ECLI:NL:GHAMS:2025:3164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
200.354.662
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de levering van een schip en de status van de koper in een overeenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil over de levering van een schip, de Bluegame, en de vraag of de eiseres, [geïntimeerde], als aangewezen koper kan worden beschouwd. De vordering tot levering van het schip werd in hoger beroep afgewezen omdat [geïntimeerde] niet als partij bij de overeenkomst kan worden aangemerkt. De appellant, [appellant], had eerder een overeenkomst gesloten met [naam 1] en Almost Three Ltd. voor de verkoop van de Bluegame. De overeenkomst bevatte een forumkeuzebeding voor de rechter in Amsterdam. De voorzieningenrechter had in eerste aanleg de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, maar het hof oordeelde dat de aanwijzing van [geïntimeerde] als koper niet rechtsgeldig was, omdat de aanwijzingsbrief niet aan [appellant] was bekendgemaakt. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] niet als aangewezen koper kan worden beschouwd en dat haar vordering om levering van het schip niet toewijsbaar is. Het hof vernietigde het vonnis van de eerste aanleg en wees de vordering van [geïntimeerde] af, waarbij de kosten van de procedure voor haar rekening kwamen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : KG 200.354.662/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/767132 / KG ZA 25-241
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 november 2025
inzake
[appellant],
gevestigd te [plaats 1] , gemeente Stichtse Vecht,
appellante,
advocaat: mr. M.H.J. Langerak te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 2] , Zwitserland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H.R.N.Y. Cordewener te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

Geschil over de levering van een schip; vordering tot levering wordt in hoger beroep alsnog afgewezen omdat eiseres niet als aangewezen koper (meester) kan worden beschouwd en dus niet als partij bij de overeenkomst tot nakoming waarvan de vordering strekt.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding tevens houdende de grieven van 9 mei 2025 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven overeenkomstig de appeldagvaarding;
  • memorie van antwoord, met producties.
Op 22 oktober 2025 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgehad. Na afloop van de mondelinge behandeling is arrest bepaald.

3.Feiten

3.1.
De voorzieningenrechter heeft onder 2.1. tot en met 2.28. een aantal feiten opgesomd die hij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. Daarvan neemt het hof - als niet in geschil en voor de beoordeling van belang - de volgende feiten tot uitgangspunt.
3.2.
[appellant] houdt zich bezig met de in- en verkoop van schepen. [geïntimeerde] is de echtgenote van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.3.
Op 4 juli 2023 is tussen [naam 1]
or entity to be designated by [naam 1]en Almost Three Ltd. gevestigd te Malta, daarbij vertegenwoordigd door [appellant] , een overeenkomst tot stand gekomen tot koop en verkoop van een in Malta geregistreerd schip (hierna de Bluegame), voor € 3.730.000, exclusief btw, in deelbetalingen te voldoen, waaronder een deelbetaling door levering van een schip van (indirect) [naam 1] (hierna de [naam 5] ). De overeenkomst bevat een forumkeuzebeding waarbij de rechter in Amsterdam is aangewezen als de bevoegde rechter en Nederlands recht van toepassing is verklaard.
3.4.
De Bluegame is op 13 juli 2023 na een technische inspectie en proefvaart door of namens [naam 1] als koper geaccepteerd en sedertdien op basis van een gebruiksovereenkomst bij [naam 1] in gebruik. De [naam 5] is op of omstreeks datzelfde tijdstip door [appellant] namens verkoper geïnspecteerd en geaccepteerd.
3.5.
Een brief van [naam 1] aan [geïntimeerde] van 6 maart 2024 houdt in:
“(…)
Dear [geïntimeerde] .
I hereby designate you to purchase the Bluegame (…) pursuant to the Agreement.
(…)“
3.6.
[geïntimeerde] heeft op 7 maart 2024 een deelbetaling van € 1.730.000 op de kooprijs van de Bluegame voldaan.
3.7.
Een e-mail van de Italiaanse advocaat [naam 2] aan [appellant] van 8 mei 2024 houdt onder meer in:
“(…)
Tomorrow the Maltese newco which will purchase the yacht will be incorporated.
We would be grateful if you could urgently send us the documentation to complete the transfer[van de Bluegame; hof]
from Almost Three to the Maltese Newco, [bedrijf] Navigation Ltd.
(…)”
3.8.
Op 13 mei 2024 is [bedrijf] Navigation Ltd (hierna ( [bedrijf] ) opgericht. [geïntimeerde] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf] .
3.9.
Bij brief aan [naam 3] van 11 november 2024, heeft [naam 4] namens [geïntimeerde] onder verwijzing naar de brief van [naam 1] aan [geïntimeerde] van 6 maart 2024, [appellant] gesommeerd om de op de Bluegame rustende hypotheek binnen zeven dagen te doen opheffen.
3.10.
Bij brief van 15 november 2024 heeft [naam 3] namens [appellant] onder meer geantwoord:
“(…)
Met uw brief van 11 november 2024 heeft cliënte voor het eerst kennis genomen van de aanwijzing van [geïntimeerde] als koper van het jacht. Met de toegestuurde ‘nomination’ van 6 maart 2024 was cliënte dan ook nog niet bekend.
(…)
In verband met het bovenstaande wijs ik er nog op dat cliënte in mei 2024 geïnformeerd is over een Maltese vennootschap (“ [bedrijf] Navigation Ltd.”) die koper zou hebben opgericht ten behoeve van de overdracht van het jacht. Een aanwijzing van een ‘nader te noemen meester’ kan jegens cliënte slechts éénmaal plaatsvinden.
(…)”
3.11.
Bij brief van 28 november 2024 heeft [naam 4] aan [naam 3] onder meer geantwoord:
“(…)
Dat deze brief geen aanwijzing inhoudt als bedoeld in de Overeenkomst moge gelet op het feit dat cliënte geen entiteit is en partijen eerder meermaals over de aan te wijzen entiteit hadden gesproken, voor zich spreken. Omdat deze aanwijzingsbrief louter een intern administratieve functie heeft, is deze ook niet bedoeld om ter kennisname aan [appellant] te worden verstrekt. Zoals u aangeeft in uw brief is [appellant] in mei 2024 op de hoogte gebracht van de nieuw opgerichte Maltese vennootschap (“[bedrijf] Navigation Ltd”). Uit de Overeenkomst en Bijlage 4 volgt duidelijk dat [bedrijf] Navigation Ltd de aangewezen vennootschap is. Van meerdere aanwijzingen is om die reden geen sprake.
(…)”
3.12.
Bij e-mail van 12 december 2024 heeft [naam 3] een stappenplan voor de levering van de Bluegame aan [naam 4] gestuurd. Dat stappenplan voorziet in onder meer een factuur en Bill of Sale op naam van [bedrijf] en overzetten van de registratie van de Bluegame op naam van [bedrijf] .
3.13.
Bij e-mail aan [appellant] van 18 december 2024 heeft [naam 4] namens [geïntimeerde] verklaard dat het stappenplan akkoord is en gevraagd om toezending van onder meer een Concept Addendum omtrent de ‘Nomination van [bedrijf] ’.
3.14.
Vervolgens is tussen de advocaten gecorrespondeerd over - kort gezegd - de plaats van levering van de Bluegame tegen inruil van de [naam 5] en de voorwaarden en benodigde documenten voor een btw-vrije levering van de Bluegame.
3.15.
Bij e-mail van 6 februari 2025 heeft [naam 3] leveringsdocumenten voor de Bluegame ten name van [bedrijf] als afnemer aan [naam 4] gestuurd.
3.16.
Bij e-mail van 26 februari 2025 heeft [naam 4] aan [naam 3] bevestigd dat [geïntimeerde] met de leveringsdocumentatie akkoord is.
3.17.
Bij e-mail van 19 maart 2025 heeft [naam 3] aan mr. Cordwener laten weten dat naar verwachting de overdracht in de week van
7 april 2025zal kunnen plaatsvinden en dat die planning is ingegeven door de verwachting dat de advocaten in Malta nog 2 tot 3 weken nodig hebben voor de voorbereiding van de export en overdracht van de Bluegame en voorts door de tijd gemoeid met het hypotheekvrij maken van de Bluegame.
3.18.
Bij exploot van 7 april 2025 is [appellant] in kort geding gedagvaard met een vordering van [geïntimeerde] tot - kort gezegd - veroordeling van [appellant] om uiterlijk 9 mei 2025 de Bluegame vrij van hypotheek te (doen) leveren op straffe van dwangsommen.
3.19.
Bij het vonnis waarvan beroep is - kort gezegd - de vordering van [geïntimeerde] toegewezen in dier voege dat de uiterste datum voor levering op 13 mei 2025 is gesteld.
3.20.
