Uitspraak
GeRechtshof Amsterdam
1.[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak is op 22 oktober 2025 door de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoekers, die in hoger beroep waren gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verzoekers voerden aan dat de raadsheren, mr. J.C. Toorman, mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten en mr. L. Alwin, vooringenomenheid vertoonden door hun processuele beslissingen tijdens de mondelinge behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd was. De raadsheren hadden immers niet onbegrijpelijke beslissingen genomen die alleen verklaard konden worden door vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleveren. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissingen van de raadsheren niet zo onbegrijpelijk waren dat ze alleen door vooringenomenheid verklaard konden worden. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.