ECLI:NL:GHAMS:2025:3100
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor erkenning van minderjarige door de vader na overlijden van de moeder
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor erkenning van de minderjarige [minderjarige 1] door de vader, de man. De moeder van [minderjarige 1] is in 2024 overleden, waarna de grootmoeder, de oma, belast is met de voogdij over het kind. De man, die de verwekker van [minderjarige 1] is, heeft in eerste instantie bij de rechtbank Noord-Holland verzocht om vervangende toestemming voor erkenning, wat door de rechtbank is toegewezen. De oma en de bijzondere curator hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, omdat zij vrezen dat de erkenning schadelijk zal zijn voor de emotionele en sociaalpsychologische ontwikkeling van [minderjarige 1]. De rechtbank heeft in haar beschikking van 18 november 2024 de man toestemming verleend, maar de oma is van mening dat dit niet in het belang van het kind is. Het hof heeft de oma als belanghebbende aangemerkt en haar hoger beroep ontvankelijk verklaard. Het hof heeft overwogen dat de belangen van het kind voorop staan en dat de erkenning door de man niet automatisch leidt tot het verlies van de voogdij door de oma. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat het van oordeel is dat de erkenning geen negatieve gevolgen zal hebben voor de ontwikkeling van [minderjarige 1].