ECLI:NL:GHAMS:2025:2960

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
000037-25
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding in strafzaak met hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin een verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De appellant, geboren in 1994, had een verzoek ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij vergoeding vroeg voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. De rechtbank had het verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar het verzoek om schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak zelf werd afgewezen. Het hof heeft op 21 oktober 2025 de zaak behandeld en vastgesteld dat de appellant op de hoogte was van een hennepkwekerij in zijn woning, maar niet zelf actief betrokken was. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de schadevergoeding, omdat de appellant had moeten begrijpen dat zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij zou leiden tot een opsporingsonderzoek. Het hof wees het hoger beroep af, maar kende wel een vergoeding toe voor de kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure in hoger beroep ter hoogte van € 340,00. De beschikking werd ondertekend door de oudste raadsheer en griffier en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000037-25 (530 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 15-042100-22
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 24 september 2024 op het verzoekschrift op de voet van de artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. E.G. Al,
J. Boogaardstraat 16 d, 2151 CV Nieuw-Vennep.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 17 oktober 2024 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 14 juli 2025 is het standpunt van de advocaat-generaal kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 7 oktober 2025 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep met het verzoek onder c - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 1.121,30;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

De rechtbank heeft het verzoek ander a afgewezen en het verzoek onder b toegewezen.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit het dossier volgt dat in de woning van appellante een hennepkwekerij is aangetroffen. Appellante is als verdachte gehoord en heeft verklaard dat zij van de hennepkwekerij van haar partner op de hoogte was, maar dat zij zelf geen handelingen in de hennepkwekerij heeft verricht. Hierna is de zaak tegen verzoekster geseponeerd.
Omdat appellante op de hoogte was van de hennepkwekerij en dit zo heeft gelaten, heeft appellante moeten begrijpen dat bij ontdekking van de kwekerij een opsporingsonderzoek zou plaatsvinden waarin zij betrokken zou worden. Onder die omstandigheden is het hof met de rechtbank van oordeel dat geen gronden van billijkheid aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek onder a.
Anders dan door de advocaat is betoogd is het hof van oordeel dat het voorgaande geen strijd oplevert met de onschuldpresumptie omdat niet de mening wordt geuit dat appellante zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een strafrechtelijke norm en daarmee aan het plegen van een strafbaar feit.
Het hoger beroep moet daarom worden afgewezen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure in hoger beroep ten bedrage van € 340,00.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Wijst het verzochte onder c toe.
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan appellant een vergoeding toe van € 340,00 (driehonderdveertig euro).
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, M. Iedema en N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 21 oktober 2025.
De oudste raadsheer beveelt namens de voorzitter :
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 340,00 (driehonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [iban] t.n.v. Mr E.G. Al o.v.v. Schadevergoeding [verzoeker] .
Amsterdam, 21 oktober 2025,
mr. M. Iedema