In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 april 2023, waarin hij was veroordeeld voor bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die is aangepast. De politierechter had een geldboete van € 500,00 opgelegd, maar het hof heeft deze verlaagd naar € 400,00. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de politierechter aangevuld en de bewijsmiddelen vervangen door die welke na een eventueel cassatieberoep zullen worden opgenomen.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 oktober 2025 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaringen van de aangever en getuige onbetrouwbaar zijn. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de aangever en getuige betrouwbaar zijn, gezien de overeenkomsten in hun verklaringen en de tijdigheid van hun getuigenissen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wat heeft geleid tot gevoelens van angst bij de aangever en zijn vriendin.
Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. Agressie in het verkeer is als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor een lagere straf genomen. De uiteindelijke beslissing was een geldboete van € 400,00, zonder mogelijkheid tot betaling in termijnen, en het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd.