ECLI:NL:GHAMS:2025:3318

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
200.349.828
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van school voor studievertraging en kosten extra begeleiding

In deze zaak is aan de orde of een school tekortgeschoten is in haar zorgplicht jegens een leerling, wat heeft geleid tot studievertraging en extra kosten voor begeleiding. De ouders van de leerling, [appellant 3], hebben in hoger beroep vorderingen ingesteld tegen JBO, de stichting waaronder de school valt, na een eerdere afwijzing door de rechtbank. De rechtbank had geoordeeld dat de school niet onrechtmatig had gehandeld en dat er geen causaal verband was tussen de vermeende tekortkomingen van de school en de schade die de ouders claimden. Het hof bevestigt deze uitspraak en stelt dat de ouders niet hebben aangetoond dat de studievertraging en de gemaakte kosten het gevolg zijn van de tekortkomingen van de school. Het hof concludeert dat de school voldoende inspanningen heeft geleverd om de leerling te ondersteunen, maar dat de leerling zelf niet gemotiveerd was om de geboden hulp te accepteren. De ouders hebben niet kunnen bewijzen dat de school had moeten handelen op een manier die de studievertraging had kunnen voorkomen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de ouders af, waarbij zij ook in de proceskosten worden veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I (handel)
zaaknummer : 200.349.828/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/744573 / HA ZA 24-21
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 december 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonend in [plaats] ,
2.
[appellant 2],
wonend in [plaats] ,
3.
[appellant 3],
wonend in [plaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. W.D. Berkhout te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde] ,
gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.M.E. Dietvorst-Janssen te 's-Gravenhage.
Appellanten worden hierna gezamenlijk [appellanten] . en afzonderlijk genoemd de vader, de moeder en [appellant 3] . Geïntimeerde wordt hierna JBO genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze zaak is aan de orde of een school is tekortgeschoten in de zorgplicht van een leerling en of daardoor schade in de vorm van studievertraging en kosten voor externe begeleiding is geleden. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en het hof bekrachtigt het vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] . zijn bij dagvaarding van 31 december 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 9 oktober 2024 van de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] . als eisers en JBO als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord, met producties.
Op 16 september 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben de zaak laten toelichten, [appellanten] . door mr. Berkhout voornoemd en mr. J. Paijmans, advocaat te Utrecht, en JBO door mr. Dietvorst-Janssen voornoemd, aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het hof hebben overgelegd. [appellanten] . hebben nog producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
De vader en de moeder zijn de ouders van [appellant 3] . [appellant 3] was vanaf schooljaar 2016-2017 tot en met schooljaar 2020-2021 leerling van het Maimonides, een scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo (hierna: het Maimonides of de school).
3.2.
Het Maimonides valt onder JBO. JBO is een stichting met als doel de oprichting en instandhouding van scholen voor Joods onderwijs.
Schooljaar 2016-2017 (brugklas) en 2017-2018 (2 havo/vwo)
3.3.
In het schooljaar 2016-2017 is [appellant 3] gestart in de havo/vwo brugklas van de school op basis van zijn basisschooladvies en Cito-score. In het volgende schooljaar (2017-2018) is [appellant 3] overgegaan naar klas 2 havo/vwo.
3.4.
In het tweede schooljaar zijn in februari 2018 voor het eerst motivatieproblemen geconstateerd bij [appellant 3] . [appellant 3] heeft, na verwijzing door zijn mentor, hierover gesproken met de decaan.
Schooljaar 2018-2019 (eerste keer 3 havo/vwo)
3.5.
In het schooljaar 2018-2019 gaat [appellant 3] naar klas 3 havo/vwo. Direct aan het begin van het schooljaar meldt de mentor van [appellant 3] , destijds de [naam 11] , dat hij zich zorgen maakt over [appellant 3] . Samengevat beschrijft hij dat [appellant 3] onderpresteert, weinig doet en dat hij zich zorgen maakt over een gameverslaving. De mentor heeft ook het docententeam geïnformeerd, verzocht om [appellant 3] goed in de gaten te houden en daarbij gemeld: “Benader [appellant 3] op een rustige wijze. Hij is een gevoelige jongen.”
3.6.
Op 28 september 2018 heeft de mentor de zorgcoördinator van de school, de heer [naam 1] , bericht over de motivatieproblemen bij [appellant 3] . De mentor schrijft dat hij zich zorgen maakt en vraagt welke vervolgstappen genomen kunnen worden.
Hierna blijven meerdere docenten melden dat zij zich zorgen maken over [appellant 3] , zijn gedrag (waaronder de game-verslaving) en motivatieproblemen. De ouders van [appellant 3] voeren meerdere gesprekken met de mentor en andere docenten hierover. De docente [naam 2] roept op 23 november 2018 haar collega’s op om een gezamenlijk plan voor de begeleiding van [appellant 3] te maken.
3.7.
Op 12 december 2018 heeft de mentor aan de ouders van [appellant 3] gemeld dat hij [appellant 3] wil bespreken in het Zorg Advies Team. Dit is een team dat bestaat uit meerdere professionals uit onder meer het onderwijs, jeugdzorg en (geestelijke) gezondheidszorg, die samenwerken voor leerlingen met problemen en waar scholen vragen en kwesties kunnen voorleggen of om ondersteuning kunnen vragen. De ouders hebben geen toestemming gegeven om [appellant 3] te bespreken in het Zorg Advies Team. Zij zijn bang dat [appellant 3] dichtslaat als teveel mensen zich met hem bemoeien.
3.8.
Op 25 februari 2019 heeft de zorgcoördinator de casus van [appellant 3] voorgelegd aan het samenwerkingsverband. Het samenwerkingsverband is een samenwerking tussen verschillende middelbare scholen/schoolbesturen in Amsterdam.
3.9.
Vanaf maart 2019 volgt [appellant 3] , op voorstel van de mentor/school, huiswerkbegeleiding bij [naam 10] . Deze vorm van huiswerkbegeleiding kan [appellant 3] op school volgen, maar is op kosten van de ouders. [naam 3] begeleidt [appellant 3] bij huis- en leerwerk. Deze huiswerkbegeleiding wordt gedurende het schooljaar uitgebreid met coaching door [naam 6] .
3.10.
[naam 6] stelt in mei 2019 voor om een IQ-test voor [appellant 3] aan te vragen vanwege een vermoeden van hoogbegaafdheid. De zorgcoördinator van school heeft [naam 6] geïnformeerd dat de ouders bij de huisarts om een doorverwijzing voor een IQ-test kunnen vragen, aangezien de school geen schoolpsycholoog in dienst heeft.
3.11.
Op 4 april 2019 heeft de mentor een gesprek gehad met vader en [appellant 3] . Aanleiding van het gesprek was dat [appellant 3] had gezegd dat hij zijn maatschappelijke stage niet wilde doen omdat hij toch niet over zou gaan en het niet wilde verpesten voor zijn vrienden. Tijdens dit gesprek is de werkhouding van [appellant 3] besproken. De mentor heeft aan het eind van het gesprek meegegeven dat [appellant 3] nu echt iets moet gaan doen, dat de school en de docenten hebben gedaan wat ze konden, en dat [appellant 3] anders zal blijven zitten.
3.12.
Op 1 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders, de mentor en de zorgcoördinator. Conclusie is dat [appellant 3] blijft zitten in klas 3 havo/vwo. In het verslag van dit gesprek staat:
Met ouders en [appellant 3] is besproken dat de zorgen op school en de handelingsverlegenheid aanhouden; we kunnen [appellant 3] niet bereiken in de les en zien dat het niet goed met hem gaat. Wij maken ons zorgen over zijn algehele gesteldheid en somberheid; [appellant 3] oogt depressief en de vraag wordt gesteld of hij suïcidale gedachten kan hebben. Vader ziet deze signalen ook maar deelt niet de mate van zorg die school meent te zien (hij geeft aan zelf met depressieve mensen te hebben gewerkt vanuit zijn professie). Uiteraard houden zij hun zoon goed in de gaten.
Onze inzet en aanpak blijkt niet de juiste. ZoCo [zorgcoördinator, hof] geeft enkele opties voor scholen met een ander type onderwijs (meer vernieuwend, zelfstandig of juist praktischer van aard). Ouders nemen dit ter kennisgeving aan en mee maar besluiten uiteindelijk samen met [appellant 3] dat zij volgend schooljaar opnieuw in 3HV op het [naam 4] willen beginnen.
3.13.
In juni 2019 heeft mevrouw [naam 5] , psycholoog, een onderzoek naar de cognitieve capaciteiten van [appellant 3] uitgevoerd. Op 24 juli 2019 verschijnt haar rapport. Hierin staat – samengevat – dat de scores van [appellant 3] over het algemeen een harmonieus beeld laten zien. Hij scoort over het algemeen hoog (TIQ:126), zijn intelligentiescore valt in het hoge gebied, niet in het zeer hoge (hoogbegaafd gebied). Op één index, de verwerkingssnelheid scoort [appellant 3] lager (puntscore 89). Bij deze index spelen aandacht, concentratie en snelheid een belangrijke rol. Het advies is om (aanvullend) onderzoek te doen naar zijn aandachts- en concentratievermogen.
Schooljaar 2019-2020 (tweede keer 3 havo/vwo en 3 mavo)
3.14.
In schooljaar 2019-2020 start [appellant 3] wederom in klas 3 havo/vwo.
3.15.
Aan het begin van het schooljaar heeft de zorgcoördinator contact met [naam 5] . De uitslag van de cognitieve test van [appellant 3] is telefonisch door hen besproken. De zorgcoördinator heeft in het verslag hiervan genoteerd dat uit de test een sterk disharmonisch intelligentie-profiel volgt omdat [appellant 3] op de meeste gebieden in het zeer begaafde gebied scoort maar de interne verwerking en het werktempo van [appellant 3] lager liggen. Ook noteert de zorgcoördinator dat [naam 5] heeft laten weten dat [appellant 3] verder is onderzocht op ADD en dat hoewel hij aandachtsproblemen heeft, er geen sprake is van ADD. De school heeft ook het advies van [naam 5] vastgelegd inhoudende dat [appellant 3] de begeleiding van [naam 10] voortzet.
3.16.
Op basis van dit gesprek met [naam 5] geeft de zorgcoördinator op 19 september 2019 een handelingsadvies aan de docenten van [appellant 3] :
(…) - Laat [appellant 3] waar mogelijk met rust (vraag hem bijv. niet -klassikaal- om op te letten, dit is voor hem al lastig genoeg).
- Positief benaderen en gebiedende wijs vermijden
- [appellant 3] onder druk zetten bijv. over cijfers of overgang naar klas 4 werkt juist averechts, hulp aanbieden en bijv. vragen of hij verder kan sluit beter aan.
3.17.
Op 25 september 2019 heeft de mentor met de ouders gesproken over de afgenomen IQ-test. Afgesproken is dat de school [appellant 3] de komende periode wat ruimte zal geven. Op basis van advies van [naam 5] krijgt [appellant 3] de komende periode geen huiswerk mee. Dit zal worden geëvalueerd na het eerste rapport.
3.18.
De zorgcoördinator heeft op 23 oktober 2019 contact opgenomen met de leerplichtambtenaar om te vragen of de school het advies van de psycholoog van [appellant 3] , om drie keer per week 1,5 uur ondersteuning te bieden aan [appellant 3] tijdens schooltijd, mag opvolgen. Hierbij kaart de zorgcoördinator ook aan dat de school met de handen in het haar zit wat betreft de motivatieproblemen en problematiek rondom [appellant 3] . De school krijgt toestemming en bericht de ouders op 29 oktober 2019 dat [appellant 3] onder schooltijd coaching en begeleiding van [naam 10] kan krijgen.
3.19.
Op 13 november 2019 heeft de zorgcoördinator een gesprek met [naam 6] . In het verslag van de zorgcoördinator staat dat [naam 6] haar zorgen deelt over [appellant 3] (hij oogt depressief) en de zorgcoördinator deelt dat de school handelingsverlegen is. Docenten weten niet hoe ze hem kunnen raken of motiveren. De zorg is dat de houding van [appellant 3] negatief kan overslaan op klasgenoten. De resultaten van [appellant 3] zijn al zodanig dat het nu al duidelijk is dat hij dit schooljaar niet zal overgaan. [naam 6] begrijpt de situatie en ziet ook in dat de situatie niet zo door kan gaan. [naam 6] zal het bespreken met de ouders. De optie van Firstschool, een jeugdzorginstelling met 1-op-1-begeleiding, zal ook worden onderzocht.
3.20.
Op 18 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de zorgcoördinator, de ouders, [appellant 3] (gedeeltelijk) en de conrector van de school, de [naam 7] . Tijdens dit gesprek is besproken dat de school meent dat zij handelingsverlegen is en dat de houding van [appellant 3] lastig is in de klas, ook voor de andere leerlingen. De school stelt voor om naar een alternatief te kijken, namelijk Firstschool. De school heeft dit al met het samenwerkingsverband besproken en zij ziet dat ook als optie. De zorgcoördinator regelt hiervoor een afspraak met de schoolarts, die hiervoor een beschikking moet afgeven. De conrector heeft tot slot medegedeeld dat [appellant 3] tot een en ander is geregeld niet meer in de les kan komen vanwege het ontwrichtende effect (op andere leerlingen). [appellant 3] zal daarom ziek worden gemeld. [appellant 3] kan wel naar school komen voor de begeleiding door [naam 10] .
3.21.
De ouders hebben geprotesteerd tegen de ziekmelding van [appellant 3] in de systemen. Uiteindelijk is [appellant 3] ’ afwezigheid geregistreerd als geoorloofd afwezig.
3.22.
Op 20 november 2019 heeft vader laten weten dat hij een prettige kennismaking heeft gehad met Firstschool en dat [appellant 3] het traject ook ziet zitten. Ook [naam 8] van het samenwerkingsverband is akkoord met dit traject.
3.23.
Op 21 november 2019 heeft [appellant 3] de schoolarts bezocht. De schoolarts heeft op 23 november 2019 een ingevuld perspectiefplan ten behoeve van de aanvraag van de begeleiding van Firstschool naar de ouders gestuurd. Hierin staat bij “onze conclusie(s)”:
Op enig moment is een intelligentietest gedaan, waarbij een disharmonisch profile de uitkomst is met een veel lagere score voor performale intelligentie (verschil van 30-40 punten)’. De ouders hebben het perspectiefplan bekeken en op enkele punten aangevuld, maar niet op het punt van het ‘disharmonisch profile’.
3.24.
Op 25 november 2019 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen de ouders, de zorgcoördinator en de rector van de school, [naam 9] . Besproken is dat de ouders het vorige gesprek van 18 november 2019 als zeer onprettig hebben ervaren en dat de stap is overgeslagen om samen met de ouders te bespreken dat de situatie van [appellant 3] onhoudbaar was in de klas. Het alternatief van Firstschool wordt nog steeds doorgezet en als [appellant 3] daar niet aan de slag kan, wordt onderzocht of hij kan doorstromen naar 3 mavo.
