ECLI:NL:GHAMS:2025:3143

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
200.358.557/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep tegen echtscheiding zonder gelijktijdige beslissing op nevenverzoeken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, waarin de echtscheiding tussen partijen op voorhand was uitgesproken. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met deze beslissing en verzocht om gelijktijdige behandeling van de echtscheiding en de nevenverzoeken. De man, verweerder in hoger beroep, was het eens met de eerdere uitspraak van de rechtbank. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd door de vrouw om de band tussen het verzoek tot echtscheiding en de nevenverzoeken te herstellen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de vrouw in verband met haar gezondheid en woonrecht niet voldoende gewicht heeft gekregen om de beslissing van de rechtbank te wijzigen. De vrouw had aangevoerd dat zij terminaal ziek is en dat het voor haar van belang is om zekerheid te hebben over haar woonrecht en alimentatie voordat de echtscheiding wordt uitgesproken. De man heeft echter terecht opgemerkt dat de echtscheiding reeds was aangevraagd en dat hij niet in een onzekere situatie wil blijven. Het hof heeft geconcludeerd dat de vrouw onvoldoende bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.358.557/01
zaaknummer rechtbank: C/15/347277 / FA RK 23-6101
beschikking van de meervoudige kamer van 25 november 2025 in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] (NH),
verzoekster in hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. J.E. Smal te Castricum,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] (NH),
verweerder in hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. K. Walburg te Hoorn.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over het niet gelijktijdig beslissen op het verzoek tot echtscheiding tussen partijen en de verzochte nevenvoorzieningen.
1.2
De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem heeft in een beschikking van 4 juni 2025 (hierna: de bestreden beschikking) de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de overige verzoeken aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
De vrouw is het er niet mee eens dat de echtscheiding op voorhand is uitgesproken en wil dat het verzoek tot echtscheiding wordt behandeld tegelijk met de nevenverzoeken van partijen. De man is het wel eens met de bestreden beschikking.
1.3
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen en legt hierna uit hoe het tot deze beslissing komt.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 29 augustus 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De man heeft op 19 september 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3
Op 23 september 2025 is, op verzoek van het hof, door de vrouw nog de hierna te noemen beschikking voorlopige voorzieningen van 21 december 2023 ingediend.
2.4
De zitting heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig partijen, ieder bijgestaan door zijn/haar advocaat.
Namens de vrouw zijn pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2015 te [plaats B] met elkaar gehuwd, na het maken van huwelijkse voorwaarden (die op 6 juli 2022 zijn gewijzigd).
3.2
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar van 21 december 2023 is bepaald dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [A-straat] te [plaats A] (hierna: de woning) met de zich daarin bevindende inboedelgoederen en dat de man een bijdrage in het levensonderhoud aan de vrouw dient te voldoen van € 6.000,-- bruto per maand.
3.3
De man is eigenaar van de woning.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking op voorhand de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de verzoeken van partijen betreffende het voortgezet gebruik van de woning, de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden aangehouden tot een nader te bepalen zitting.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat de verzoeken, waaronder het verzoek tot het uitspreken van de echtscheiding, worden aangehouden tot een nader te bepalen zitting, althans een beslissing in goede justitie te bepalen.
4.3
De man verzoekt om de vrouw in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven van de vrouw gezamenlijk behandelen.
De standpunten
5.2
De vrouw voert aan dat met haar belangen onvoldoende rekening is gehouden. Zij is sinds drie jaren terminaal ziek, heeft ernstige gezondheidsklachten en is volledig afhankelijk van een zorgteam. Voor de vrouw is het, in haar situatie, van wezenlijk belang dat zij eerst duidelijkheid heeft over haar huisvesting, de partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, voordat de echtscheiding wordt uitgesproken. Zij heeft dan ook een gerechtvaardigd belang bij een integrale beoordeling van al haar verzoeken. Door het op voorhand uitspreken van de echtscheiding ontstaat er een onzekere en onhoudbare situatie omtrent haar woonrecht. Dit geldt eveneens voor de partneralimentatie en de vermogensrechtelijke afwikkeling. Door zonder zitting en zonder de vrouw de gelegenheid te bieden haar standpunt nader toe te lichten heeft de rechtbank in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor gehandeld.
De vrouw heeft hieraan tijdens de zitting in hoger beroep nog toegevoegd dat zij de twee dochters van de man heeft opgenomen in haar testament. Als de echtscheiding wordt ingeschreven voordat zij komt te overlijden, worden de dochters van de man niet meer gezien als haar stiefdochters, maar als derden, waardoor de erfbelasting voor hen hoger is. De vrouw wil dit graag voorkomen.
