ECLI:NL:GHAMS:2025:362

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
200.342.823/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen gerechtsdeurwaarder over onrechtmatige executiemaatregelen en informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van een incassobureau tegen een gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft verschillende verwijten die klaagster aan de gerechtsdeurwaarder heeft gemaakt, waaronder het niet afdragen van gelden, het nemen van onrechtmatige executiemaatregelen in gesloten dossiers, en het weigeren om informatie te verstrekken zolang er openstaande facturen zijn. De gerechtsdeurwaarder had de opdracht gekregen om diverse vorderingen van klaagster te incasseren, maar klaagster stelde dat de gerechtsdeurwaarder niet naar behoren handelde. De kamer voor gerechtsdeurwaarders had de klacht in eerste aanleg gegrond verklaard en een schorsing van twee weken opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder in sommige gevallen terecht heeft gehandeld, vooral gezien de omstandigheden waarin hij zich bevond, zoals het niet informeren door klaagster over betalingen door debiteuren. Het hof heeft geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld en heeft de klacht in al zijn onderdelen ongegrond verklaard. De eerdere beslissing van de kamer is vernietigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.342.823/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/723584 DW RK 22/370
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 februari 2025
inzake
[appellant]
gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde] ,
namens IP Nederland, Incasso & Juristen,
gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.G. Lodewijk.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de incasso van diverse vorderingen die door (de onderneming van) klaagster uit handen zijn gegeven.
Klaagster maakt de gerechtsdeurwaarder verschillende verwijten over de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder invulling heeft gegeven aan zijn opdracht.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 juni 2024 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 24 mei 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:45).
2.2.
Klaagster heeft op 11 september 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 25 november 2024 en 6 december 2024 aanvullende producties bij het hof ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2024. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klaagster is, met berichtgeving vooraf, niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Klaagster exploiteert een incassobureau. Zij heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht gegeven diverse vorderingen van haar cliënten te incasseren.
3.2.
In een dossier dat de gerechtsdeurwaarder van klaagster in behandeling heeft gekregen, heeft hij in mei 2022 loonbeslag gelegd. In juni 2022 is gebleken dat dit beslag ten onrechte was gelegd. Naar aanleiding hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder op 24 juni 2022 per e-mail aan klaagster geschreven, voor zover relevant:

Zoals u weet, is dit dossier al jaren bij ons in behandeling! Wij hebben recent (30 mei 2022) loonbeslag gelegd. Debiteur belt vervolgens met ons kantoor en wat blijkt? U heeft – zonder ons te informeren – rechtstreeks een betalingsregeling getroffen met mevrouw die zij aljaren nakomt. Nooit heeft u melding gemaakt van betalingen door de debiteur. Vanwege het loonbeslag is de privacy van debiteur geschonden. Dit is direct het gevolg van uw handelen en voor de gevolgen waarvan u aansprakelijk bent.
3.3.
Bij e-mail van 29 augustus 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster de toegang ontzegd tot het elektronische portaal waarin klanten van de gerechtsdeurwaarder de stand van zaken in lopende dossiers kunnen raadplegen. Zodra klaagster de openstaande facturen zou hebben voldaan zou de toegang tot het portaal worden gedeblokkeerd.
3.4.
Bij e-mail van 6 september 2022 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder geschreven:

Hierbij geven wij u opdracht om alle dossiers waarin geen lopende beslagen liggen en/of een betalingsregeling is getroffen en de gemaakte executiekosten gedekt zijn met het ontvangen derdengeld, te sluiten.”
3.5.
Hierop heeft de gerechtsdeurwaarder bij e-mail van 6 september 2022 aan klaagster medegedeeld dat klaagster eerst de openstaande facturen diende te voldoen.
3.6.
Op 14 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder vervolgens aan klaagster een e-mailbericht gestuurd waarin staat, voor zover van belang:

Omdat u uw verplichtingen jegens ons niet nakomt en bij herhaling ons niet informeert omtrent rechtstreeks aan u gedane betalingen en andere omstandigheden, vrezen wij dat wij inmiddels te maken hebben met een insolvabele partij.
Wij dienen de belangen van zowel schuldeisers en schuldenaren in ogenschouw te nemen, te wegen en te dienen. Op basis van de thans voorliggende omstandigheden vrezen wij dat de derdengelden die wij eventueel aan u dienen over te maken, de schuldeisers niet gaan bereiken. Deze conclusie wordt gestaafd vanwege het feit dat u slechts kleine declaraties voldoet (verrekenbare BTW) maar de grotere declaraties onbetaald laat.