3.25.
Op 2 december 2019 heeft vader (alsnog) toestemming gegeven om [appellant 3] in het Zorg Advies Team te bespreken.
3.26.
Op 4 december 2019 heeft de zorgcoördinator de ouders bericht dat als Firstschool toch niet haalbaar blijkt te zijn, het thuis zitten van [appellant 3] niet te lang moet duren. [appellant 3] zal weer onderwijs moeten volgen als Firstschool niet wordt gestart.
3.27.
De schoolarts geeft uiteindelijk geen beschikking af omdat zij geen lijdensdruk ziet bij [appellant 3] en de gemeente daarom geen toestemming zal geven voor dit traject. De route van Firstschool valt daardoor af. De zorgcoördinator informeert de ouders hierover op 5 december 2019. In dit bericht staat ook dat de andere optie is om [appellant 3] te laten doorstromen naar de mavo. Daarbij is eventueel gespreid examen doen, waarbij [appellant 3] in 2019-2020 deels doorstroomt naar 3 mavo en deels naar 4 mavo om al in enkele vakken examen te doen, en in het schooljaar 2020-2021 de rest, ook een optie. De school geeft aan dit nog verder uit te zoeken, in overleg met het examensecretariaat en de onderwijsinspectie.
3.28.
Op 12 december 2019 schrijft de zorgcoördinator dat [appellant 3] een vakkenpakket voor de mavo heeft gekozen en dat de school nog samen met de vakdocenten aan het uitzoeken is of [appellant 3] gespreid examen kan doen.
3.29.
Op 19 december 2019 heeft de school de ouders bericht over de verschillende opties (samengevat) voor [appellant 3] :
  • het volgen van alle vakken op 4 mavo niveau en eindexamen doen in 2019-2020 is niet mogelijk;
  • gespreid examen doen is mogelijk. [appellant 3] zou bijvoorbeeld voor de vakken Nederlands en Engels in dit schooljaar nog eindexamen kunnen doen. Voorwaarde daarvoor is dat [appellant 3] in ieder geval de lessen Nederlands in 4 mavo zal volgen. Ook is voor deze route toestemming van de onderwijsinspectie nodig;
  • [appellant 3] start in 3 mavo en draait ‘regulier’ mee. Dit is volgens de school de meest optimale route richting een mavo diploma.
3.30.
De ouders laten op 5 januari 2020 weten dat zij, na overleg met [naam 6] , kiezen voor de optie van gespreid examen doen.
3.31.
Op 6 januari 2020 laat de zorgcoördinator aan de ouders weten dat hij heeft gesproken met de docenten Engels en Nederlands en dat zij [appellant 3] dan het liefst zo snel mogelijk zien in de lessen van 4 mavo.
3.32.
[appellant 3] wil echter Nederlands en Engels niet in de klassen 4 mavo volgen omdat hij zich niet prettig voelt bij de leerlingen uit deze klas.
3.33.
Op 20 januari 2020 bericht de zorgcoördinator dat het proces voor [appellant 3] om lessen te volgen hierdoor stagneert. Hij benadrukt dat tijd inmiddels een beperkende factor is omdat er dit schooljaar nog maar één lesperiode resteert. Hij besluit dat hij met de schoolarts zal bespreken of [appellant 3] voldoende belastbaar is voor de route met gespreid examen en lessen volgen in 4 mavo. Als dat niet zo is, moet een nieuwe afweging worden gemaakt. Twee weken eerder was de inschatting van de schoolarts dat [appellant 3] deze belastbaarheid moet aankunnen.
3.34.
Op 23 januari 2020 antwoordt de schoolarts dat aan de ene kant de ouders en [naam 10] zeggen dat [appellant 3] best kan leren als hij de juiste begeleiding krijgt. Aan de andere kant stelt de schoolarts (voorzichtig) aan de orde dat [appellant 3] misschien iets meer of anders nodig heeft, bijvoorbeeld in de richting van speciaal voortgezet onderwijs of therapie (waar dan eerst een goede diagnose aan vooraf moet gaan).
3.35.
Op 30 januari 2020 wordt een groot overleg ingepland met alle betrokken partijen: de school, het samenwerkingsverband, leerplicht, de schoolarts, [naam 10] en de ouders. De schoolarts is uiteindelijk niet bij dit overleg aanwezig omdat zij ziek is en ook de ouders hebben zich afgemeld voor dit overleg. In dit overleg heeft het samenwerkingsverband haar twijfels uitgesproken of [appellant 3] zonder extra ondersteuning onderwijs zou kunnen volgen. De zorgcoördinator heeft de besproken punten teruggekoppeld aan de ouders, onder meer over de impasse die is ontstaan in de keuze van het gespreid examen doen maar het niet willen volgen van die lessen in 4 mavo.
3.36.