5.3
De man betwist dat het woonrecht of de alimentatie redenen zouden moeten zijn om de echtscheiding niet op voorhand uit te spreken. Hij zal de bijdrage in de kosten van levensonderhoud die bij voorlopige voorzieningen is vastgesteld, evenals de overige afgesproken lasten, blijven betalen. Daarnaast zal hij de vrouw niet zo maar op straat zetten.
De man wijst er daarnaast op dat het verzoek tot echtscheiding reeds op 15 december 2023 is ingediend en hij er aan heeft meegewerkt dat de zitting in de bodemprocedure, die op 24 maart 2025 zou plaatsvinden, met drie maanden is uitgesteld wegens gezondheidsklachten van de vrouw. Op dit moment is nog steeds geen nieuwe zittingsdatum bekend.
De man heeft een groot belang bij het op voorhand uitspreken van de echtscheiding. De huidige situatie duurt maar voort; de man wil niet gevangen blijven in het huwelijk. Daarbij komt dat hij, als de vrouw komt te overlijden voordat de echtscheiding wordt ingeschreven, in dat geval financieel moet afwikkelen met de erfgenamen van de vrouw, onder wie zijn eigen twee dochters. Omdat de man in het kader van de financiële afwikkeling de door partijen in de huwelijksvoorwaarden afgesproken peildatum wil aanvechten, wil de man deze kwestie met de vrouw zelf afhandelen en niet met de erfgenamen. De man wil voorkomen dat hij moet gaan procederen tegen zijn eigen dochters.
5.4
Het hof gaat bij de beoordeling verder in op deze en andere argumenten van de partijen.
De beoordeling door het hof
5.5
Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat indien eenmaal door de rechter in eerste aanleg de echtscheiding is uitgesproken voordat over verzochte nevenvoorzieningen is beslist, het hoger beroep slechts op grond van door de appellerende echtgenoot aan te voeren bijzondere omstandigheden kan worden aangewend teneinde te bewerkstelligen dat de band tussen het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen wordt hersteld en dat tezelfdertijd wordt beslist op die verzoeken. Het hof verwijst onder meer naar de uitspraak van de Hoge Raad van 20 januari 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AU7513).
5.6
Het hof begrijpt het aanzienlijke belang van de vrouw om, gelet op haar gezondheidstoestand, zekerheid te hebben over het langer kunnen verblijven in de woning. De man heeft echter terecht aangevoerd dat het onduidelijk is hoe – in tijd gezien – het ziekteverloop van de vrouw zal zijn en dat van hem niet kan worden verwacht dat hij tot in lengte van dagen de huidige situatie voortzet. Hoewel duidelijk is geworden dat de vrouw in een zeer slechte gezondheid verkeert en vaststaat dat zij terminaal ziek is, is het uiteindelijke ziekteverloop van de vrouw onzeker. Daarbij komt dat inmiddels een geruime tijd is verstreken sinds de indiening van het verzoek tot echtscheiding, terwijl partijen beiden de echtscheiding wensen. Bij dit oordeel neemt het hof mede in overweging dat de vrouw voorlopig bij uitsluiting in de woning verblijft en de man uitdrukkelijk tijdens de zitting heeft toegezegd dat hij de vrouw niet uit de woning zal (laten) zetten totdat op de nevenvoorzieningen in de procedure bij de rechtbank zal zijn beslist. Ook voldoet de man de lasten van de woning en dient hij de bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw te blijven betalen die bij voorlopige voorzieningen is bepaald.
Het door de vrouw aangevoerde belang met betrekking tot het successierecht leidt evenmin tot een ander oordeel. Immers, dit betreft niet een belang van de vrouw zelf, maar van de stiefdochters.
Het hof is dan ook van oordeel dat door de vrouw onvoldoende bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd, waardoor de band tussen het verzoek tot echtscheiding en de verzochte nevenvoorzieningen zou moeten worden hersteld door tezelfdertijd te beslissen op die verzoeken.
Gelet op het vorenstaande hoeft het argument van de man, dat hij niet wil procederen tegen de te verwachte erfgenamen van de vrouw geen bespreking.
De vrouw heeft nog aangevoerd dat zij in de procedure bij de rechtbank, voorafgaande aan het nemen van de beslissing, ten onrechte niet is gehoord. Ook dit kan niet tot een ander oordeel leiden. Partijen hebben beiden de echtscheiding verzocht en hun standpunt schriftelijk in de procedure bij de rechtbank kunnen onderbouwen. Inmiddels heeft bij het hof een zitting plaatsgevonden. De vrouw heeft haar standpunt daar kunnen toelichten, van welke gelegenheid zij ook gebruik gemaakt heeft.
5.7
De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 4 juni 2025, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. A.N. van de Beek en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. E.W.K. Bosman als griffier en is op 25 november 2025 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.