Wij hebben u tot aankomende vrijdag 12.00 uur gegeven het tegendeel te bewijzen door de vervallen declaraties aan ons te voldoen.
Indien betaling niet heeft plaatsgevonden noodzaakt u ons de gelden die wij onder ons hebben rechtstreeks uit te keren aan de gerechtigde, ofwel de schuldeiser. Wij zullen hiertoe ook direct overgaan na vrijdag 12.00 en geldt - in voorkomende gevallen - voor alle schuldeisers in de respectieve dossiers.
3.7.
Bij e-mail van 23 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster, onder meer, het volgende bericht:

Bijgaand een geactualiseerd overzicht van de openstaande posten. Wij beschouwen u nog immer in verzuim, Zolang u zich niet gedraagt overeenkomstig de overeenkomst en de toepasselijke voorwaarden, blijft het verzuim voortduren en blijven wij een gedeelte van onze dienstverlening opschorten vanwege dit verzuim.”
3.8.
Bij e-mail van 27 september 2022 heeft de gerechtsdeurwaarder een overzicht verstrekt met nog lopende openstaande dossiers die volgens de gerechtsdeurwaarder in aanmerking komen voor afdracht.

4.De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij:
sinds mei 2021 niet de gelden overmaakt conform de aan klaagster verzonden afwikkelingen, maar wel gelden rechtstreeks heeft overgemaakt aan een cliënt van klaagster;
onrechtmatig executiemaatregelen neemt in gesloten dossiers;
weigert de stand van zaken te verstrekken, zolang er facturen openstaan, die klaagster heeft betwist;
weigert te voldoen aan de opdracht van 6 september 2022 om dossiers te sluiten.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht in al zijn onderdelen gegrond verklaard. Aan de gerechtsdeurwaarder is de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken opgelegd. Daarnaast heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld in de proceskosten.
5.2.
Het hof ziet, anders dan de kamer, aanleiding om de klachtonderdelen a, b, c en d afzonderlijk te behandelen.
Klachtonderdeel a: sinds mei 2021 is ten onrechte niets afgedragen
5.3.
Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarder sinds mei 2021 in gebreke is gebleven met de uitbetaling van afdrachten, terwijl door hem in die dossiers wel derdengelden werden vastgehouden. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder gelden rechtstreeks uitbetaald aan een cliënte van klaagster.
5.4.
De gerechtsdeurwaarder heeft als verweer tegen deze klacht het volgende aangevoerd. De 29 afrekeningen die volgens klaagster ten onrechte niet zijn uitbetaald, hebben betrekking op vijf rechthebbenden. Met betrekking tot vier van hen bestond er na verrekening geen aanspraak op een batig saldo. In die dossiers was er dus niets uit te keren. Aan de vijfde rechthebbende is rechtstreeks uitbetaald.
5.5.
Deze rechtstreekse betaling had volgens de gerechtsdeurwaarder de volgende achtergrond. Cliënten van klaagster namen in de loop der tijd steeds vaker contact op met de gerechtsdeurwaarder, omdat zij stelden door klaagster niet geïnformeerd te worden over de vordering die zij uit handen hadden gegeven. Daarnaast bleek uit die contacten dat klaagster met enige regelmaat gelden niet had afgedragen, terwijl de gerechtsdeurwaarder die gelden wel aan klaagster had afgedragen. Debiteuren van cliënten van klaagster betaalden soms rechtstreeks aan klaagster, waarna klaagster die betaling niet doorgaf aan de gerechtsdeurwaarder. Dit ging soms over betalingsregelingen die klaagster met debiteuren had afgesloten, zonder de gerechtsdeurwaarder daarvan in kennis te stellen.
Klaagster betaalde wel kleinere declaraties van de gerechtsdeurwaarder, maar de grotere niet, ook niet in gevallen waarin zo’n declaratie niet werd betwist.
De gerechtsdeurwaarder heeft aan klaagster gemeld dat hij op grond van voormelde omstandigheden de vrees had dat door hem aan klaagster uit te betalen gelden de uiteindelijke cliënten niet zouden bereiken. Hierop heeft klaagster niet gereageerd.
Bij het hiervoor onder 3.6. genoemde e-mailbericht van 14 september 2022 heeft hij aan klaagster aangekondigd dat hij zou overgaan tot rechtstreekse uitbetaling van de derdengelden aan de rechthebbenden als klaagster de vervallen declaraties van de gerechtsdeurwaarder niet zou betalen. Een afschrift van deze aankondiging heeft hij ter informatie aan de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders gestuurd.
