ECLI:NL:GHAMS:2025:444

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
200.290.929/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na bewijslevering in civiele zaak over groepsgeweld

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een schermutseling waarbij meerdere deelnemers gewond zijn geraakt. De appellanten, [appellant 1] en [appellant 2], worden beschuldigd van onrechtmatig handelen jegens de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], in het kader van artikel 6:166 BW. De zaak is complex, met getuigenverklaringen die uiteenlopende versies van de gebeurtenissen geven. Het hof heeft eerder een tussenarrest uitgesproken waarin bewijslevering is gelast. Na het horen van getuigen en het indienen van akten door beide partijen, concludeert het hof dat de vorderingen van de geïntimeerden niet zijn bewezen. Het hof oordeelt dat de appellanten niet onrechtmatig hebben gehandeld en dat hun betrokkenheid bij de schermutseling niet kan worden aangemerkt als groepsgeweld in de zin van de wet. De vorderingen van de geïntimeerden worden afgewezen, en het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter. De geïntimeerden worden veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.290.929/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 8450607 \ CV EXPL 20-3340
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 februari 2025
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonende te [plaats] ,
2. [appellant 2] ,
wonende te [plaats] ,
appellanten in principaal appel,
geïntimeerden in incidenteel appel,
advocaat: mr. R. van den Berg te Haarlem,
tegen
1. [geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
wonende te [plaats] ,
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
advocaat: mr. C.L. Mens te Hoofddorp .
Partijen worden hierna [appellanten 1] en [geïntimeerden] genoemd. Elk afzonderlijk worden alle partijen bij hun enkele achternaam genoemd.

1.De zaak in het kort

Vast staat dat een schermutseling heeft plaatsgevonden, maar het is de vraag of [appellanten 1] op [datum] in groepsverband onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde 1] in de zin van art. 6:166 BW. Daarnaast is in geschil of [appellanten 1] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde 2] als minderjarige zoon van [geïntimeerde 1] die aanwezig was bij de vechtpartij. Nadat getuigen zijn gehoord komt het hof tot afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] .

2.Verder verloop van het geding

In deze zaak heeft het hof op 27 december 2022 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest. In dat arrest is een bewijsopdracht gegeven.
Ingevolge het tussenarrest hebben [geïntimeerden] op 3 april 2023 vier getuigen doen horen, waarna [geïntimeerden] op 25 september 2023 nog één en [appellanten 1] vier getuigen hebben doen horen.
De van de getuigenverhoren opgemaakte processen-verbaal zijn bij de gedingstukken gevoegd.
[geïntimeerde 2] heeft een incidentele akte tot voeging ingediend en [appellanten 1] hebben een antwoordakte in het incident ingediend.
Op 19 december 2023 is een rolbeslissing genomen. Vervolgens zijn door [geïntimeerde 2] , in verband met zijn inmiddels bereikte meerderjarigheid, aktes tot schorsing en hervatting genomen, waarmee [appellanten 1] hebben ingestemd. Sindsdien treedt [geïntimeerde 1] niet langer op als wettelijk vertegenwoordiger van [geïntimeerde 2] , maar treedt [geïntimeerde 2] als partij in de procedure op ( [geïntimeerde 1] treedt nog wel pro se, dus namens zichzelf, op). Met deze wijziging is in de kop van dit arrest reeds rekening gehouden.
[geïntimeerden] hebben een memorie na enquête genomen, met producties.
[appellanten 1] hebben eveneens een memorie na enquête met producties genomen.
Vervolgens hebben partijen bij akte op elkaars laatste memorie gereageerd en wederom arrest gevraagd.

3.Verdere beoordeling

inleidend
3.1
Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde 1] niet per ambulance naar het ziekenhuis is gebracht, maar door haar dochter. In het tussenarrest is in rov 2.2 het woord “niet” weggevallen; die vergissing wordt bij deze hersteld.
