In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin [appellant] werd verboden om aan anderen dan [geïntimeerde] paardenmest te leveren, op straffe van een dwangsom. [appellant] stelt dat de veroordelingen te ruim zijn geformuleerd en dat de exclusieve leveringsverplichting beperkt moet blijven tot paardenmest die afkomstig is van directe leveranciers. Het hof oordeelt dat de veroordelingen inderdaad te ruim zijn geformuleerd en vernietigt deze. Het hof herformuleert de veroordelingen zodat [appellant] alleen verplicht is om paardenmest te leveren die geschikt is voor de bereiding van Fase 1 compost en afkomstig is van directe leveranciers. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep.