ECLI:NL:GHAMS:2025:3171

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
23-000306-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onbetrouwbare politieherkenningen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van een inbraak op 22 april 2022 te Amsterdam, waarbij ten minste 12 laptops van het merk Dell werden weggenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem had veroordeeld. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 6 en 27 november 2025 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging gehoord. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden, omdat het bewijs voor de herkenning van de verdachte door politieambtenaren als onbetrouwbaar wordt beschouwd. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de politieherkenningen beoordeeld en geconcludeerd dat de herkenningen door drie van de vier politieambtenaren niet betrouwbaar zijn. De herkenning door de vierde politieambtenaar werd als voldoende betrouwbaar beschouwd, maar het hof oordeelde dat één betrouwbare herkenning niet voldoende is voor een bewezenverklaring. Gezien het ontbreken van ander steunbewijs heeft het hof de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000306-23
datum uitspraak: 27 november 2025
TEGENSPRAAK (279 Sv)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-321250-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2025 en 27 november 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, tenminste 12 laptops (van het merk Dell, model 2020-2021), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan bedrijf [bedrijf] B.V, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen laptops onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de inbraak op 22 april 2022 te Amsterdam nu het bewijs daarvoor slechts bestaat uit volgens de verdediging onbetrouwbare politieherkenningen.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat de herkenningen betrouwbaar zijn en dus als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het hof overweegt als volgt.
Het betreft hier herkenningen door politieambtenaren van de verdachte op camerabeelden die zijn gemaakt van de inbraak. Zij stellen de verdachte te hebben herkend op die beelden op grond van eerdere ontmoetingen dan wel confrontaties die zij tijdens hun werk hadden met de verdachte.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van dit type herkenningen spelen diverse factoren een rol. Herkenning van aan politieambtenaren bekende verdachten is een zogenoemd ‘holistisch proces’ dat zich moeilijk laat rationaliseren en beschrijven. Dat maakt ook dat het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar ten dele te zien valt door de belichting of de hoek van de camera of door vermomming, niet behoeft te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van herkenningen is het echter wel van belang (afgezien van een beoordeling van de kwaliteit van de beelden en de beeltenis van de verdachte) hoe de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte was en of een politieambtenaar beschikte over sturende voorinformatie. [1] Het hof dient per herkenning een afweging omtrent de betrouwbaarheid te maken.
In het onderhavige geval gaat het om in totaal vier herkenningen van de verdachte door verschillende politieambtenaren, waarvan het proces-verbaal van herkenning zich in het dossier bevindt en die daarover door het hof ter terechtzitting in hoger beroep zijn gehoord. De verdachte heeft steeds ontkent dat hij op de beelden te zien is. Bij drie herkenningen heeft het hof – toetsend aan bovengenoemde criteria – twijfel over de betrouwbaarheid. Het de betreft de herkenningen van de politieambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Voor wat betreft het proces-verbaal van de politieambtenaar [verbalisant 1] valt op dat hij de verdachte voorafgaand aan zijn herkenning in juli 2022 nimmer in levende lijve heeft ontmoet. Volgens [verbalisant 1] ontleent hij zijn beeld van de verdachte aan de periode tussen 2012 en 2015 waar hij een foto van de verdachte op de gang van het politiebureau zag hangen tussen andere foto’s. Dit doet naar het oordeel van het hof af aan de betrouwbaarheid van de herkenning, nu het beeld dat [verbalisant 1] zich van de verdachte heeft gevormd, lang geleden is en geen onderdeel is geweest van een persoonlijke ontmoeting waar hij de verdachte goed in zich heeft kunnen opnemen. Voorts stond boven de foto’s dat het ging om ‘55 notoire bedrijfsinbrekers’. Dit is in de context van een latere herkenning sturende informatie, waaraan het gevaar kleeft dat de politieambtenaar geneigd is de verdachte sneller te koppelen aan een inbraak.
Ten aanzien van de politieambtenaar [verbalisant 2] geldt dat hij de verdachte voorafgaand aan de herkenning in juli 2022 voor het laatst in augustus 2018 heeft gezien bij een verhoor, terwijl onduidelijk is hoe vaak hij de verdachte daarvoor heeft gezien. Dit betekent dat vraagtekens moeten worden gezet bij de helderheid van het beeld dat [verbalisant 2] bij de genoemde herkenning nog van de verdachte had. Dat hij in de loop der tijd naar eigen zeggen vele herkenningen van de verdachte heeft opgemaakt, doet daaraan niet af, nu het niet is gezegd dat deze herkenningen juist zijn geweest. Ten tijde van die herkenning in juli 2022 stond de verdachte bij [verbalisant 2] bovendien bekend als ‘beroepscrimineel'. Dit kan hebben gewerkt als sturende voorinformatie.
De politieambtenaar [verbalisant 3] heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat hij de verdachte kent van een eenmalig verhoor van 4 à 5 jaar geleden. Ook dit acht het hof in frequentie en intensiteit een te beperkt contact om daaraan later een betrouwbare herkenning te kunnen ontlenen. Het hof betrekt hierbij ook de tijdsduur tussen de eenmalige ontmoeting en de herkenning.
De herkenning van de politieambtenaar [verbalisant 4] , ten slotte, acht het hof wél voldoende betrouwbaar, nu daaraan niet de gebreken kleven die hiervoor zijn genoemd bij de andere herkenningen. Deze politieambtenaar heeft de verdachte bij vele gelegenheden ontmoet, waaronder ook nog vlak voor zijn herkenning in augustus 2022. Van sturende voorinformatie is het hof niet gebleken. Bovendien heeft [verbalisant 4] de verdachte op de beelden ook herkend aan zijn manier van lopen, hetgeen een extra element oplevert.
Het hof acht één betrouwbare herkenning in dit geval echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Nu overig steunbewijs ontbreekt, heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte is betrokken bij het tenlastegelegde. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van dit feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 november 2025.

Voetnoten

1.Vergelijk PHR:2019:1316, overweging 4.9. Zie ook [persoon 1] . (2022). Politieagenten als ooggetuigen. In: [persoon 2] , [persoon 3] , & [persoon 4] (editors), Bakens in de rechtspsychologie: Liber amicorum voor [persoon 5] . Boom Criminologie, p. 406-410.