ECLI:NL:GHAMS:2025:3397

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
200.353.615/01 en 200.353.616/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding, kinder- en partneralimentatie, en verdeling van onroerende zaken in Marokko

In deze zaak gaat het om de echtscheiding tussen partijen, de vaststelling van kinder- en partneralimentatie, en de verdeling van onroerende zaken in Marokko. De rechtbank Amsterdam heeft op 23 januari 2025 de echtscheiding uitgesproken, maar het verzoek van de vrouw tot vaststelling van alimentatie afgewezen. De vrouw is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De man heeft in reactie hierop een incidenteel hoger beroep ingediend. Het hof heeft op 9 december 2025 geoordeeld dat de echtscheiding op goede gronden is uitgesproken en dat de man geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. Wat betreft de verdeling van de onroerende zaken in Marokko, heeft het hof zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot reële executie van de verkoop van deze onroerende goederen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank op het punt van de schulden en de wijze van verdeling van de onroerende zaken vernietigd en bepaald dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de schulden. De vrouw moet de helft van de taxatiekosten aan de man voldoen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.353.615/01 en 200.353.616/01
zaaknummers rechtbank: C/13/741260 / FA RK 23-7070 en C/13/757797 / FA RK 24-6814
beschikking van de meervoudige kamer van 9 december 2025 in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. O. Asscher te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de echtscheiding, de kinder- en partneralimentatie en de verdeling.
1.2
De rechtbank Amsterdam heeft in een beschikking van 23 januari 2025 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinder- en partneralimentatie afgewezen en de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen van partijen vastgesteld.
De vrouw is het daarmee niet eens en wil dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding, althans dat het verzoek wordt afgewezen. Als de man wel ontvankelijk is dan wenst de vrouw dat alsnog kinder- en partneralimentatie wordt vastgesteld. De man wil dat de verzoeken van de vrouw worden afgewezen. Partijen zijn het voorts beiden niet eens met de bestreden beschikking op het punt van de verdeling.
1.3
Het hof is van oordeel dat de echtscheiding op goede gronden is uitgesproken en dat de man geen draagkracht heeft om partner- en kinderalimentatie te betalen. Wat betreft de verdeling van de onroerende zaken in Marokko zal het hof een eigen ‘spoorboekje’ geven.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 17 april 2025 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2025 (hierna: de bestreden beschikking), hersteld bij beschikking van 12 maart 2025 (hierna: de herstelbeschikking).
2.2
De man heeft op 19 mei 2025 een verweerschrift met daarin ook een incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft geen verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- het bericht aan de zijde van de man van 18 september 2025 met producties;
- het bericht aan de zijde van de vrouw van 29 september 2025 met een productie.
2.5
De zitting heeft op 2 oktober 2025 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig partijen, de vrouw bijgestaan door haar advocaat en H. Ball-Ponne, tolk Arabisch-Marokkaans, de man bijgestaan door zijn advocaat.
De advocaat van de vrouw heeft op de zitting een pleitnotitie overgelegd.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 1997 te [plaats B] , Marokko, met elkaar gehuwd.
3.2
Partijen hebben beiden de Marokkaanse nationaliteit.
3.3
Partijen zijn de ouders van de navolgende, thans jongmeerderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2007 te [plaats A] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking de echtscheiding tussen partijen uitgesproken, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinder- en partneralimentatie afgewezen en de verdeling van de ontbonden gemeenschap van goederen van partijen vastgesteld, voor zover hier van belang en na aanpassing conform de herstelbeschikking, als volgt:
- “
“ieder van partijen is voor de helft draagplichtig voor de schulden aanwezig op de peildatum met uitzondering van de schulden verbonden aan de onderneming van de man;
De rechtbank gelast de navolgende wijze van verdeling van de grond en wat daarop stond ten tijde van de peildatum in Marokko:
-
de man dient binnen twee weken na afgifte van deze beschikking schriftelijk drie erkende