Op 3 februari 2020 stuurt de zorgcoördinator aan [appellant 3] en zijn ouders het rooster dat [appellant 3] vanaf de volgende dag, 4 februari, kan gaan volgen. Op dezelfde dag stuurt de zorgcoördinator naar het docententeam een handelingsadvies hoe zij met [appellant 3] moeten omgaan. Op 4 februari 2020 is [appellant 3] weer naar school gegaan, voor in ieder geval de vakken die hij in 3 mavo zal volgen.
3.37.
De zorgcoördinator vraagt ook nogmaals advies aan de schoolarts of de aanpak met betrekking tot [appellant 3] de juiste is. De schoolarts antwoordt op 5 februari 2020 dat zij meent dat er meer nodig is dan “alleen” aangepast werken op school en dat het lastig is om te bepalen waar de grens ligt tussen een recalcitrante puber en onvermogen.
3.38.
Op 13 februari 2020 heeft er nogmaals een groot overleg plaatsgevonden tussen de ouders, de schoolarts, [naam 10] , de rector en de zorgcoördinator. De impasse of [appellant 3] kiest voor gespreid examen doen en daarmee vakken volgen in klas 4 mavo, of alle lessen in 3 mavo, duurt voort. In het verslag, gemaakt door de zorgcoördinator, staat:
(…) Verder is vader benieuwd welke “laatjes” school heeft geopend om [appellant 3] te ondersteunen. Iris [rector, hof] geeft aan dat er veel intern is gesproken maar ook met de ouders, [appellant 3] en partijen buiten. Ook is [naam 10] geadviseerd (om te helpen bij studievaardigheden én motivatie) waaruit de huidige samenwerking met [naam 6] [ [naam 6] , hof] is voortgekomen. Ook de optie zoals First School (welke helaas niet door kon gaan) is op tafel gelegd. Als school is geprobeerd continu en in goed contact te kijken wat [appellant 3] nodig had. Er is hierbij wat ruis ontstaan. Ouders erkennen hierop dat school hier zeker ook stappen heeft gezet. (…)
Ook is afgesproken dat de zorgcoördinator, [naam 10] en [appellant 3] na de voorjaarsvakantie om tafel gaan om een ontwikkel-/handelingsplan te maken.
3.39.
Tijdens het overleg tussen de zorgcoördinator, [naam 10] en [appellant 3] op 24 februari 2020 heeft [appellant 3] definitief de keuze gemaakt om alle lessen in 3 mavo te volgen. [appellant 3] ziet dus af van de optie om dit schooljaar nog eindexamen Nederlands en/of Engels te doen. Ook is met [appellant 3] besproken hoe de docenten het beste met hem om kunnen gaan/hem kunnen benaderen.
3.40.
In reactie op het gespreksverslag van 24 februari 2020 berichten de ouders op 27 februari 2020 dat wat hen betreft hierin ontbreekt dat [naam 10] is opgestart als huiswerkbegeleiding, maar later is veranderd in coaching en dat de school, op voorstel van de schoolarts, nog met het samenwerkingsverband zou overleggen over de financiering van deze coaching.
3.41.
In de tweede helft van het schooljaar volgt [appellant 3] de lessen (aangepast) in 3 mavo. Er vindt meerdere keren overleg plaats tussen de zorgcoördinator, [naam 10] , de rector, de schoolarts en de ouders. Soms is er wat ruis op de lijn in communicatie, bijvoorbeeld wie het aanspreekpunt van de school is, de zorgcoördinator, schoolarts of rector, en bij de ouders, omdat zij [naam 6] van [naam 10] hebben aangewezen als contactpersoon.
3.42.
Op 4 juni 2020 is een bespreking van het Zorg Advies Team geweest. Hierin is besproken dat [appellant 3] formeel naar 4 mavo over kan en dat in periode 1 van het volgende schooljaar een ronde tafelgesprek wordt ingepland over de voortgang van [appellant 3] en de route naar het mavo diploma.
Schooljaar 2020-2021 (4 mavo)
3.43.
Op 7 september 2020, aan het begin van het schooljaar, vindt het overleg plaats zoals afgesproken tussen [naam 10] , de mentor, de begeleider passend onderwijs en de ouders. Besproken is de wijze waarop [appellant 3] benaderd wil worden en dat de school in gesprek zal gaan met [appellant 3] zelf over zijn wensen. Op 15 september 2020 heeft de school met [appellant 3] gesproken. Hij wil graag slagen voor zijn mavo, havo wil hij niet doen. Hij heeft ook het ‘extra’ vak, scheikunde, dat hij nodig had om hierna eventueel havo of vwo te gaan doen, laten vallen.
3.44.
Vanaf september 2020 [appellant 3] begeleidt Jantien Roël van [naam 10] [appellant 3] bij toetsen en zij legt op 1 februari 2021 vast dat het voor [appellant 3] zonder begeleiding lastig zal worden om zijn examen te behalen.
3.45.
