Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[eiser 1] B.V.,
1.[gedaagde 1] B.V.,
3. [gedaagde 3] ,
4. [gedaagde 4] ,
5. [gedaagde 5] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
.Ook maakte [eiser 2] in zijn e-mail melding van verschillen van inzicht tussen hem en de erfgenamen als gevolg waarvan de erfgenamen hem probeerden over te halen zijn functie op te geven. [eiser 2] was daartoe niet bereid en wilde het testament uitvoeren.
6/2258 heeft vermeld waar hij 2019001
5/2258 bedoelde. Deze schrijffout is overgenomen in de procedure en heeft op die manier voor extra verwarring gezorgd. Die verwarring had kunnen worden voorkomen als [eiser 2] alle facturen had overgelegd, waar bovendien al zo vaak om was verzocht. Dat laat [eiser 2] nog steeds na: de factuur voor het bedrag van € 6.050,- met kenmerk 20190015/2258 bevindt zich niet bij de stukken en is niet te vinden in de rekening en verantwoording. Het hof ziet alleen de betaling op 21 februari 2019 en kan niet thuisbrengen waarop de betaling ziet. Het had op de weg van [eiser 2] gelegen om uit te leggen waarom hij in zijn hoedanigheid van executeur deze factuur ten laste van de nalatenschap had mogen brengen. Nu hij heeft nagelaten de betaling te onderbouwen, komt deze voor zijn rekening.
., zal het hof de gehele betalingsverplichting vernietigen en deze opnieuw toewijzen ten gunste van [gedaagde 2] QQ onder aftrek van het bedrag van € 9.680,- ter zake van de facturen aangifte omzetbelasting. Voor het overige zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. Dat betekent dat [eiser 2] wordt veroordeeld om in totaal een bedrag van (€ 37.899,16 minus € 9.680,- =) € 28.219,16 aan Van [gedaagde 2] te voldoen. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [eiser 2] het bedrag van € 37.899,16 al heeft voldaan. Op [gedaagden]
.komt derhalve een terugbetalingsverplichting van € 9.680,- te rusten. [eiser 2] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.