makelaars aan de vrouw te noemen, waarvan de vrouw er binnen één week daarna schriftelijk één uitkiest. Deze makelaar wordt belast met de taxatie van het stuk grond en wat daarop stond ten tijde van de peildatum. Indien de man niet binnen de termijn drie makelaars voorstelt, is de vrouw gerechtigd zelf een makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de vrouw niet binnen één week uit de drie voorgestelde makelaars een keuze maakt, is de man gerechtigd om zelf een van de drie makelaars uit te kiezen;
  • partijen geven binnen 21 dagen na bovenvermelde keuze aan deze makelaar de opdracht om het stuk grond en wat daarop stond ten tijde van de peildatum te taxeren tegen de actuele waarde. Indien slechts een van de partijen binnen deze termijn een opdracht aan de makelaar heeft verstrekt, dan is deze na het verstrijken van de termijn bevoegd om als vertegenwoordiger van de andere partij de opdracht aan de makelaar te verstrekken;
  • ieder van partijen draagt de helft van de kosten van de taxatie;
  • de vrouw dient de helft van de taxatiewaarde, minus eventuele kosten van hypotheek, aan de man te voldoen;
De rechtbank gelast de navolgende wijze van verdeling van het appartement in
Marokko:
  • partijen dienen gezamenlijk opdracht tot verkoop geven aan een makelaar;
  • als partijen het niet eens worden over welke makelaar de verkoop moet
begeleiden, dan dient de man binnen twee week na afgifte van deze beschikking
schriftelijk drie erkende makelaars aan de vrouw te noemen, waarvan de vrouw er
binnen één week daarna schriftelijk één uitkiest. Indien de man niet binnen de
termijn van twee week drie makelaars voorstelt, is de vrouw gerechtigd zelf een
makelaar te kiezen. Indien omgekeerd de man niet binnen één week uit de drie
voorgestelde makelaars een keuze maakt. is de man gerechtigd om zelf een van de
drie makelaars uit te kiezen;
-
partijen zullen dan uiterlijk binnen 21 dagen na de hiervoor genoemde keuze,
gezamenlijk opdracht tot verkoop geven aan de gekozen makelaar:
-
indien partijen niet uiterlijk binnen deze termijn gezamenlijk een verkoopopdracht
hebben gegeven aan de makelaar, is ieder van partijen afzonderlijk bevoegd deze
makelaar - mede als vertegenwoordiger van de ander - opdracht tot verkoop te
geven;
-
partijen zullen in onderling overleg met de makelaar de vraagprijs, die dient te zijn
gebaseerd op de woningmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, bepalen;
-
indien partijen er niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar
in slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te
koop mogen aanbieden tegen een marktconforme vraagprijs:
-
partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met
degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide
partijen de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het niet eens kunnen
worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de
makelaar dit bindend kunnen bepalen;
-
als de verkoopprijs bindend is vastgesteld zijn beide partijen verplicht hun
medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning;
-
na verkoop moet met de verkoopopbrengsten de hypothecaire geldlening(en)
worden afgelost en de aan de verkoop verbonden kosten worden betaald; het
eventuele restant moeten partijen bij helfte delen, dan wel voor zover er een
restschuld ontstaat, moeten zij ieder de helft daarvan dragen.”
Principaal hoger beroep
4.2
De vrouw verzoekt de man niet ontvankelijk te verklaren in zijn inleidend verzoek tot echtscheiding, dan wel zijn verzoek af te wijzen; en indien wordt geoordeeld dat de man wel ontvankelijk is in zijn verzoek, te bepalen dat de man een kinderalimentatie aan de vrouw zal betalen van € 250,- per kind per maand en een partneralimentatie aan de vrouw van € 1.250,- per maand; althans zodanige beslissingen te nemen als het hof juist acht.
Ter zitting heeft het hof aan de orde gesteld dat de vrouw geen verzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft ingediend, maar dat het hof begrijpt dat de vrouw daarnaast verzoekt te bepalen dat het perceel grond te [plaats B] (Marokko) buiten de gemeenschap blijft en ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde wijze van taxatie wenst dat deze omgedraaid wordt in die zin dat de vrouw drie taxateurs voorstelt, waaruit de man er één mag kiezen. De advocaat van de man heeft bevestigd het beroepschrift ook zo te hebben opgevat.
4.3
Voor zover de vrouw een verzoek heeft willen doen met betrekking tot de hypothecaire schuld die is verbonden aan het appartement in [plaats] (Marokko) is het voor het hof onduidelijk gebleven welke beslissing de vrouw precies wenst, zodat het hof hierop verder niet in zal gaan.