3.2
[appellanten 1] hebben verzocht consequenties te verbinden aan de omstandigheid dat [geïntimeerden] een van de getuigen zouden hebben geprobeerd om te kopen. [geïntimeerden] hebben verzocht consequenties te verbinden aan het niet in het geding brengen van video-opnames van het incident en, kennelijk, ook aan de omstandigheid dat [appellanten 1] een andere getuige geld geboden zouden hebben om een verklaring af te leggen.
Het hof wijst deze verzoeken af. Dat [appellanten 1] opzettelijk videobeelden achterhouden is niet aannemelijk geworden. Evenmin is aannemelijk geworden dat één van partijen een getuige heeft omgekocht. De getuige [naam 1] is niet verschenen en vervolgens niet gedagvaard en evenmin is een bevel medebrenging gevraagd. [naam 2] heeft onder ede verklaard dat zij bij het incident aanwezig was en niet op vakantie, en het is gelet op de situatie ter plaatse verklaarbaar dat sommige aanwezigen haar toen niet gezien hebben. Voor zover een van partijen al heeft geprobeerd om getuigen om te kopen of tegen haar zin te verschijnen betreft dat kennelijk mislukte pogingen. De getuigenverklaringen zullen hierna gewogen worden.
bewijs
3.3
Bij het tussenarrest zijn [geïntimeerden] toegelaten tot het bewijs van hun stellingen omtrent de toedracht van het incident op [datum] te [plaats] . Het gaat dan om hun stellingen dat [geïntimeerde 2] (in het tussenarrest aangeduid met zijn voornaam [geïntimeerde 2] ) per ongeluk een bal tegen een ander kind had aangeschopt, waarna [naam 3] hem door elkaar geschud heeft en [geïntimeerde 1] haar zoon te hulp is geschoten, dat [naam 3] [geïntimeerde 1] heeft geduwd, [geïntimeerde 1] heeft teruggeduwd en daarop door vier personen werd mishandeld en dat [naam 4] [geïntimeerde 2] vast hield. Verder is beslist dat [appellant 1] en [appellant 2] de contra-enquête kunnen benutten voor bewijslevering in het kader van hun beroep op een rechtvaardigingsgrond.
3.4
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht hebben [geïntimeerden] naast zichzelf als partijgetuigen drie getuigen doen horen, te weten [naam 5] , [naam 6] en [naam 2] . [appellanten 1] hebben naast zichzelf doen horen [naam 7] en [naam 8] . [naam 4] en [naam 3] zijn niet opgeroepen.
De getuigen (die hierna met hun enkele achternaam worden aangeduid) hebben, voor zover van belang, het volgende verklaard.
[geïntimeerde 1]
Ik herinner mij het voorval nog heel goed, ik zal nooit vergeten wat er is gebeurd op [datum] . Het was die dag mooi weer, mijn dochter zou komen met de kleinkinderen. Ze is gekomen zo rond 17:00/17:30 uur. Ik liep met mijn kleinkinderen op straat, wij zochten mijn zoon [geïntimeerde 2] (…). Ik zag een jongen op de fiets die in de buurt woont, [naam 6] , hij zei kom kijken [geïntimeerde 2] wordt lastig gevallen. Ik ging naar het groepje toe. Ik zag dat de kinderen stonden te kijken en dat mevrouw [naam 3] , [geïntimeerde 2] door elkaar schudde. Ik liep er naartoe, ik stond ongeveer op 1 meter of wat minder afstand van mevrouw [naam 3] . Ik was geschrokken en ik vroeg wat is er gebeurd. Ik rook dat ze alcohol gedronken had. Zij kwam dichter naar mij toe alsof ze wilde zeggen wat moet je, maar ze zei niks. Toen duwde ze mij. Haar man [naam 4] kwam er ook bij, ik rook dat hij ook gedronken had. Toen mevrouw [naam 3] mij duwde ben ik niet gevallen. Voordat ik terug kon duwen sloeg mevrouw [appellant 1] , die hier in de zaal is, mij met de vuist in mijn gezicht. Dat was het moment dat [naam 4] erbij kwam, hij sloeg ook. [appellant 2] hielp hun allebei. Ze hebben me toen met z’n vieren geslagen. [appellant 2] heeft mij geschopt en mevrouw [naam 3] trok aan mijn haar. Op een gegeven moment ben ik op de grond gevallen. Ik werd nog steeds geschopt. [naam 3] probeerde mij te wurgen en ik heb haar in haar vinger gebeten. Ik heb [appellant 2] niet gebeten. (…)
[naam 9] toont mij de aangifte, ik herken mijn handtekening daaronder. Ik heb geen haar van mevrouw [appellant 1] in mijn hand gehad, ik heb niet aan haar haar getrokken, ik heb haar ook geen duw gegeven. Ze is niet op de grond gevallen, ze is gewoon op haar benen blijven staan. Ik heb haar en [appellant 2] wel zien aan komen, zij woonden een stukje verderop. Mij wordt gevraagd naar [naam 10] (...) die vrouw ken ik goed. Zij had heel aardig [geïntimeerde 2] mee naar huis genomen. Het klopt niet dat ik haar iets heb aangeboden als zij een gunstige verklaring zou afleggen. (…)
Ik heb na het incident met [geïntimeerde 2] gesproken. Hij vertelde dat de aanleiding was, het spelen met de bal. Hij had geen stok of staaf gehad en die heb ik ook niet bij hem gezien. [geïntimeerde 2] en mijn dochter waren er bij het hele incident bij en ik hoorde ze huilen en roepen dat ze me niet moesten slaan en dat ze op moesten houden. (…) In mijn idee is het incident pas echt uit de hand gelopen toen [appellant 1] en [appellant 2] erbij kwamen. Ik heb helemaal niet gemerkt dat [appellant 2] , [naam 3] of [appellant 1] en mij uit elkaar wilde halen. (…)
[naam 5]
(…)
Ik was in de middag naar mijn moeder gekomen met de kinderen. Mijn kinderen wilden met mijn broertje [geïntimeerde 2] spelen en ik ging met mijn moeder naar buiten om [geïntimeerde 2] te zoeken. (…) Ik zag dat er een vrouw stond te schreeuwen tegen mijn broertje bij het speeltuintje. Wij zijn daar naartoe gelopen en mijn moeder heeft die vrouw gevraagd wat is er aan de hand. Ik weet dat die vrouw daar in de buurt woont maar ik weet niet hoe ze heet. Die vrouw zei dat moet je aan je zoon vragen. Mijn moeder zei ik wil het van jou horen. Die vrouw stond toen dichtbij mijn moeder en maakte een dreigende indruk. Zij duwde mijn moeder en mijn moeder duwde haar van zich af. Er kwam toen een man bij en vlak daarachter aan nog een man en een vrouw. Ik zie hier in de zaal mevrouw [appellant 1] en meneer [appellant 2] en ik herken die twee mensen als degenen die daar toen aankwamen. Hun namen kende ik niet maar ik had ze in de buurt vaker gezien. Die drie mensen zijn toen allemaal begonnen mijn moeder te slaan, aan haar haren te trekken en te schoppen. Ik kan mij niet meer precies herinneren wie wat deed. Zij hebben mijn moeder op de grond gegooid. Ze gebruikte haar als een soort kickbokszak. Ik had het idee alsof zij mijn moeder aan het vermoorden waren en ik liep er naartoe om die eerste vrouw van mijn moeder af te trekken. Toen heeft [appellant 2] mijn armen vastgehouden, ik bedoel daarmee de man die ik hier in de zaal zie. Het was niet zo dat hij probeerde om mensen uit elkaar te halen met woorden of op een andere manier, hij nam deel aan het gevecht totdat hij mijn armen vasthield. Mijn moeder probeerde zich te verdedigen. Het kan best zijn dat zij aan iemands haren heeft getrokken maar dat weet ik niet precies. Ik denk dat ze die eerste vrouw wel gebeten heeft. Zij heeft bij geen van de mannen iets gedaan, ook niet gebeten. Het gevecht ging door totdat de politie kwam. Mevrouw [appellant 1] is niet op de grond gevallen zij stond te lachen. (…)
[geïntimeerde 2]
Ik herinner mij [datum] nog goed. Ik was de hele dag aan het voetballen geweest, dat was ongeveer 100 meter van de speeltuin. Ergens tussen 17:00 en 18:00 uur schoot ik de bal per ongeluk tegen [naam 11] die op [nummer] woont. Dat was niet hard. Zijn moeder zag dat en werd boos. Zij pakte mij agressief bij mijn schouders en schudde mij heen en weer. (…)
Mijn moeder kwam van achter aanlopen en vroeg aan de moeder van [naam 11] wat er
gebeurd was. Mijn moeder en de moeder van [naam 11] stonden heel dichtbij elkaar. De
moeder van [naam 11] duwde mijn moeder omdat mijn moeder zei dat ze naar alcohol stonk en mijn moeder duwde haar terug. Toen kwam de vader van [naam 11] die voor het huis stond te kijken erbij, ik weet inmiddels dat hij [naam 4] heet. Die pakte mijn moeder
agressief vast en vroeg wat ze deed. (…) Toen sloeg hij mijn moeder. Daarna kwamen de man en de vrouw die ik hier in de zittingszaal zie erbij. De vrouw, mevrouw [appellant 1] , gaf mijn moeder meteen een klap op het linkeroog. De vader en moeder van [naam 11] sloegen mijn moeder en mijn moeder viel op de grond en kon niks meer doen. De man die hier in de zaal zit schopte mijn moeder toen ze op de grond lag. Toen mijn zus erbij kwam en zei dat ze moesten stoppen en aan de kinderen moesten denken, hield die man mijn zus vast. Dat deed hij hard, hij deed haar pijn, de afdrukken stonden in haar arm. Hij nam toen niet meer aan het gevecht deel. De andere drie schopten en sloegen mijn moeder die op de grond lag. Ik zag mevrouw [appellant 1] naar de zijkant lopen en daar kiezelsteentjes oppakken. Ik heb niet gezien of ze daar iets mee gedaan heeft. Ik vergat nog te vertellen dat [naam 4] mij bij mijn kraag gepakt heeft, me geslagen heeft en hard vastgepakt en vastgehouden omdat ik mijn moeder te hulp wilde komen. Mijn moeder heeft volgens mij niets meer gedaan na die eerste duw. Ik heb niet gezien dat ze aan de haren heeft getrokken of heeft gebeten. Ik heb helemaal niet gezien dat iemand aan iemand anders zijn haar heeft getrokken.(...)
[naam 6] ( [leeftijd 1] )
Ik weet nog wel wat er gebeurd is op [datum] . We waren aan het voetballen (…) Er gebeurde op een gegeven moment iets, ik weet niet precies wat en toen was er een conflict tussen [naam 11] en [geïntimeerde 2] . Ik heb niet gezien dat [geïntimeerde 2] achter mensen aanzat met een ijzeren staaf of zo. [naam 11] ging toen naar zijn ouders toe en ik ging naar de ma van [geïntimeerde 2] om te zeggen dat de moeder van [naam 11] tegen [geïntimeerde 2] aan het schreeuwen was. De moeder van [geïntimeerde 2] kwam de achtertuin uit toen ik haar dat vertelde. Zij ging naar de moeder van [naam 11] toe en de moeder van [naam 11] kwam in de persoonlijke ruimte van mevrouw [geïntimeerde 1] . Mevrouw [geïntimeerde 1] vroeg haar afstand te nemen omdat ze naar alcohol rook. Voordat ik het wist begon het gevecht. Mevrouw [appellant 1] en haar vriend kwamen erbij en mevrouw [appellant 1] trok aan de haren van mevrouw [geïntimeerde 1] . Op een gegeven moment zat mevrouw [appellant 1] op mevrouw [geïntimeerde 1] en toen had mevrouw [appellant 1] een steen met een punt die ze bij de hals van mevrouw [geïntimeerde 1] hield. Die steen was ongeveer zo groot als een appel. De vriend van mevrouw [appellant 1] pakte de dochter van mevrouw [geïntimeerde 1] vast. De man van de moeder van [naam 11] bemoeide zich er ook mee, er werd door iedereen geslagen en geschopt en de politie heeft ze uit elkaar gehaald. Mevrouw [geïntimeerde 1] probeerde weg te komen, ik heb niet gezien dat zij gebeten heeft of aan haren getrokken. (…)
Ik heb gezien dat mevrouw [geïntimeerde 1] tijdens het gevecht een oorbel is verloren. Die was van geelgoud, maar ik kon de vorm niet goed zien. (…)
[naam 2]
Op [datum] tussen ongeveer 17:00 en 17:30, was er een vriendin van mij op
bezoek (…). Mijn vriendin en ik zijn een stukje gaan lopen. In de buurt van de speeltuin hoorde ik veel lawaai. Mijn vriendin en ik zijn daar naar toe gelopen. Ik zag toen [appellant 1] , zij sloeg mevrouw [geïntimeerde 1] en ze trok aan haar haar. Ik zag ook meneer [appellant 2] . Hij hield de dochter van [geïntimeerde 1] vast en hij schopte [geïntimeerde 1] . Er waren ook nog een andere man en een andere vrouw, [naam 12] en [naam 4] . Zij sloegen [geïntimeerde 1] ook, ook met de vuisten. [naam 12] en [naam 4] waren alcohol aan het drinken, ze hadden een blikje bier in de hand. Ik heb [appellant 1] en [appellant 2] niet met alcohol gezien. [geïntimeerde 1] deed niets, zij is op een gegeven moment gevallen. Haar dochter was er ook bij. (…) U zegt mij dat er in de schriftelijke
verklaring meer is opgenomen over het begin van de vechtpartij. Ik blijf bij wat ik
zojuist heb gezegd, dat is de waarheid. U vraagt mij of het kan zijn dat ik een deel
vergeten ben. Dat kan, het is lang geleden en ik kan dingen vergeten zijn.
Mij wordt gevraagd of ik op [datum] op vakantie was. Dat is niet zo. Ik ben rond
die tijd ook niet op vakantie geweest. Ik ken mevrouw [naam 7] niet. Ik heb twee dochters, [naam 13] en [naam 14] , van nu [leeftijd 2] en [leeftijd 3] . Die waren toen niet bevriend met een dochter van [naam 7]. (…)
[appellant 2]
Over het gebeuren op [datum] , heb ik al vaker een verklaring afgelegd. Ik blijf bij mijn verklaring bij de politie. Ik heb die verklaring overigens niet terug gelezen, het kan zijn dat ik me toen meer details kon herinneren dan nu.
Ik kwam die dag aanrijden nadat ik boodschappen had gedaan en ik zag [naam 3] op het
parkeerterrein staan met wat kinderen. Er was toen geen sprake van geschreeuw, ze
stonden daar rustig. Ik ben naar binnen gegaan en [appellant 1] ging even kip afgeven bij [naam 4] , zei ze. Ik hoorde toen een hoop geschreeuw, ik kon niet verstaan wat er gezegd werd. Ik keek uit het raam en ik zag mw [geïntimeerde 1] aan komen lopen en naar [naam 3] toe gaan. Een stukje achter mw [geïntimeerde 1] kwam ook haar dochter aanlopen. Ik zag toen dat [geïntimeerde 1] [naam 3] duwde en dat [appellant 1] er tussen sprong. [naam 4] was er toen ook. Ik kan mij niet herinneren dat [naam 3] [geïntimeerde 1] terug duwde, maar als ik dat bij de politie heb gezegd kan het best. De advocaat van [geïntimeerde 1] hoor ik zeggen dat ik aanvankelijk op de vraag of [naam 3] terugduwde ‘nee’ heb gezegd, het is vijf jaar geleden en we vallen nu over een duwtje. In elk geval sprong [appellant 1] er tussen en er werd aan haar haar getrokken. Ze zijn toen samen op de grond gevallen, [appellant 1] en [geïntimeerde 1] . Ik ben er naar toe gegaan en heb geprobeerd de dames uit elkaar te halen en toen beet [geïntimeerde 1] mij in mijn been. Ik heb nog gezegd dat ze mij niet moest bijten. Het kan zijn dat [appellant 1] [geïntimeerde 1] heeft geraakt toen [geïntimeerde 1] haar aan haar haar trok, [appellant 1] haalde uit en daarmee bedoel ik dat ze met haar armen zwaaide, zoals iedereen in die situatie dat zou doen. Ik heb bij [naam 3] en [naam 4] geen bier of andere alcohol gezien of geroken.
Vervolgens gingen [geïntimeerde 1] en [naam 3] verder en toen is er over en weer geslagen. Ik
kon niet precies zien wie wat deed. (...)
[geïntimeerde 1] en [naam 3] zijn toen weer op de grond beland en toen had [geïntimeerde 1] de vinger van [naam 3] in haar mond. Toen is [naam 15] die toevallig op de
scooter kwam aanrijden, er bij gekomen en heeft geholpen om de dames uit elkaar te
halen en de vinger van [naam 3] uit [geïntimeerde 1] haar mond te halen.
Er waren veel kinderen aanwezig, onder meer de kleinkinderen van [geïntimeerde 1] , de zoon
van [geïntimeerde 1] en de zoon van [naam 3] . De zoon van [naam 2] heb ik in het begin zien
wegfietsen en later zien terugkomen. (…) Mevrouw [naam 2] had ik nog nooit gezien tot vanmorgen, ik heb haar toen niet gezien. Als zij die dag aanwezig was moet ze een stuk verder weg hebben gestaan. De enige volwassenen die ik toen daar gezien heb waren mw [geïntimeerde 1] en haar dochter. [naam 3] en [naam 4] , [appellant 1] en later [naam 15] .
(…) Ik werkte toen in de beveiliging en ik ben nu bij het gevangeniswezen. Ik heb veel opstootjes meegemaakt en ook cursussen gevolgd en zelfs examen afgelegd over observatie. Ik weet dat deelnemers aan opstootjes een hele verschillende interpretatie kunnen hebben, maar in dit geval is wat [geïntimeerde 1] vertelt echt niet wat er gebeurd is, ze is nooit door vier mensen als boksbal gebruikt. Ik accepteer haar verklaring en die van haar dochter wel in de zin dat ze daar aanwezig zijn geweest. (…) Ik heb in de hele situatie niet geslagen en niet geschopt, ik ben alleen tussen beide gekomen om een eind aan de vechtpartij te maken. (…)
[appellant 1]
(…)
Ik kwam met [appellant 2] terug van boodschappen doen en we hadden kip gehaald
voor [naam 4] en [naam 3] . Die ben ik toen gaan brengen en toen ik in hun huis was hoorde ik kabaal. Toen ben ik samen met [naam 4] naar buiten gelopen. [naam 3] stond met de armen over elkaar op de parkeerplaats met een stel kinderen te praten. Ik zag toen dat mw [geïntimeerde 1] vanuit een steegje aan kwam lopen. Ik zag mw [geïntimeerde 1] toen voor het eerst, ik wist niet dat ze daar woonde. Een stukje achter haar aan kwam haar volwassen dochter.
