ECLI:NL:GHAMS:2025:2964

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
23-002576-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake taxivervoer zonder vergunning

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2025 in hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 oktober 2024. De verdachte, geboren in 1985, is beschuldigd van het verrichten van taxivervoer zonder de benodigde vergunning op 30 september 2023 te Schiphol. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij enkel een vriendendienst heeft verleend en niet voor de rit heeft betaald. Echter, getuigenverklaringen en bewijsstukken wijzen erop dat de verdachte wel degelijk taxivervoer heeft verricht en hiervoor € 55,00 heeft ontvangen. Het hof heeft de verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en oordeelt dat er wettig en overtuigend bewijs is voor de tenlastelegging. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en legt een geldboete op van € 1.200,00, te voldoen in 24 maandelijkse termijnen van € 50,00. De verdachte is strafbaar, aangezien er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. Het hof heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor de taxibranche in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002576-24
datum uitspraak: 3 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 oktober 2024 in de strafzaak onder parketnummer 15-267190-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 september 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer op de weg, de Vertrekpassage, taxivervoer heeft (laten) verricht(en) met een auto, gekentekend [kenteken] , zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat sprake was van een vriendendienst en niet van betaald taxivervoer. De verdachte heeft niet voor de rit betaald gekregen en de getuige heeft ook niet verklaard aan wie het geld zou zijn betaald. Het opzet van de verdachte was niet gericht op het tegen betaling verrichten van personenvervoer. De verdachte had geen blauwe kentekenplaten op zijn voertuig en het was ook niet zijn eigen auto – die stond in de garage – maar een leenauto.
Het hof overweegt als volgt.
De verbalisanten zien – naar later blijkt – de verdachte op 30 september 2023 op de Vertrekpassage te Schiphol voorbijrijden als bestuurder in een auto met gele kentekenplaten met kenteken [kenteken] . De verdachte zet zijn voertuig stil ter hoogte van Vertrekpassage 2, stapt uit en pakt vervolgens, terwijl hij een oortje in heeft, koffers uit de achterbak van de auto voor de twee personen die uit het voertuig stappen. [1] [getuige] , een van de passagiers, is door de politie gehoord en heeft verklaard dat zij op 29 september de receptie van het hotel hebben gebeld om een taxi te regelen voor de volgende dag, dat zij op 30 september 2023 bij het hotel door de taxi zijn opgehaald en dat zij € 55,00 voor de rit naar de luchthaven Schiphol hebben betaald. [2] De verdachte beschikte op dat moment niet over een taxiondernemingsvergunning. [3]
De verklaring van de verdachte, dat enkel sprake is geweest van een vriendendienst, acht het hof niet geloofwaardig. Daarbij betrekt het hof dat de verdachte wisselend heeft verklaard over de personen die hij heeft vervoerd. Bij zijn politieverhoor op 30 september 2023 heeft hij verklaard dat het kennissen waren die hij ‘via andere’ ongeveer 12 jaar kende. Dus kennissen die hij zelf al geruime tijd kende. Namen van deze kennissen heeft de verdachte daarbij niet genoemd, ook niet van de ‘vriend’ voor wie hij deze kennissen zou hebben vervoerd. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat hem door een kennis is verzocht een aantal kennissen van hem – dat wil zeggen van de kennis – naar de luchthaven te brengen. Eerst in hoger beroep verklaart de verdachte dat deze kennis zijn werkgever en de eigenaar van taxicentrale [bedrijf] was, genaamd [persoon 1]
(fonetisch).De passagiers zouden belangrijke klanten van [persoon 1] zijn, die [persoon 1] eerst zelf zou wegbrengen, maar er was iets tussengekomen. Deze verklaring strookt echter niet met de verklaring van de getuige [getuige] , dat zij de receptie van het hotel hebben verzocht een taxi te regelen en dat zij ook bij het hotel door een taxi zijn opgehaald.
Het hof schuift de verklaring van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
De blote stelling van de verdediging dat het bedrag van € 55,00 niet aan de verdachte zelf zou zijn betaald, mist onderbouwing en wordt daarom verworpen. Los daarvan, maakt dit de conclusie dat sprake is geweest van taxivervoer ook niet anders.
Op grond van de hiervoor (met verwijzingen in de voetnoten) opgenomen bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte taxivervoer heeft verricht, terwijl hij daarvoor geen vergunning had.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 september 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op de weg, de Vertrekpassage, taxivervoer heeft verricht met een auto, gekentekend [kenteken] , zonder te beschikken over een daartoe door de Minister van Infrastructuur en Milieu verleende vergunning.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de – in dit arrest met verwijzing naar noten – opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 76, eerste lid, van de Wet personenvervoer 2000.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.200,00 te voldoen in 24 maandelijkse termijnen van € 50,00 elk.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van eveneens € 1.200,00, te voldoen in 24 maandelijkse termijnen van € 50,00 elk.
De raadsvrouw heeft primair verzocht aan de verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen, dan wel een geldboete van € 600,00 waarvan de helft voorwaardelijk, dan wel termijnbetaling toe te staan. In dat verband is aangevoerd dat het goed gaat met de verdachte, dat hij niet langer onder bewind staat, hij alle papieren op orde heeft en hij voor zijn chauffeurspas een verklaring omtrent gedrag nodig heeft. Verder is geen sprake van recidive en betreft het een feit van bijna twee jaar geleden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft taxivervoer verricht terwijl hij niet beschikte over de daarvoor benodigde vergunning.
Hij heeft hiermee het overheidsbeleid ten aanzien van de regulering van het taxivervoer gefrustreerd. Illegaal taxivervoer benadeelt andere taxichauffeurs, die zich wel aan het geldende beleid houden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 september 2025 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd en ook overigens geen aanleiding een geheel voorwaardelijke geldboete op te leggen dan wel de geldboete te matigen en/of in een deels voorwaardelijke vorm op te leggen. Wel zal het hof bepalen dat de op te leggen geldboete in termijnen mag worden voldaan.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24a en 24c van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 76 en 103 van de Wet personenvervoer 2000.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 28 december 2023 onder CJIB nummer [nummer] .
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetemag worden voldaan in
24 (vierentwintig) maandelijkse termijnenvan elk
€ 50,00 (vijftig euro).
Dit arrest is gewezen door de economische meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Senden, mr. A.P.M. van Rijn en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2025.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aanhouding van de verdachte op 30 september 2023, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 30 september 2023, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 30 september 2023, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende: “