Op 16 februari 2021 is een overleg tussen de ouders, nieuwe rector (a.i.) en de bestuurder van het JBO. De ouders hebben in dit gesprek aangegeven dat [appellant 3] wordt begeleid door [naam 10] en dat dit op school moet plaatsvinden zoals is afgesproken. De ouders kaarten aan dat zij ervan overtuigd zijn dat [appellant 3] onterecht op het vmbo-t is beland en dat dit niet zijn niveau is. Zij vinden dat de school niet juist heeft gehandeld en gefaald heeft in het begeleiden van [appellant 3] , omdat school expertise mist. Ook wat betreft de financiën is de school volgens de ouders tekort geschoten. De rector zegt toe de ouders op de hoogte te houden hoe de begeleiding van [appellant 3] zal worden vormgegeven en gefinancierd.
3.46.
Op 19 februari 2021 heeft de rector de ouders geïnformeerd dat de gemaakte afspraken over begeleiding door [naam 10] niet kunnen worden teruggevonden in het dossier van [appellant 3] , maar dat [naam 10] door kan gaan met het begeleiden van [appellant 3] tot het einde van het schooljaar voor één uur per week en dat school de kosten hiervan voor haar rekening neemt.
3.47.
De ouders reageren op 28 februari 2021 op dit bericht. Zij stellen, onder meer, aan de orde dat [naam 10] al vanaf februari 2019 [appellant 3] begeleidt in samenspraak met school. Zij zullen [naam 10] vragen om een begeleidingsplan voor [appellant 3] op te stellen voor 3x per week 1,5 uur begeleiding, zoals altijd al de afspraak was.
3.48.
Op 4 maart 2021 heeft [naam 10] een concept begeleidingsplan opgesteld. Samengevat stelt zij dat [appellant 3] 3 uur (2x 1,5 uur) begeleiding nodig heeft, voor het behalen van zijn mavo diploma en de overgang naar het mbo.
3.49.
De rector stuurt de ouders op 9 maart 2021 een overzicht van de hulp die de school de afgelopen jaren [appellant 3] heeft geboden. In dit overzicht staat vermeld dat [appellant 3] een sterk disharmonisch profiel heeft. Een slim kind maar zijn doorzettingsvermogen is beperkt. De rector concludeert dat de school op basis van al deze inzet aan haar plichten heeft voldaan, dat zij [appellant 3] zo lang mogelijk op school wilde houden en dat [appellant 3] op een andere school waarschijnlijk veel eerder was geadviseerd om naar een andere school te gaan. Tot slot biedt de school [appellant 3] aan om tot zijn eindexamen één uur begeleiding van [naam 10] te volgen en dat school dat zal financieren. Daarbij herhaalt de rector het (eerder gedane) aanbod van € 500 aan de ouders ter compensatie van hun kosten.
3.50.
Op 12 maart 2021 reageren zowel [naam 10] als de ouders op dit bericht. [naam 10] kaart aan dat 1,5 uur begeleiding door school zal worden bekostigd en dat voor de andere 1,5 uur begeleiding een pgb-budget kan worden aangevraagd bij de gemeente. De ouders stellen het op prijs dat de rector het hele dossier heeft gelezen, maar dat hierin niet terugkomt wat de school inhoudelijk aan begeleiding heeft ingezet. Verder wijzen de ouders er (voor het eerst) op dat [appellant 3] geen disharmonisch profiel heeft zoals de school denkt, maar dat hij een hoog IQ heeft en dat alleen zijn verwerkingssnelheid laag ligt. Tot slot verzoeken zij de school de begeleiding conform het begeleidingsplan van [naam 10] van 4 maart 2021 te faciliteren.
3.51.
Op 24 maart 2021 heeft de school een concept voor een ontwikkelingsperspectief (hierna: OPP) aan de ouders gestuurd. Dit plan ziet op de begeleiding van zowel dit schooljaar als de daaraan voorafgaande schooljaren.
3.52.
De ouders reageren op 25 maart 2021 op dit plan en stellen dat het onvolledig en onjuist is en dat het OPP voorbij gaat aan het door [naam 10] op 4 maart 2021 opgestelde begeleidingsplan.
3.53.
De ouders zijn vervolgens op 7 april 2021 uitgenodigd op school om het concept-OPP te bespreken. De ouders wijzen dit voorstel af en stellen samen met [naam 10] te reageren op het concept-OPP. Op 26 april 2021 sturen de ouders per e-mail de wijzigingen/aanvullingen die volgens hen moeten worden doorgevoerd in het OPP.
3.54.
Eind april 2021 stelt (de advocaat van) de school voor aan (de advocaat van) de ouders om via mediation een oplossing te zoeken voor de vaststelling van het ontwikkelingsperspectief. Op 12 juli 2021 eindigt de mediation. Partijen hebben afgesproken ter bevestiging van de beëindiging:
de mediation is voor wat betreft de maatregelen om onderwijsvertraging in de toekomst te voorkomen, onder leiding van [naam 12] naar behoren afgerond voor beide partijen, met afspraken over het onderwijs in het komende schooljaar.
3.55.
Op 5 juli 2021 slaagt [appellant 3] voor zijn mavo eindexamen.
Vervolg opleiding/school [appellant 3]
3.56.
