In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van witwassen van een geldbedrag van € 73.660,00, dat hij op 15 november 2024 in Nieuw-Vennep voorhanden had. De verdachte had het geld vanuit Duitsland naar Nederland gebracht en werd aangehouden na een controle door de politie. Tijdens de rechtszaak heeft de advocaat-generaal bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte op basis van de Duitse context van contant geld. Het hof oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor witwassen, gezien de omstandigheden waaronder het geld werd aangetroffen en de inconsistenties in de verklaring van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De auto van de verdachte, die in beslag was genomen, werd verbeurd verklaard. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.