4.4
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Incidenteel hoger beroep
4.5
De man verzoekt, na vermindering van zijn verzoek in hoger beroep:
t.a.v. de schulden:
- voor recht te verklaren dat de schulden van partijen in de gemeenschap vallen en te bepalen dat partijen elk voor de helft draagplichtig zijn;
- de vrouw te veroordelen tot betaling aan de man van de helft van de door de man sinds 23 oktober 2023 betaalde bedragen als aflossing op de schulden van partijen;
t.a.v. de woning en het appartement in Marokko:
- de vrouw te veroordelen tot betaling van de helft van de taxatie kosten ter hoogte van 15.000
Marokkaanse Dirham;
- te bepalen dat de woning in [plaats B] en het appartement in [plaats] te Marokko dienen te worden verkocht en dat de verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen dient te worden verdeeld na aflossing van de schulden van partijen in zowel Marokko als Nederland en voldoening van de verkoopkosten alsook verrekening van de door de man gemaakte kosten voor de taxatie van het onroerend goed in Marokko;
- te bepalen dat de verkoop wordt opgestart/verricht door [naam 1] (taxateur) binnen twee weken na de datum van de door het hof af te geven beschikking;
- te bepalen dat indien partijen niet binnen twee weken na datum beschikking erin slagen om
gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de vraagprijs bindend voor partijen vaststelt;
- te bepalen dat de vrouw onvoorwaardelijk dient mee te werken aan het feitelijke verkooptraject, waaronder in ieder geval moet worden verstaan, het onroerend goed in nette staat (ontruimd, bezemschoon en de tuin onderhouden lees gesnoeid, onkruidvrij en grasgemaaid) ter beschikking stellen aan de makelaar, en een eventuele fotograaf, geïnteresseerde kopers en overige activiteiten gericht op de verkoop; het onverhinderd verschaffen van toegang tijdens kantooruren (ma-za van 9 tot 17 uur) tot de woning binnen 24 uur na aanvraag van de makelaar, aan de makelaar en geïnteresseerde kopers op de momenten dat de makelaar dit noodzakelijk en redelijk acht; het zich onthouden van handelingen die de verkoop tegenhouden; het zich voegen naar (bindende) adviezen van de makelaar met in het bijzonder de verkoopprijs en de op te leveren datum; dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-, voor elke inbreuk hierop;
- te bepalen dat indien partijen nadat door een potentiële koper van de woning en het appartement een aanbod wordt gedaan, het binnen drie werkdagen nadat het aanbod is gedaan niet eens kunnen worden over de aanvaardbaarheid van het aanbod, de makelaar bindend adviseert omtrent de verkoopprijs; dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,- voor elke inbreuk hierop;
- te bepalen dat wanneer de verkoopprijs (bindend) is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verkoopovereenkomst en het notariële transport van de woning en het appartement aan de verkoper; dit op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 20.000,-, voor elke inbreuk hierop;
- te bepalen dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten van de verkoop en levering van de woning te dragen;
- de vrouw te bevelen om mee te werken aan de verkoop van het onroerend goed in Marokko, met dien verstande dat door het hof te geven beschikking in de plaatst zal treden van die medewerking (vervangende toestemming), indien de vrouw niet na een aanmaning door de man op verzoek van de alsdan handelden (het hof begrijpt: handelende) notaris meewerkt aan de verkoop van de woning.
4.6
Het verzoek van de man de vrouw te bevelen de woning op het perceel in [plaats B] , Marokko te ontruimen, heeft de man tijdens de zitting ingetrokken, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
4.7
De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man.
4.8
Het hof zal de grieven van partijen in principaal en incidenteel hoger beroep per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Omdat partijen de Marokkaanse nationaliteit hebben, draagt de zaak een internationaal karakter. Partijen hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland, reden waarom de Nederlandse rechter op grond van artikel 3 aanhef en onder a (i) van de verordening Brussel II-ter (Verordening EU nr. 2019/1111) bevoegd is kennis te nemen van het verzoekschrift tot echtscheiding. Op grond van artikel 3, aanhef en onder b van de Alimentatieverordening (Verordening EU nr. 4/2009) is de Nederlandse rechter ook bevoegd van de verzoeken tot vaststelling van de alimentatie kennis te nemen. Gelet op het bepaalde in artikel 5, lid 1 van de Verordening huwelijksvermogensstelsels (Verordening EU nr. 2016/1103) heeft de Nederlandse rechter in beginsel ook rechtsmacht ten aanzien van verzoeken met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen.
Wat betreft de verzoeken die zien op de verdeling van het perceel grond met bebouwing in Marokko en het appartement in Marokko, geldt daarbij het volgende. De man verzoekt onder meer reële executie van de veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de verkoop van de onroerende goederen in Marokko. Hij beoogt daarmee – zo begrijpt het hof - de goederenrechtelijke levering – de eigendomsoverdracht – van beide zaken (aan een derde). Daarmee raakt zijn verzoek een zakelijk recht op onroerende goederen en valt het verzoek binnen het toepassingsbereik van de Verordening Brussel I-bis (PbEU 2012, L351, laatstelijk gewijzigd op 26 november 2014, PbEU 2015, L 54). De vrouw heeft woonplaats in Nederland, zodat op grond van artikel 4, lid 1 van de Verordening I-bis de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is van het verzoek kennis te nemen (art. 24, lid 1 van de Verordening I-bis mist toepassing omdat de onroerende goederen niet in een lidstaat zijn gelegen).
Niettemin moet worden beoordeeld of deze op art 4, lid 1 van de Verordening gebaseerde bevoegdheid wordt beperkt door het algemene volkenrecht (vgl. HvJ EU 25-02-2025, ECLI:EU:C:2025:108, NJ 2025/283 m. nt. C.G. van der Plas). Het gaat hier om reële executie. Daarbij zijn de (vereisten voor) overdracht van onroerende goederen in Marokko en de vermelding van eigendom(swijziging) in register(s) aldaar aan de orde. Aangenomen moet worden dat het beginsel van niet-inmenging meebrengt dat de beslissingsmacht daarover in beginsel bij de bevoegde rechter in Marokko berust. Daarbij komt dat voor rechtsmacht van de Nederlandse rechter ook geen redelijk belang aanwezig is: de onroerende goederen bevinden zich in Marokko en daar zal de eigendomsoverdracht aan een derde dienen plaats te vinden met inachtneming van de daarvoor geldende Marokkaanse regels voor eigendomsoverdracht. De conclusie is dat het hof zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van het verzoek van de man voor zover dit betrekking heeft op de reële executie.
5.2
De rechtbank heeft op de verzoeken tot echtscheiding en vaststelling van de onderhoudsverplichtingen Nederlands recht toegepast. Daartegen is geen grief gericht, zodat ook het hof hiervan zal uitgaan. Dit geldt ook voor het oordeel van de rechtbank dat vanaf de datum van de huwelijksvoltrekking Marokkaans recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen en vanaf 17 december 1999 Nederlands recht van toepassing is geworden. Evenmin is in geschil dat het huwelijksvermogen uitsluitend bestaat uit vermogen opgebouwd na 17 december 1999, zodat Nederlands recht van toepassing is op de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Echtscheiding (grieven 1 en 2 van de vrouw)
Ontvankelijkheid
5.3
De vrouw heeft aangevoerd dat de man niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot echtscheiding omdat geen ouderschapsplan door hem is ingediend.
5.4
Op grond van artikel 815 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient het verzoekschrift tot echtscheiding een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Indien een ouderschapsplan ontbreekt dan kan de rechter besluiten het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
Omdat de kinderen inmiddels meerderjarig zijn, is een ouderschapsplan niet langer een vereiste volgens de wet, zodat de grief van de vrouw op dit punt faalt.
Inhoudelijk
5.5
Op grond van artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de echtscheiding op verzoek van één van de echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam ontwricht is. Een huwelijk is ‘duurzaam ontwricht’ indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
Volgens de vrouw is geen sprake van een duurzame ontwrichting; dit is door de man betwist.
5.6
Het hof stelt vast dat de man ook in hoger beroep volhardt in zijn wens om van de vrouw te scheiden. Hij heeft toegelicht dat hij niet meer met de vrouw kan samenleven. Hij heeft de woning moeten verlaten, heeft geen contact meer met de kinderen en draagt in zijn eentje de schuldenlast van partijen. Er is geen enkele communicatie meer mogelijk tussen partijen.
Naar het oordeel van het hof is dan ook sprake van duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen, zodat het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de echtscheiding zal bekrachtigen.
5.7
Voor zover de man nog heeft betoogd dat sprake is van misbruik van recht door de vrouw omdat zij hoger beroep heeft ingesteld tegen de echtscheiding, gaat het hof daaraan voorbij. De enkele omstandigheid dat de echtscheiding door het hoger beroep later tot stand komt, is onvoldoende om misbruik van recht aan te nemen.
Kinder- en partneralimentatie (grief 5 van de vrouw)
5.8
Het hof is van oordeel dat de rechtbank de verzoeken van de vrouw tot vaststelling van kinder- en partneralimentatie terecht heeft afgewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Kinderalimentatie
5.9
Het hof overweegt dat het verzoek van de vrouw met betrekking tot de kinderalimentatie uitsluitend beoordeeld kan worden voor de periode tot de meerderjarigheid van de kinderen. De kinderen hebben immers ingevolge artikel 1:395b BW bij het bereiken van hun meerderjarigheid een eigen rechtspositie gekregen ten opzichte van de man, waardoor zij zelf een verzoek moeten indienen indien zij een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie wensen van de man. Gesteld noch gebleken is dat zij de vrouw hebben gemachtigd de procedure voor hen te voeren, zodat het hof daarvan niet uitgaat.
5.1
De vrouw heeft uitsluitend gegriefd tegen de draagkracht van de man zodat het hof uitgaat van de door de rechtbank vastgestelde behoefte van de kinderen van € 199,- per kind per maand in 2025. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de vrouw een bijstandsuitkering geniet en geen draagkracht heeft.
5.11
De man is ondernemer en heeft wisselende inkomsten. Uit de door de man overgelegde financiële stukken blijkt dat hij in 2022 een winst uit onderneming genoot van € 13.977,-, in 2023 van € 11.184,- en in 2024 van € 30.155,-. Omdat bij ondernemers het inkomen veelal fluctueert, zo ook bij de man, zal het hof voor het bepalen van het inkomen uitgaan van het gemiddelde inkomen dat de man heeft gehad in de afgelopen drie jaren. Dit komt neer op een gemiddelde winst van € 18.439,- bruto per jaar.