[appellant 3] start in het volgende schooljaar 2021-2022 bij het [bedrijf] , een school voor volwassenonderwijs (vavo), terwijl hij ingeschreven blijft op de school. De school betaalt de inschrijfkosten en de kosten voor de boeken. [appellant 3] volgt op het [bedrijf] vakken op drie verschillende niveaus: 4 havo, 5 havo en 6 vwo. [appellant 3] stopt op 25 april 2022 bij het [bedrijf] . Omdat [appellant 3] op dat moment 18 jaar oud is, schrijft de school hem op 31 juli 2022 uit als leerling.
3.57.
[appellant 3] is daarna een ROC-opleiding gaan volgen, in de richting IT/techniek.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1.
Samengevat hebben [appellanten] . bij de rechtbank gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat JBO aansprakelijk is jegens [appellanten] . voor de schade die zij hebben geleden en dat JBO wordt veroordeeld tot schadevergoeding primair op te maken bij staat, subsidiair tot een in goede justitie te bepalen bedrag, met beslissing over de proceskosten. [appellanten] . hebben hieraan ten grondslag gelegd dat JBO onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door i) geen OPP op te stellen, ii) [appellant 3] 12 weken zonder rechtsgrond de toegang tot het onderwijs te ontzeggen, en iii) [appellant 3] in strijd met de op JBO rustende zorgplicht geen passend onderwijs te bieden.
4.2.
De rechtbank heeft het gevorderde afgewezen en [appellanten] . veroordeeld in de proceskosten.

5.Vordering in hoger beroep

5.1.
[appellanten] . komen tegen deze beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde motivering op met zes grieven. Zij vorderen in hoger beroep vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog – uitvoerbaar bij voorraad – toewijzing van de vorderingen, met beslissing over de proceskosten.
5.2.
JBO bestrijdt de grieven en de vorderingen. Zij betwist dat de school is tekortgeschoten in haar zorgplicht. Bovendien betwist zij het causale verband tussen de vermeende normschendingen en de gestelde schade. Volgens JBO moet het hof de vorderingen van [appellanten] . daarom afwijzen en het vonnis bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.

6.Beoordeling

6.1.
[appellanten] . leggen ook in hoger beroep in de kern aan hun vordering ten grondslag dat JBO onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door i) geen OPP op te stellen, ii) [appellant 3] 12 weken zonder rechtsgrond de toegang tot het onderwijs te ontzeggen, en iii) [appellant 3] in strijd met de op JBO rustende zorgplicht geen passend onderwijs te bieden. Zij stellen dat [appellant 3] zonder deze onrechtmatige gedragingen/tekortkoming in de op JBO rustende zorgplicht geen twee jaar studievertraging zou hebben opgelopen en binnen zes jaar zijn vwo diploma zou hebben behaald.
6.2.
Ook indien het hof veronderstellenderwijs aanneemt dat de school op een of meer van de door [appellanten] . genoemde punten steken heeft laten vallen, leidt dat niet tot de door hen gestelde aansprakelijkheid van JBO. [appellanten] . hebben namelijk niet aannemelijk gemaakt dat de door hen gestelde schade niet zou zijn ingetreden in de denkbeeldige situatie dat het Maimonides in alle opzichten aan de norm had voldaan. Het hof licht dit als volgt toe.
6.3.
Ter onderbouwing van het causale verband voeren [appellanten] . – samengevat – het volgende aan. Zij stellen dat aannemelijk is dat zonder de gedragingen en het nalaten van de school [appellant 3] na het schooljaar 2019/20 zou zijn gestart in de vierde klas van het vwo en inmiddels in het bezit zou zijn van een vwo-diploma. Zij stellen dat de school [appellant 3] geen passend onderwijs heeft geboden en dat de nadelige gevolgen hiervan door de ontzegging van toegang tot het onderwijs voor de duur van twaalf weken werden versterkt. [appellanten] . menen ook dat als de school vanaf het moment dat duidelijk was dat de basisondersteuning voor [appellant 3] ontoereikend was (1 juli 2019, aldus [appellanten] .) een ontwikkelingsperspectief had opgesteld, de school daarmee de regie had genomen in het bieden van passend onderwijs aan [appellant 3] . Volgens [appellanten] . had daarmee voorkomen kunnen geworden dat in schooljaar 2019/20 de situatie in 3 havo-vwo onhoudbaar zou zijn geworden en [appellant 3] moest afstromen naar mavo-3.
6.4.
