ECLI:NL:GHAMS:2025:3201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
23-001266-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanpassing van straf en bewijsoverweging in zaak van bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 april 2023, waarin hij was veroordeeld voor bedreiging. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die is aangepast. De politierechter had een geldboete van € 500,00 opgelegd, maar het hof heeft deze verlaagd naar € 400,00. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de politierechter aangevuld en de bewijsmiddelen vervangen door die welke na een eventueel cassatieberoep zullen worden opgenomen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 oktober 2025 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaringen van de aangever en getuige onbetrouwbaar zijn. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de aangever en getuige betrouwbaar zijn, gezien de overeenkomsten in hun verklaringen en de tijdigheid van hun getuigenissen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, wat heeft geleid tot gevoelens van angst bij de aangever en zijn vriendin.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte. Agressie in het verkeer is als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor een lagere straf genomen. De uiteindelijke beslissing was een geldboete van € 400,00, zonder mogelijkheid tot betaling in termijnen, en het hof heeft het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001266-23
datum uitspraak: 6 november 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 april 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-264217-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 oktober 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging van de politierechter aanvult;
  • de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest, en
  • artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toepasselijke wetsartikelen.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] onbetrouwbaar zijn en daarom niet tot het bewijs kunnen dienen. Daarnaast meent de verdediging dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, althans dat onvoldoende steunbewijs aanwezig is om tot een overtuiging te kunnen komen. Getuige [getuige 2] heeft bovendien verklaard dat de verdachte niemand heeft bedreigd en dat hij geen agressief gedrag vertoonde.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] . Deze verklaringen komen op essentiële punten overeen. Daarnaast hebben zij binnen een betrekkelijk korte tijd na het incident een verklaring afgelegd, waarin zij beiden benoemen dat sprake was van een agressieve situatie. Getuige [getuige 2] heeft ten overstaan van de raadsheer-commissaris in het geheel niet verklaard dat sprake was van agressie, wat niet valt te rijmen met voornoemde verklaringen. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij in een auto achter het busje van de verdachte reed, hetgeen in strijd is met de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] , die verklaren dat zowel de verdachte als een tweede man uit het busje van de verdachte stapte. Bovendien heeft de verdachte zelf gedurende lange tijd niet willen verklaren, wat de overtuigingskracht van zijn verklaring niet ten goede komt. Al met al acht het hof daarom de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] betrouwbaar en bezigt het deze voor het bewijs.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, te voldoen in twee termijnen van elk € 250,00 per maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 400,00, te voldoen in twee termijnen van € 200,00.
De raadsvrouw heeft, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, verzocht in de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte
first offenderis, met de LOVS-oriëntatiepunten en met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Daarom heeft zij verzocht een voorwaardelijke geldboete van € 350,00 op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte is na een incident in het verkeer uit zijn voertuig gestapt, heeft het slachtoffer op intimiderende wijze toegesproken en op zeer korte afstand van diens gezicht in zijn handen geklapt. De verdachte heeft daarmee bij de aangever gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Ook voor de vriendin van de aangever, die bij het incident aanwezig was, moet dit een angstige situatie zijn geweest.
Het hof heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Hierin wordt voor een bedreiging een geldboete van € 350,00 genoemd. Agressie in het verkeer wordt als een strafverzwarende omstandigheid genoemd.
Het hof stelt verder vast dat sprake is van de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), in hoger beroep. De verdachte heeft namelijk op 24 april 2023 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof thans arrest wijst. De redelijke termijn is daarmee overschreden met ruim 6 maanden. Het hof volstaat echter met de constatering van de overschrijding, gelet op de hoogte van de op te leggen straf.
Gelet op de ernst van het feit en in het bijzonder de omstandigheid dat sprake is van agressie in het verkeer, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een louter voorwaardelijke straf. Het hof acht, alles afwegende, daarom een geldboete van € 400,00 passend en geboden. Het hof ziet geen aanleiding te bepalen dat deze geldboete in termijnen mag worden voldaan, nu door de verdediging daarom niet is verzocht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 400,00 (vierhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. R.M. Steinhaus en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 november 2025.
=========================================================================
[…]