Mw [geïntimeerde 1] kwam met veel bombarie en lawaai aanlopen en ze liep naar [naam 12] [naam 3] toe en gaf haar een duw. [naam 3] duwde terug. Ik ben toen meteen er tussen gesprongen. Ik vind niet dat het kan dat volwassen vrouwen serieus vechten met kinderen er bij. [geïntimeerde 1] greep mij bij mijn haar en ik greep haar bij haar haar en voor dat ik het wist vielen [geïntimeerde 1] en ik op de grond. Ik kan het me niet herinneren, maar het zou zomaar kunnen dat ik haar, toen zij mij bij mijn haar pakte, een dreun gaf omdat ik met mijn armen zwaaide. Nadat wij samen op de grond waren beland, heeft [appellant 2] ons uit elkaar gehaald en mij vastgehouden. Ik heb verder niet meer aan het gevecht deelgenomen. Het gevecht is 7 of 8 parkeerplaatsen verderop verdergegaan tussen [geïntimeerde 1] en [naam 3] (…)
U vraagt mij naar [naam 15] . Die heb ik op een gegeven moment inderdaad gezien, toen had [geïntimeerde 1] de vinger van [naam 3] in haar mond. Ik kan mij niet herinneren waar hij vandaan kwam op de scooter. Mw [naam 2] die hier net als getuige was, heb ik daar niet gezien en ook niet mw [naam 1] , die ik verder niet ken. Er waren geen andere volwassenen dan de mensen die ik genoemd heb. (…)
[naam 7]
(...)
Op [datum] kwam ik terug van Ikea en toen zag ik in de buurt van mijn huis
politie en ambulance. Ik ben toen gaan kijken. Ik heb van de vechtpartij die er geweest
is niets gezien, ik heb daar wel mw [geïntimeerde 1] gezien. Mw [geïntimeerde 1] had een blauw oog en zij maakte zich zorgen dat er iets met haar nieren was. Verder letsel heb ik toen niet
gezien. (…)
Mw [geïntimeerde 1] heeft mij meerdere keren gevraagd of ik voor haar wilde getuigen dat vier mensen haar hadden geslagen. Dat heeft ze ook gevraagd waar mijn man bij was. Ik heb gezegd dat ik dat niet zou doen, omdat ik niets van de vechtpartij had gezien. Ik kan geen verklaring afleggen over iets wat ik niet gezien heb. Zij bleef aandringen en op een gegeven moment heeft [geïntimeerde 1] gezegd dat als ik wilde getuigen zij voor mij een schutting kon maken.
(…) Mw [naam 2] heb ik toen op [datum] niet gezien, dat weet ik zeker. Ik heb wel haar zoon gezien. Mijn dochter [naam 16] , die toen 9 was, heeft tegen mij gezegd dat mw [naam 2] en haar dochters die dag niet in [plaats] waren. Dat heeft ze gezegd omdat bekend was geworden dat [naam 2] als getuige zou komen. Mijn dochter kwam daar zelf mee. Mijn dochter spreekt altijd de waarheid. In die tijd speelde zij met de dochters van mw [naam 2] .
(…)
[naam 15]
Van het gebeuren op [datum] kan ik me niks herinneren. Ik kan mij de verklaring (productie 6 bij conclusie van antwoord) ook niet herinneren, ook niet als u mij een gedeelte voorleest. Mijn geheugen is niet goed, onder meer omdat ik al jaren wiet rook. De advocaat toont mij een ongetekende verklaring. Dat zal niet zomaar op papier staan. Het enige dat ik kan bedenken is dat is ik gemaild heb, want bij de politie moet je tekenen en als ik een brief schrijf teken ik ook. Ik herinner mij niet dat ik die tekst heb opgesteld, maar als dit is wat jullie hebben, dan blijf ik daar bij.
3.5
Over de getuigenverklaringen wordt het volgende opgemerkt. De getuigen die aan de zijde van [geïntimeerden] zijn gehoord zijn, naast [geïntimeerde 1] en haar zoon [geïntimeerde 2] , hun dochter c.q. zuster [naam 5] , een buurvrouw en een minderjarige, [naam 6] . [naam 6] (die overigens niet is beëdigd, maar is aangemaand om de waarheid te zeggen) was destijds erg jong ( [leeftijd 4] of [leeftijd 2] ) en noemt details die in geen enkele andere verklaring terugkomen; dat betekent dat met zijn verklaring zeer terughoudend moet worden omgegaan.