Het hof ziet geen reden uitsluitend uit te gaan van het hogere inkomen in 2024 omdat de man tijdens de zitting onbetwist heeft toegelicht dat hij in 2024 Carpetland als klant heeft gehad, maar dat dit bedrijf onlangs failliet is gegaan. Volgens de man zorgde Carpetland voor 50% van zijn inkomen. De verhoging van het inkomen van de man is dan ook niet van structurele aard gebleken. Anderzijds is er ook geen reden om van een lagere winst uit te gaan, aangezien van de man mag worden verwacht dat hij nieuwe klanten werft.
Dat de man in 2021 een omzet zou hebben gehad van € 65.807,- en in 2022 van € 97.185,32 zoals de vrouw stelt, is niet gebleken. Uit de door de man bij de rechtbank overgelegde fiscale rapporten blijkt immers een netto omzet van € 38.097,- in 2021 en van € 32.836,- in 2022. Bovendien moet niet van de omzet, maar van de winst worden uitgegaan.
Het hof ziet voorts geen enkele aanleiding om aan te nemen dat de man zijn verdiencapaciteit niet volledig zou benutten, zoals de vrouw heeft aangevoerd
.De vrouw heeft haar stelling ook niet onderbouwd.
Uitgaande van een gemiddelde winst van € 18.439,- per jaar en rekening houdend met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling, heeft de man een netto besteedbaar inkomen van € 1.476,- per maand.
5.12
Zoals de rechtbank heeft toegelicht, wordt bij een netto besteedbaar inkomen dat lager is dan € 2.125,- per maand de draagkrachttabel volgens het rapport Alimentatienormen 2025 toegepast om de draagkracht te bepalen. Na toepassing van deze draagkrachttabel heeft de man een draagkracht van € 50,- per maand.
Met de rechtbank is het hof echter van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de aanzienlijke schuldenlast van partijen van € 38.708,-, waarop de man nu al probeert af te lossen en waarvoor hij een schuldsaneringstraject wil aangaan. Deze schulden betreffen vooral belastingschulden. De man heeft onbetwist aangevoerd dat partijen samen hebben geleefd van het geld van de onderneming van de man en niet hebben gereserveerd voor fiscale aanslagen. Naar het oordeel van het hof is sprake van niet vermijdbare en niet verwijtbare schulden, waarmee rekening gehouden moet worden.
Het hof is dan ook van oordeel dat de man onvoldoende draagkracht heeft om kinderalimentatie te kunnen voldoen.
Het hof zal de berekening van de draagkracht van de man aan deze beschikking hechten.
Partneralimentatie
5.13
Uit het voorgaande volgt dat er evenmin draagkracht aanwezig is voor een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie.
Het hof zal de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de alimentatie dan ook bekrachtigen.
Verdeling (grieven 3 en 4 van de vrouw, grieven 1 en 2 van de man)
5.14
Tussen partijen is niet in geschil dat als peildatum voor de omvang van de gemeenschap de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding geldt, te weten 24 oktober 2023, en als peildatum voor de waardering van de bestanddelen ervan de datum van de feitelijke verdeling. Uitzondering hierop zijn de banksaldi en schulden, waarvoor als peildatum eveneens 24 oktober 2023 geldt.
5.15
In hoger beroep gaat het nog om de schulden van partijen, de grond met daarop de woning in [plaats B] , Marokko en het appartement in [plaats] , Marokko.
Schulden
5.16
De man voert aan dat de schuldenlast van partijen voornamelijk is opgebouwd uit belastingschulden voortvloeiende uit zijn onderneming. Partijen hebben geleefd van de bruto winst van het bedrijf van de man en er is niet gereserveerd voor belastingen. De man heeft in de procedure bij de rechtbank verklaard dat hij bereid was de schulden verbonden aan zijn onderneming voor zijn rekening te nemen, maar hij verkeerde in de veronderstelling dat de echtscheiding op korte termijn zou worden ingeschreven, waarna hij de schuldsanering in zou kunnen gaan. Omdat de vrouw weigert mee te werken aan inschrijving van de echtscheiding en de man hierdoor niet de schuldsanering in kan gaan en dieper in de problemen komt, wenst hij dat het hof bepaalt dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor alle schulden, waaronder die verbonden aan de onderneming van de man. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd.
5.17
Het hof overweegt dat in artikel 1:100 lid 2 BW is bepaald, dat voor zover de goederen van de gemeenschap niet toereikend zijn om de schulden van de gemeenschap te voldoen, deze door beide echtgenoten ieder voor een gelijk deel worden gedragen, tenzij uit de eisen van redelijkheid en billijkheid, mede in verband met de aard van de schulden, een andere draagplicht voortvloeit. Van dit laatste is niet gebleken, zodat beide partijen, in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft, draagplichtig zijn voor alle schulden aanwezig op de peildatum 24 oktober 2023. Hieronder vallen ook de schulden verbonden aan de onderneming van de man, omdat de man niet langer bereid is deze voor zijn rekening te nemen. Het hof zal de beschikking van de rechtbank op dit punt dan ook vernietigen en bepalen dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor alle schulden aanwezig op de peildatum. Het hof merkt ten overvloede op, dat de door de man genoemde schuld aan zijn zus na de peildatum is ontstaan, zodat deze schuld uitsluitend voor rekening van de man komt.
5.18
De man verzoekt voorts te bepalen dat de vrouw de helft van de door de man vanaf 23 oktober 2023 (de peildatum) betaalde bedragen als aflossing op de schulden van partijen aan hem dient te voldoen.
Op grond van artikel 1:102 BW blijft ieder van de echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was en is hij voor andere gemeenschapsschulden hoofdelijk met de andere echtgenoot verbonden. Hoofdelijk schuldenaren zijn, ieder voor het gedeelte van de schuld dat hem in de onderlinge verhouding aangaat, verplicht in de schuld en de kosten bij te dragen (artikel 6:10 lid 1 BW). Zodra een echtgenoot meer dan de schuld die hem aangaat voldoet, heeft hij de mogelijkheid van regres (artikel 6:10 lid 2 BW). De man heeft onbetwist aangevoerd dat hij na de peildatum aflossingen heeft verricht op de gemeenschapsschulden, maar het is onduidelijk of de man inmiddels meer dan zijn aandeel heeft afgelost. Om die reden zal het hof bepalen dat de man regres heeft op de vrouw met betrekking tot de door hem betaalde aflossingen op gemeenschapsschulden vanaf 23 oktober 2023 voor zover hij een groter deel aan die schulden heeft voldaan dan met zijn draagplicht overeenstemt.
Perceel met woning in [plaats B] , Marokko
5.19
De vrouw heeft aangevoerd dat het perceel niet in de verdeling had moeten worden betrokken omdat het perceel destijds door de grootvader van de vrouw aan de vrouw is geschonken.
Tijdens de zitting heeft de vrouw verklaard dat haar grootvader het perceel aan de man heeft verkocht. De man heeft het perceel vervolgens op 9 oktober 2023 aan [naam 2] verkocht, [naam 2] heeft het perceel daarna op 16 oktober 2023 aan de vrouw verkocht en de vrouw heeft het perceel uiteindelijk op 22 februari 2024, derhalve na de peildatum, verkocht voor € 8.000,-- aan de heer [naam 3] , haar broer. De man heeft een en ander betwist. Hij heeft op 11 september 2017 het perceel van de grootvader van de vrouw gekocht en de grond staat nog steeds op zijn naam. Als het perceel zou zijn verkocht, dan kan dit ook in Marokko niet zonder medewerking van de man zijn geschied, aldus de man. De man verzoekt te bepalen dat het perceel alsnog wordt verkocht en dat de netto-opbrengst bij helfte tussen partijen wordt verdeeld na aflossing van de schulden van partijen, voldoening van de verkoopkosten en verrekening van de door de man gemaakte taxatiekosten. De man wenst dat daarbij een dwangsom wordt opgelegd en reële executie wordt vastgesteld omdat hij verwacht dat de vrouw aan deze verkoop niet zal meewerken.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Aangezien de stelling van de vrouw dat het perceel door schenking buiten de gemeenschap is gebleven door haar niet is onderbouwd en door de man is betwist, gaat het hof aan deze stelling van de vrouw voorbij. Dit brengt mee dat het perceel in de gemeenschap is gevallen. Partijen hebben wisselende verklaringen afgelegd over de transacties met betrekking tot het perceel. Zowel de verklaring van de vrouw als die van man brengen echter mee dat op de peildatum het perceel in Marokko met daarop een woning tot de gemeenschap van partijen behoorde. Het is voor het hof niet vast te stellen of dit perceel na de peildatum door de vrouw is verkocht en geleverd aan haar broer. Immers, hoewel de man een afschrift/uittreksel van de aankoop van het perceel in het geding heeft gebracht waaruit volgens hem blijkt dat op 9 november 2025 is bevestigd dat het perceel nog steeds zijn eigendom is, kan het hof daaruit niet afleiden of na de aankoop door de man nog sprake is geweest van een verkoop en levering of niet. De vrouw heeft met betrekking tot de verkoop door haar aan haar broer in het geheel geen stukken in het geding gebracht. Het hof zal daarom een beslissing geven voor het geval het perceel wel verkocht en geleverd is dan wel de wijze van verdeling bepalen voor het geval het perceel niet verkocht is.
