ECLI:NL:GHAMS:2025:3435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2025
Publicatiedatum
17 december 2025
Zaaknummer
23-002111-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 18 december 2025 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2022. In deze ontnemingszaak, met parketnummer 23-002111-22, was het Openbaar Ministerie in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 2.630,54. De rechtbank had de betrokkene vrijgesproken van de feiten die relevant waren voor de beoordeling van deze vordering. Het Openbaar Ministerie ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 6, 20, 21, 27 november en 4 december 2025 heeft het hof de vordering van de advocaten-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank op goede gronden het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard in de ontnemingsvordering.

In het arrest van 18 december 2025 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, waarmee de vrijspraak van de betrokkene in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002111-22 (ontneming)
datum uitspraak: 18 december 2025
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2022 op de vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-995016-21 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
uit anderen hoofde gedetineerd in [PI].

Procesgang

Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op een bedrag van € 2.630,54.
De betrokkene is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2022 vrijgesproken van de feiten die van belang zijn voor de beoordeling van de ontnemingsvordering.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 18 juli 2022 het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 december 2025 vrijgesproken van de feiten die van belang zijn voor de beoordeling van de ontnemingsvordering.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6, 20, 21, 27 november en 4 december 2025 en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waartegen beroep

De rechtbank heeft het Openbaar Ministerie op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof zal het vonnis daarom bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waartegen beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. K.J. Veenstra, mr. L.M.G. de Weerd en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 december 2025.
=========================================================================
[proces-verbaal uitspraak]