Toen de gerechtsdeurwaarder op 16 september 2022 geen reactie van klaagster had ontvangen, is hij in de desbetreffende dossiers vanaf die datum overgegaan tot rechtstreekse betaling aan de cliënte van klaagster. Van het daarbij behorende
e-mailbericht werd klaagster “cc” op de hoogte gehouden.
5.6.
De gerechtsdeurwaarder heeft het voorgaande met name in hoger beroep met diverse stukken onderbouwd. Klaagster heeft de stellingen van de gerechtsdeurwaarder bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders niet weersproken. In hoger beroep heeft zij slechts verwezen naar haar oorspronkelijke klacht. Dat vormt geen valide betwisting van het verweer van de gerechtsdeurwaarder. Het hof moet daarom ervan uitgaan dat het betoog van de gerechtsdeurwaarder klopt en dat in de dossiers van de door hem genoemde vier rechthebbenden geen recht op uitbetaling bestond.
Verder is het hof van oordeel dat het uitgangspunt is dat het uit eigen beweging – dus zonder dat de opdrachtgever daarmee instemt – rechtstreeks afdragen van gelden aan klanten van de opdrachtgever niet past bij een behoorlijk handelende gerechtsdeurwaarder. De hiervoor onder rov. 5.5 vermelde omstandigheden maken echter dat in dit geval ruimte bestaat om af te wijken van dat uitgangspunt. De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat hij niet alleen met de belangen van klaagster als zijn opdrachtgever, maar ook met de belangen van de ‘achterliggende’ partijen (de cliënten van klaagster) rekening moest houden. De gerechtsdeurwaarder heeft voldoende onderbouwd dat er aanleiding was te vrezen dat klaagster in die relatie haar werk niet naar behoren verrichtte. Het hof is daarom van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder op dit onderdeel niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
Klachtonderdeel b: de gerechtsdeurwaarder heeft onrechtmatige executiemaatregelen genomen in gesloten dossiers.
5.7.
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in gesloten dossiers onrechtmatige executiemaatregelen heeft genomen. Zo ontving klaagster een klacht van een schuldenaar die in 2018 zijn vordering al had voldaan, ten laste van wie de gerechtsdeurwaarder in 2022 weer executiemaatregelen heeft getroffen.
5.8.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij met klaagster had afgesproken dat hij de hem overgedragen dossiers zelfstandig zou behandelen; alle opdrachten zijn zonder nadere instructies aan hem verstrekt. Ook gold de afspraak dat een sluiting van het dossier als de vordering niet (volledig) kon worden verhaald, niet definitief was, maar dat dossier van tijd tot tijd werd gecontroleerd op (nieuwe) verhaalsmogelijkheden. Veel dossiers zijn volgens deze werkwijze afgewikkeld. In het portaal was dit ook te zien; achter het dossier stond notabene “heropend”. Dat de kamer deze handelwijze van sluiten en blijvend sluiten als “inconsistent” afdoet, is volgens de gerechtsdeurwaarder niet terecht.
5.9.
De gerechtsdeurwaarder heeft verder aangevoerd dat hij in de zaak van de schuldenaar die in 2018 al had betaald, nooit actie zou hebben ondernomen als hij had geweten dat de vordering al volledig was verhaald. Toen hij dat te horen kreeg, heeft de gerechtsdeurwaarder de gelden direct teruggestort en zijn excuses aangeboden. Klaagster heeft echter zelf schuld aan deze fout, doordat zij de gerechtsdeurwaarder niet heeft geïnformeerd dat de vordering was voldaan. De gerechtsdeurwaarder betoogt dat hij vaker is geconfronteerd met afspraken tussen klaagster en debiteuren die zijn werkzaamheden doorkruisten en waarbij klaagster gelden buiten de portefeuille omleidde, waardoor de executiekosten open bleven staan. Klaagster doet volgens de gerechtsdeurwaarder ten onrechte voorkomen dat hij in diverse dossiers onrechtmatige executiemaatregelen heeft getroffen. Het is slechts in één dossier voorgekomen en dat is met de debiteur toen adequaat opgelost, aldus nog steeds de gerechtsdeurwaarder.
5.10.
