die ook ter terechtzitting zijn bekeken en waarvan de stills zich in het dossier bevinden, van voldoende kwaliteit zijn om een herkenning te kunnen doen. Meerdere politieambtenaren hebben de verdachte herkend op de foto’s/beelden. Die herkenningen zijn uitgebreid gerelateerd in processen-verbaal en de verbalisanten zijn gehoord bij de raadsheer-commissaris. Zij hebben verklaard waaraan zij de verdachte hebben herkend, hoe zij de verdachte kennen en hoe intensief het contact is geweest. Zij hebben daarbij onderkend dat de verdachte een eeneiige tweelingbroer heeft en hebben specifieke onderscheidende kenmerken van de verdachte (vergeleken met zijn eeneiige tweelingbroer) benoemd. Er is geen reden om te twijfelen dat het de verdachte is geweest die op de foto’s/beelden te zien is. Ook is er DNA aangetroffen op de plaats delict die overeenkomst heeft met het DNA van de verdachte of zijn tweelingbroer. Met betrekking tot de vraag om wie van de twee het gaat, kon geen nader uitsluitsel worden gegeven omdat de verdachte niet heeft willen meewerken aan nader DNA-onderzoek. Daarbij komt ook dat blijkens de omschrijving van de kleding, dit aan de verdachte kan worden gekoppeld omdat hij dezelfde broek droeg tijdens een latere verkeerscontrole.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat het aangetroffen DNA-materiaal geen overtuigend bewijs levert, aangezien niet kan worden vastgesteld dat het DNA van de verdachte dan wel zijn eeneiige tweelingbroer afkomstig is. Daarnaast worden de herkenningen van de verdachte betwist. Die zijn tot stand gekomen nadat door informatie was verstrekt over de verdachte als mogelijke dader van het tenlastegelegde en kunnen daarom niet als onafhankelijk worden beschouwd. Daarnaast zijn de herkenningen onvoldoende onderscheidend. De op de beelden zichtbare broek, die overeen zou komen met een broek die bij een verkeerscontrole door de verdachte zou zijn gedragen, kan niet meewerken aan het bewijs. Het betreft een veel voorkomende broek. Bovendien gaven de verdachte en zijn broer zich vaak voor elkaar uit zodat niet vaststaat dat het de verdachte was bij die verkeerscontrole.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft een eeneiige tweelingbroer. Uit het dossier, waarin zich ook foto’s van beide broers bevinden, volgt dat de verdachte en zijn broer met name zijn te onderscheiden doordat de verdachte een klein litteken in zijn gezicht en zijn broer drie kleine moedervlekken in diens gezicht heeft. Het hof stelt vast dat, hoewel de kwaliteit van de camerabeelden en stills in beginsel voldoende is om een herkenning mogelijk te maken, die beelden en stills niet zo scherp zijn dat deze onderscheidende uiterlijke kenmerken daarop te zien zijn. Dit maakt dat uiterst behoedzaam moet worden gekeken naar de herkenningen in het dossier. Uit de processen-verbaal van de verbalisanten die de verdachte hebben herkend, volgt dat zij de foto’s hebben bekeken en dat zij daarop de verdachte hebben herkend. Verbalisant [verbalisant 1] heeft enkel verklaard dat hij beide broers goed genoeg kent om ze uit elkaar te houden. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat de verdachte een iets boller gezicht heeft dan zijn tweelingbroer en een kwade uitdrukking. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij de broers kan onderscheiden doordat deze een andere blik en uiterlijk voorkomen hebben. Het hof acht deze kenmerken evenwel onvoldoende onderscheidend om vast te stellen welke van de twee broers op de beelden/stills staat. Daar komt bij dat de verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] hebben verklaard dat zij, vanwege de gelijkenis tussen de broers, niet met zekerheid kunnen zeggen wie van de twee broers op de beelden/stills staat. Het hof heeft de in het dossier bevindende foto’s van de broers met elkaar vergeleken en heeft tijdens het afspelen van de camerabeelden de daarop zichtbare personen kunnen vergelijken met de ter zitting aanwezige verdachte. Het hof heeft niet uit eigen waarneming kunnen vaststellen dat het de verdachte is die zichtbaar is op de camerabeelden.
Op het plaats delict is DNA-materiaal aangetroffen dat van één van de daders afkomstig moet zijn. Uit onderzoek is gebleken dat dit materiaal overeenkomst heeft met het DNA profiel van de verdachte en/of zijn tweelingbroer. Zonder aanvullend, zeer specialistisch onderzoek kan niet worden vastgesteld wie van de broers de donor van het aangetroffen DNA-materiaal is. Aangezien voor dat onderzoek van beide broers vers afgenomen referentiemateriaal (bloed) nodig is en zowel de verdachte als zijn broer hebben geweigerd aan afname daarvan mee te werken heeft dit onderzoek niet plaatsgevonden.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof op grond van het voorhanden bewijs niet met uitsluiting van zijn tweelingbroer kan vaststellen dat het de verdachte is geweest die heeft deelgenomen aan de tenlastegelegde ramkraak. Bij die stand van zaken zal het hof de verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte de ramkraak heeft (mede)gepleegd, zal hij eveneens worden vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde heling van de auto waarmee de ramkraak gepleegd is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 790,00 ter zake immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. van der Heijden en mr. A.H. Tiemens, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 oktober 2025.