5.21
De vrouw grieft verder tegen de beslissing van de rechtbank dat de man drie taxateurs mag voorstellen en de vrouw vervolgens daaruit één uitkiest. De vrouw verzoekt te bepalen dat zij zelf een taxateur aanwijst. Zij betwist de onpartijdigheid van de door de man voorgestelde taxateurs.
De man heeft aangevoerd dat hij, na de zitting bij de rechtbank, vooruitlopend op de bestreden beschikking, drie taxateurs aan de vrouw heeft voorgesteld, waarop de vrouw niet heeft gereageerd. Hij heeft toen, conform de bestreden beschikking, zelf een taxateur ingeschakeld, te weten de heer [naam 1] die het perceel heeft gewaardeerd op € 103.599,14.
5.22
Het hof wijst het verzoek van de vrouw dat zij zelf een taxateur mag aanwijzen af, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat de (inmiddels) door de man genoemde taxateurs niet onpartijdig zouden zijn.
De man heeft conform de beschikking van de rechtbank het perceel laten taxeren op € 103.599,14. De vrouw heeft geen gronden genoemd waarom deze taxatie niet juist zou zijn en het hof heeft ook overigens geen reden te twijfelen aan deze waardering, dan wel aan de onpartijdigheid van de heer [naam 1] . Het hof zal daarom bij de wijze van verdeling uitgaan van deze taxatiewaarde en de heer [naam 1] zal opdracht krijgen tot de verkoop van het perceel met daarop de woning (in de situatie dat het nog niet verkocht is). Het hof zal eveneens bepalen dat de vrouw gehouden is de helft van de taxatiekosten aan de man te voldoen.
5.23
Het hof zal de wijze van verkoop van het perceel volgens na te melden spoorboekje bepalen, waarbij het verzoek van de man een dwangsom op te leggen wordt afgewezen. Er bestaat op dit moment onvoldoende aanleiding te veronderstellen dat de vrouw aan de te geven veroordelingen geen uitvoering zal geven.
Appartement in [plaats] , Marokko
5.24
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de vrouw aangevoerd dat zij het appartement in [plaats] (Marokko) onverdeeld wil laten. Indien de vrouw hiermee heeft beoogd een grief aan te dragen in verband met de door de rechtbank vastgestelde wijze van verdeling van het appartement, zal het hof deze vanwege strijd met de twee-conclusieleer als tardief passeren.
5.25
Tussen partijen is niet in geschil dat het appartement in [plaats] , Marokko, tot de gemeenschap behoort en verkocht dient te worden. Ook hier verzoekt de vrouw zelf een taxateur te mogen aanwijzen, welk verzoek het hof afwijst. Het hof verwijst hiervoor naar de overwegingen ten aanzien van het perceel in [plaats B] , Marokko.
De man heeft het appartement eveneens door de heer [naam 1] laten taxeren nadat de vrouw niet reageerde op de door hem voorgestelde taxateurs. Het appartement is getaxeerd op € 63.819,96. De man heeft tijdens de zitting nog laten weten dat er een achterstand in de betaling van de hypotheek is, waardoor de bank dreigt met een executieverkoop. Als partijen zelf willen verkopen dan dienen zij dit met spoed te doen.
5.26
Met betrekking tot het appartement zal het hof bepalen dat dit verkocht dient te worden door de heer [naam 1] volgens na te melden spoorboekje van het hof, waarbij het verzoek van de man om een dwangsom op te leggen wordt afgewezen. Het verzoek om te bepalen dat de vrouw de helft van de door de man betaalde taxatiekosten aan hem dient te voldoen, zal worden toegewezen.