Omdat dat onvoldoende gemotiveerd is weersproken neemt het hof aan dat tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder de afspraak gold dat het kantoor van de gerechtsdeurwaarder in het geval de vordering niet volledig was verhaald, de debiteur ook na “sluiting” van het dossier zou blijven volgen. Een en ander blijkt ook uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde e-mailcorrespondentie en declaraties. Hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder inzichtelijk gemaakt dat dossiers die tussentijds werden “gesloten” in verband met een gebrek aan verhaalsmogelijkheden en waarin tussentijds was gedeclareerd, weer werden heropend en verder behandeld als zich nieuwe verhaalsmogelijkheden voordeden. Het komt het hof niet aannemelijk voor dat klaagster met deze werkwijze niet bekend zou zijn geweest. Dat de gerechtsdeurwaarder vervolgens in 2022 in een “gesloten” dossier – naar achteraf blijkt – ten onrechte executiemaatregelen heeft getroffen kan de gerechtsdeurwaarder niet worden aangerekend. Klaagster heeft immers niet weersproken dat de gerechtsdeurwaarder niet op de hoogte was van de betaling aan klaagster. Anders dan de kamer is het hof daarom van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel c: de gerechtsdeurwaarder weigert de stand van zaken te verstrekken zolang er (betwiste) facturen openstaan.
5.11.
De gerechtsdeurwaarder voert aan dat hij in verband met betalingsachterstanden van klaagster een deel van zijn dienstverlening heeft opgeschort door klaagster geen toegang meer te verschaffen tot zijn digitale portaal. Hij heeft dit ook van tevoren aangekondigd. Op grond van de algemene voorwaarden was hij hiertoe gerechtigd, aldus de gerechtsdeurwaarder. Deze maatregel heeft tijdelijk geholpen, want klaagster ging (beperkt) over tot betaling van zijn declaraties. De gerechtsdeurwaarder heeft voor deze maatregel gekozen omdat die het minst belastend was voor alle betrokkenen. De kosten van het portaal zijn fors. In geval van betaalverzuim is de gerechtsdeurwaarder gerechtigd om van zijn wettelijke opschortingsbevoegdheid gebruik te maken. Anders dan de kamer ten onrechte heeft aangenomen is klaagster overigens bij voortduring geïnformeerd over de stand van zaken indien het kantoor van de gerechtsdeurwaarder dit in een specifiek dossier nodig vond. Ook op haar eigen verzoek kreeg klaagster in specifieke dossiers informatie buiten het portaal om. Zij kon alleen geen gebruik meer maken van het digitale platform.
5.12.
Klaagster heeft niet betwist dat zij een betalingsachterstand heeft en ook niet dat zij weliswaar geen toegang meer had tot het digitale portaal, maar nog steeds, al dan niet op verzoek, geïnformeerd werd over de ontwikkelingen in specifieke dossiers. Het hof is van oordeel dat als gevolg van de betalingsachterstand van klaagster de gerechtsdeurwaarder een dergelijke afgewogen en ook vooraf aangekondigde beperking in zijn dienstverlening heeft mogen doorvoeren. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.
Klachtonderdeel d: de gerechtsdeurwaarder weigert te voldoen aan de opdracht van 6 september 2022 om dossiers te sluiten.
5.13.
Klaagster stelt dat zij de gerechtsdeurwaarder op 6 september 2022 de opdracht heeft gegeven tot sluiting van de dossiers waarin geen beslag liep of waarin de eerder genomen executiemaatregelen zijn verhaald met ontvangen betalingen. Desondanks heeft de gerechtsdeurwaarder daarna nog executiemaatregelen genomen.
5.14.
De gerechtsdeurwaarder heeft daartegen aangevoerd dat hij uitsluitend werkzaamheden heeft verricht zoals hij met klaagster was overeengekomen. Hij heeft klaagster verzocht haar klacht met voorbeelden te onderbouwen, zodat hij daarop zou kunnen reageren.
5.15.
In eerste aanleg heeft klaagster uitsluitend het voorbeeld genoemd dat hiervoor onder klachtonderdeel b is beoordeeld. Zij is niet op het verweer van de gerechtsdeurwaarder ingegaan. Ook in hoger beroep heeft klaagster haar klacht niet nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel is daarom eveneens ongegrond.
5.16.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder in alle onderdelen ongegrond is. Voor de in eerste aanleg uitgesproken maatregel en kostenveroordeling bestaat dus geen grond. Het hof zal de bestreden beslissing daarom vernietigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L.J. Saarloos, J.C.W. Rang en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025 door de rolraadsheer.