[geïntimeerde] heeft [appellant] in een separate procedure gedagvaard tot betaling van verbeurde dwangsommen na 9 mei 2025. In het daarop gewezen vonnis is in het hier bestreden vonnis de termijn voor levering van de Bluegame verlengd tot zes weken en omdat de Bluegame inmiddels op 5 juni 2025 was geleverd, is de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van dwangsommen afgewezen. [geïntimeerde] is van dat vonnis in hoger beroep gekomen met een inzet van € 230.000 aan verbeurde dwangsommen. Op dat hoger beroep is ten tijde van dit arrest nog niet beslist.

4.Eerste aanleg

4.1.
De bij de dagvaarding van 7 april 2025 ingestelde vordering is bij akte houdende wijziging van eis aangevuld met een in randnummer 9 van die akte omschreven stappenplan tot levering van de Bluegame. De vordering van [geïntimeerde] strekt tot nakoming van de overeenkomst van 4 juli 2023 en is gegrond op de stelling dat [geïntimeerde]
designated[is]
by [naam 1]als bedoeld in die overeenkomst.
4.2.
[appellant] heeft betwist dat [geïntimeerde] tegenover haar als
designated by [naam 1]kan worden beschouwd, met conclusie dat de rechter in Amsterdam onbevoegd is om van de vordering kennis te nemen, althans [geïntimeerde] niet ontvankelijk is in haar vordering, althans [geïntimeerde] jegens haar ( [appellant] ) geen aanspraak kan maken op levering van de Bluegame, zodat haar vordering moet worden afgewezen. Subsidiair heeft zij het spoedeisend belang van [geïntimeerde] bij levering van de Bluegame betwist.
4.3.
De voorzieningenrechter heeft het bevoegdheidsverweer van [appellant] verworpen, een spoedeisend belang aangenomen, en heeft de vordering van [geïntimeerde] toegewezen, in dier voege dat de dwangsommen op € 10.000 per dag(deel) zijn gesteld met een maximum van € 1.000.000. Daartoe is overwogen dat de betwisting van [appellant] dat [geïntimeerde] koper is ‘
er met de haren bijgesleept lijkt te zijn. Volgens de voorzieningenrechter is
’duidelijk dat [naam 1] [geïntimeerde] heeft aangewezen als koper en tevens dat de Bluegame uiteindelijk eigendom zal worden van de aan [geïntimeerde] gelieerde vennootschap [bedrijf] ’.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] is met acht grieven tegen het vonnis opgekomen, met conclusie dat het vonnis wordt vernietigd en [geïntimeerde] alsnog in haar vordering niet ontvankelijk wordt verklaard, althans haar vordering alsnog wordt afgewezen, met - uitvoerbaar bij voorraad - haar veroordeling in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.
5.2.
De preliminaire bevoegdheidsvraag moet worden beoordeeld op basis van de grondslag van de vordering. Dat is de overeenkomst van 4 juli 2023 met het forumkeuzebeding waarin de rechter in Amsterdam is aangewezen. De voorzieningenrechter heeft zich dus terecht bevoegd verklaard, zodat ook het hof bevoegd is om kennis te nemen van het geschil.
5.3.
Met de
grieven 1 tot en met 4komt [appellant] op tegen de verwerping van haar betwisting dat [geïntimeerde] als
designated by [naam 1]kan worden beschouwd. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
5.4.
Het antwoord op de vraag of [geïntimeerde] tussen partijen als aangewezen koper in de zin van de overeenkomst kan worden beschouwd, hangt af van hetgeen daaromtrent over en weer door [naam 1] en [appellant] is verklaard en van hetgeen dezen over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen konden en mochten afleiden.
5.5.
[geïntimeerde] beroept zich voor haar aanwijzing als koper op de brief van [naam 1] aan [geïntimeerde] van 6 maart 2024. Die brief moet echter [appellant] hebben bereikt om tegenover haar ( [appellant] ) zijn werking te hebben (art. 3:37 lid 3 BW). Dat was kennelijk niet de bedoeling. In de hiervoor onder 3.11. aangehaalde e-mail van [naam 4] aan [naam 3] van 28 november 2024 staat immers dat de aanwijzingsbrief van 6 maart 2024 louter bedoeld was voor intern gebruik. Bovendien staat in die e-mail dat [bedrijf] als aangewezen koper moet worden beschouwd, oftewel een bevestiging van de (voorgenomen) aanwijzing van [bedrijf] in de e-mail van de Italiaanse advocaat [naam 5] van 8 mei 2024, die [appellant] wel heeft bereikt.
5.6.
