Op 3 november 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 januari 2025 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1986, die hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging. De advocaat-generaal had gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 60 uren. Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in deze vordering. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft de bewijsmiddelen vervangen door de bewijsmiddelen die na eventueel cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op het arrest. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.H. Sillen, en is openbaar uitgesproken.