5.27
Een en ander leidt ertoe dat het hof de beschikking van de rechtbank met betrekking tot de wijze van verdeling van het onroerend goed van partijen in Marokko vernietigt en opnieuw rechtdoende de wijze van verdeling van het perceel met daarop de woning in de situatie dat het niet is verkocht zal bepalen alsmede een beslissing zal geven voor de situatie dat het is verkocht en geleverd. Voorts zal het hof de wijze van verdeling van het appartement bepalen, een en ander volgens na te melden spoorboekje.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2025, hersteld bij beschikking van 12 maart 2025, ten aanzien van de bepaling met betrekking tot de schulden van partijen en de wijze van verdeling van het onroerend goed in Marokko, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor alle schulden aanwezig op de peildatum;
bepaalt dat de man regres heeft op de vrouw ten aanzien van de door hem betaalde aflossingen op de gemeenschapsschulden vanaf 23 oktober 2023 voor zover hij een groter deel aan die schulden heeft voldaan dan met zijn draagplicht overeenstemt;
bepaalt dat als het perceel en wat daarop op de peildatum stond in [plaats B] , Marokko inmiddels is verkocht, de vrouw de helft van de taxatiewaarde € 103.599,14, minus de helft van eventuele kosten van hypotheek, aan de man dient te voldoen;
gelast als wijze van verdeling van het perceel en wat daarop op de peildatum stond in [plaats B] , Marokko in de situatie dat dit perceel en wat daarop op de peildatum stond, niet verkocht is:
- het perceel met daarop de woning in [plaats B] , Marokko wordt verkocht en geleverd aan een derde;
- partijen moeten hiertoe binnen twee weken na deze beschikking gezamenlijk opdracht geven tot verkoop aan de heer [naam 1] . Indien partijen niet binnen deze termijn gezamenlijk opdracht hebben gegeven, is ieder van partijen afzonderlijk bevoegd deze makelaar – mede als vertegenwoordiger van de ander – opdracht tot verkoop te geven;
- indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, zal de makelaar de woning te koop mogen aanbieden tegen een door de makelaar bepaalde, volgens hem marktconforme, vraagprijs;
- partijen dienen onvoorwaardelijk mee te werken aan het feitelijke verkooptraject, waaronder in ieder geval moet worden verstaan: het onroerend goed op ieder verzoek ter beschikking te stellen aan de makelaar ten behoeve van de verkoopactiviteiten en het zich onthouden van handelingen die de verkoop (kunnen) tegenhouden;
- partijen zullen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt, indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het binnen drie werkdagen na het aanbod niet eens kunnen worden over de vraag of dit aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit bindend kunnen bepalen;
- wanneer de verkoopprijs bindend is vastgesteld, zijn beide partijen verplicht hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verkoopovereenkomst en aan het notariële transport aan de koper;
- na verkoop en levering van het perceel aan een derde moet de verkoopopbrengst bij helfte tussen partijen worden verdeeld nadat eerst de verkoopkosten zijn voldaan en voor zoveel mogelijk de gemeenschapsschulden van partijen per peildatum zijn afgelost; voor zover na voldoening van de verkoopkosten een restschuld ontstaat moet ieder van partijen de helft daarvan als eigen schuld dragen en betalen;
gelast als wijze van verdeling van het appartement te [plaats] , Marokko:
- bepaalt dat het appartement te [plaats] , Marokko wordt verkocht en geleverd aan een derde;
- bepaalt dat partijen binnen twee weken na deze beschikking gezamenlijk opdracht geven tot verkoop aan de heer [naam 1] en indien partijen niet binnen deze termijn gezamenlijk opdracht hebben gegeven, ieder van partijen afzonderlijk bevoegd is deze makelaar – mede als vertegenwoordiger van de ander – opdracht tot verkoop te geven;
- bepaalt dat indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening erin slagen om gezamenlijk de vraagprijs te bepalen, de makelaar de woning te koop zal aanbieden tegen een door de makelaar bepaalde, volgens hem marktconforme, vraagprijs;
- bepaalt dat partijen onvoorwaardelijk dienen mee te werken aan het feitelijke verkooptraject, waaronder in ieder geval moet worden verstaan: het onroerend goed op ieder verzoek ter beschikking te stellen aan de makelaar ten behoeve van de verkoopactiviteiten en het zich onthouden van handelingen die de verkoop (kunnen) tegenhouden;
- bepaalt dat partijen, in overleg met de makelaar, de verkoopovereenkomst aangaan met degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerend goed markt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, de best mogelijke prijs is. In het geval partijen het binnen drie werkdagen na het aanbod niet eens kunnen worden over de vraag of dit aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar dit bindend kunnen bepalen;
- bepaalt dat wanneer de verkoopprijs bindend is vastgesteld beide partijen verplicht zijn hun medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verkoopovereenkomst en het notariële transport aan de koper;
- bepaalt dat na verkoop en levering van het appartement aan een derde met de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening wordt afgelost en de met de verkoop samenhangende kosten worden betaald alsmede de gemeenschapsschulden van partijen per peildatum worden afgelost. De restantopbrengst wordt gelijkelijk tussen partijen verdeeld, dan wel, voor zover een restschuld ontstaat na aflossing van de hypotheek en betaling van de met de verkoop gepaard gaande kosten, moet ieder van partijen de helft daarvan als eigen schuld dragen en betalen;
en met betrekking tot beide onroerende zaken:
- bepaalt dat de vrouw de helft van de taxatiekosten ter hoogte van 15.000 Marokkaanse Dirham aan de man dient te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de verzoeken van de man, voor zover die betrekking hebben op reële executie van de veroordeling van de vrouw tot medewerking aan de verkoop van de onroerende goederen in Marokko;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. A.N. van de Beek en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. E.W.K. Bosman als griffier, en is op 9 december 2025 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.