Met deze onderbouwing hebben [appellanten] . niet aannemelijk gemaakt dat [appellant 3] geen twee jaar studievertraging zou hebben opgelopen en binnen zes jaar zijn vwo diploma zou hebben behaald, indien de school eerder een ontwikkelingsperspectief had opgesteld, [appellant 3] niet voor de duur van 12 weken het onderwijs had ontzegd en [appellant 3] passend onderwijs had geboden. Redengevend daarvoor acht het hof ten eerste dat uit de weergave van de feiten volgt dat [appellant 3] op het Maimonides vanaf klas 3hv ‘door een moeilijke periode van zijn leven ging, waarbij zijn schoolwerk niet de aandacht kon krijgen die wel nodig is voor het behalen van een vwo diploma’, zoals de rechtbank in het bestreden vonnis treffend heeft overwogen. Duidelijk is dat [appellant 3] een groot motivatie-tekort had, dat de school dat op allerlei manieren heeft proberen te adresseren, maar dat [appellant 3] voor die interventies niet gevoelig bleek. Waarom [appellant 3] bij het tijdig opstellen van een OPP of als hij gedurende de twaalf weken waarin hem onderwijs is ontzegd wel op school had mogen zijn en bij andere interventies van de school dan wel zijn motivatieproblemen had kunnen overwinnen is onvoldoende uitgelegd. Uit wat er na [appellant 3] tijd op het Maimonides gebeurd is blijkt het niet. Uit de weergave van de feiten blijkt dat [appellant 3] niet de wens had om na het Maimonides (alsnog) een VWO diploma te behalen. Op het [bedrijf] is dat helaas ook niet gelukt. JBO heeft in dit verband
onweersproken betoogd dat uit de overlegde cijferlijst van het [bedrijf] volgt dat [appellant 3] op de 5 vakken die werden aangeboden, zowel op 6 vwo niveau als op 5 havo niveau onvoldoende scoorde.
Evenmin hebben [appellanten] . voldoende concreet toegelicht dat en hoe het eerder opstellen van het ontwikkelingsperspectief had voorkomen dat [appellant 3] had hoeven afstromen naar 3 mavo. Gesteld noch gebleken is immers wat er dan in het eerder op te stellen ontwikkelingsperspectief had moeten staan dat anders zou zijn geweest dan wat de school ook daadwerkelijk heeft geprobeerd en waarom die maatregelen dan wel tot het overwinnen van de problemen van [appellant 3] en het alsnog (binnen zes jaar) behalen van het vwo diploma zouden hebben geleid.
Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het missen van de 12 weken onderwijs in het tweede jaar dat [appellant 3] in 4 hv zat van doorslaggevende invloed is geweest op het verloop van de schoolcarrière van [appellant 3] op het Maimonides. Uit het dossier volgt immers dat [appellant 3] op dat moment al een grote achterstand in kennis had opgelopen en hij uit het bijwonen van de lessen in die periode geen voordelen wist te behalen. De motivatieproblemen dateren ook van voor deze 12 weken.
Tot slot is niet aannemelijk gemaakt dat [appellant 3] door toedoen van het Maimonides beschadigd of getraumatiseerd is geraakt, waardoor een havo/vwo diploma niet haalbaar zou zijn.
6.5.
[appellanten] . betogen ook dat de kosten gemaakt voor [naam 10] niet gemaakt zouden zijn als de school wel aan haar verplichtingen had voldaan. [appellanten] . hebben echter onvoldoende concreet gemaakt waarom andere ingrepen van de school begeleiding door [naam 10] zouden hebben voorkomen. Hoewel daartoe op de zitting van het hof herhaaldelijk uitgenodigd, hebben [appellanten] . niet duidelijk kunnen maken welke concrete maatregelen de school - in aanvulling op de door de ouders ingeschakelde begeleiding door [naam 10] - had moeten nemen. Waarom dat tot een ander resultaat zou hebben geleid is daarmee ook onvoldoende toegelicht. Hierbij is nog van belang dat als niet weersproken is komen vast te staan dat van de school niet verwacht mocht worden dat zij aan [appellant 3] één-op-éen begeleiding (zoals [naam 10] heeft verzorgd) zou bieden (en/of deze kosten voor haar rekening zou nemen).
6.6.
Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval de leer van de kansschade toe te passen, omdat niet is komen vast te staan dat er tussen het verlies van de kans op een betere schoolprestatie en de beweerdelijke tekortkomingen van het Maimonides een concidicio sine qua non-verband bestaat.
6.7.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [appellanten] . onvoldoende feiten en omstandigheden hebben gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de gestelde studievertraging van [appellant 3] en de gestelde schade door het niveauverschil tussen vmbo enerzijds en havo/vwo anderzijds en de door hen gemaakte kosten voor [naam 10] in causaal verband staan tot enige door hen gestelde schending van de zorgplicht. Hun vordering tot schadevergoeding strandt hierop.
6.8.
Bij bespreking van de grief van [appellanten] . gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank hebben [appellanten] . geen belang, omdat het hof de feiten zelf opnieuw heeft vastgesteld met inachtneming van de bezwaren van [appellanten] .
Slotsom, kosten en bewijsaanbod
6.9.
Het hoger beroep heeft geen succes. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Het hof ziet geen aanleiding om [appellanten] . toe te laten tot bewijslevering, omdat zij geen bewijs hebben aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. [appellanten] . zijn in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van JBO als volgt vast:
- griffierecht € 798
- salaris advocaat € 2.428 (tarief II x 2 punten)
Totaal € 3.226

7.Beslissing

Het hof:
7.1.
bekrachtigt het bestreden vonnis;
7.2.
veroordeelt [appellanten] . in de proceskosten in hoger beroep, tot nu vastgesteld op € 3.226;
7.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. de Stigter, M.S.A. van Dam en E.C. Oosterbaan en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 december 2025.