[naam 4] heeft ter zitting in hoger beroep nog gesteld dat de aanwijzingsbrief van [naam 1] aan [geïntimeerde] van 6 maart 2024 [appellant] wel - en eerder dan 8 mei 2024 - heeft bereikt. Daartoe heeft zij zich beroepen op een e-mail van de Italiaanse advocaat [naam 5] aan [appellant] van eveneens 6 maart 2024. Die e-mail houdt echter niets in over bedoelde aanwijzingsbrief. In die e-mail staat enkel dat de deelbetaling van € 1.730.000 van [geïntimeerde] afkomstig is en verder:
“as discussed, since the ship will be purchased by the Maltese newco which is being incorporated by Maddelena [geïntimeerde] , the transfer of ownership shall be made once the company is incorporated.”
5.7.
De verklaringen van [naam 1] die [appellant] hebben bereikt, houden een aanwijzing in van (de
Maltese newco) [bedrijf] . Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [naam 4] ter zitting in hoger beroep desgevraagd heeft bevestigd dat [naam 5] (ook) de advocaat van [naam 1] is/was. Bovendien wijst al hetgeen [appellant] richting [naam 1] (én [geïntimeerde] ) heeft verklaard erop dat zij heeft begrepen dat [bedrijf] was aangewezen. Zij heeft daar ook naar gehandeld. Gedoeld wordt op het door [appellant] opgestelde stappenplan van 12 december 2024 dat in levering van de Bluegame aan [bedrijf] voorziet en op de door haar opgestelde leveringsdocumentatie ten name van [bedrijf] .
5.8.
Gelet op het voorgaande is vooralsnog onnavolgbaar en onhoudbaar het standpunt dat [geïntimeerde] als aangewezen koper kan en moet worden beschouwd, althans tegenover [appellant] . Dat standpunt is ook opmerkelijk waar van de kant van [geïntimeerde] niet is geprotesteerd tegen bedoeld(e) stappenplan en leveringsdocumentatie. Dat standpunt valt bovendien niet te rijmen met het feit dat [geïntimeerde] het stappenplan heeft overgenomen en onderdeel van haar vordering heeft gemaakt, als gevolg waarvan haar vordering de facto strekt tot levering aan [bedrijf] , hetgeen op 13 juni 2025 - kennelijk naar tevredenheid van [geïntimeerde] - ook is geschied.
5.9.
Zolang [geïntimeerde] niet als aangewezen koper (meester) kan worden beschouwd, is zij geen partij (geworden) bij de overeenkomst tot nakoming waarvan haar vordering strekt. Haar vordering is daarom niet toewijsbaar. Los daarvan - en dus ten overvloede - vraagt het met
grief 5aan de kaak gestelde spoedeisend belang om een onderbouwing die ontbreekt. [geïntimeerde] heeft daarvoor aangevoerd dat de hypotheek op de Bluegame nog alsmaar niet was opgeheven. Het is echter niet ongebruikelijk dat dit eerst bij de overdracht van het met hypotheek bezwaarde goed geschiedt. Volgens [appellant] was dat ook hier de bedoeling, namelijk onder gelijktijdige indeplaatsstelling van de [naam 5] als voor de bestaande schuld verhypothekeerd goed. Daarin was kennelijk het belang gelegen van de afspraak dat de levering over en weer van beide schepen gelijktijdig zou plaatsvinden. In het licht daarvan is zonder verdere onderbouwing - die ontbreekt - de door [geïntimeerde] gestelde vrees voor executie van het hypotheekrecht ongegrond. Daarbij komt dat [appellant] op 19 maart 2025 nog de levering van de Bluegame in de week van 7 april 2025 had toegezegd. Niet valt in te zien waarom dat moment niet kon worden afgewacht. Dat is te minder het geval waar - zo is vooralsnog genoegzaam gebleken - het om diverse redenen een gecompliceerde transactie betrof, bij de uitvoering waarvan [appellant] mede afhankelijk was van derden.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van [geïntimeerde] zonder spoedeisend belang en als ongegrond niet toewijsbaar is. De grieven kunnen verder bij gebrek aan belang onbesproken blijven en voor bewijslevering is in het kader van dit kort geding geen plaats. Het bestreden vonnis wordt vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] wordt alsnog afgewezen. Bij deze uitkomst is [geïntimeerde] de in het ongelijk gestelde partij, zodat de kosten van de eerste aanleg en het hoger beroep voor haar rekening worden gebracht.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep; en
opnieuw rechtdoende,
wijst de vordering af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot in eerste aanleg op € 714 griffierecht en € 1.107 voor salaris advocaat en in hoger beroep op € 144,47 explootkosten, € 827 griffierecht en € 2.428 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 178 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.S. Arnold, W. Aardenburg en M. Kullmann en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.