[appellanten 1] hebben zichzelf laten horen en twee getuigen die geen banden met [geïntimeerden] dan wel [appellanten 1] hebben, [naam 15] en [naam 7] . [naam 7] heeft echter niets relevants gezien en [naam 15] kan zich niets herinneren. Hij kan zich ook niet herinneren dat hij eerder een schriftelijke verklaring heeft afgelegd; aan die verklaring, die niet is getekend, komt tegen die achtergrond geen betekenis toe. [appellant 1] en [appellant 2] hebben belang bij de uitkomst van de zaak, maar zijn alleen partijgetuigen in de zin van art.179 lid 4 Rv (oud) voor zover het gaat om het beroep op een rechtvaardigingsgrond waarvan zij de bewijslast dragen.
toetsingskader
3.6
[geïntimeerden] hebben aan hun vorderingen ten grondslag gelegd dat [appellanten 1] tezamen met [naam 3] en [naam 4] onrechtmatig jegens [geïntimeerden] hebben gehandeld en dat ieder van hen op grond van artikel 6:162 BW jo 6:166 BW lid 1 hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. Van deelneming in de zin van artikel 6:166 BW is sprake indien een betrokkene op een of andere manier door zijn gedragingen een bijdrage heeft geleverd aan het geheel van de gedragingen in groepsverband die het gevaar voor toebrenging van schade hebben doen ontstaan. Voorts dient tussen die bijdrage en de bijdragen van andere deelnemers aan die gedragingen een zodanige mate van samenhang te bestaan dat de gedragingen van betrokkene en die anderen als gedragingen in groepsverband kunnen worden aangemerkt. Tenslotte is nodig dat de gezamenlijkheid van het handelen de kans op de schade zoals die zich voordoet verhoogt, en dat de deelnemers deze kans bewust aanvaarden (Hof Amsterdam 15 september 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:3840
).Wie de confrontatie het eerst is aangegaan (wie er is begonnen) is niet doorslaggevend.
bewijswaardering
3.7
Het hof is op basis van het thans beschikbare materiaal van oordeel dat [geïntimeerden] niet in het hun opgedragen bewijs zijn geslaagd. Daarbij zijn naast voormelde getuigenverklaringen meegewogen de eerder ingebrachte schriftelijke verklaringen (behalve die van [naam 15] ), de videobeelden, de geluidsopname en hetgeen vast staat aangaande het letsel. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
3.8
Het beeld dat oprijst uit de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is dat [geïntimeerde 2] ruzie had met een ander kind, dat de moeder van dat kind, [naam 3] , [geïntimeerde 2] daarover aansprak, dat [naam 6] [geïntimeerde 1] heeft gewaarschuwd dat dit aan de gang was en dat [geïntimeerde 1] toen boos naar [naam 3] is toegelopen. Vervolgens is een schermutseling tussen [geïntimeerde 1] , [naam 3] en [naam 4] ontstaan, waarbij over en weer is geschopt en geslagen en [naam 4] op enig moment [geïntimeerde 2] heeft vastgehouden.
[appellant 1] is pas naar [geïntimeerde 1] , [naam 3] en [naam 4] toegelopen toen de schermutseling al bezig was. [appellant 1] heeft zich daarin toen gemengd, zij en [geïntimeerde 1] hebben aan elkaars haar getrokken en [appellant 1] heeft [geïntimeerde 1] met de hand in het gezicht geraakt. [geïntimeerde 1] en [appellant 1] zijn op enig moment op de grond gevallen.
[appellant 2] is nog weer later fysiek betrokken geraakt en heeft [naam 5] en/of [appellant 1] vastgehouden. [geïntimeerde 2] en [naam 2] verklaren dat [appellant 2] [geïntimeerde 1] heeft geschopt toen ze op de grond lag. Zelf verklaart [appellant 2] dat hij [geïntimeerde 1] niet heeft geschopt. Toen [geïntimeerde 1] met [appellant 1] op de grond was gevallen heeft [geïntimeerde 1] hem volgens [appellant 2] in zijn been heeft gebeten. Op de audio-opname is ook iets als ‘niet bijten’ te horen. [geïntimeerde 1] geeft wel toe dat ze [naam 3] heeft gebeten, maar ontkent dat ze [appellant 2] heeft gebeten. Uit de medische stukken aangaande de toestand van [geïntimeerde 1] toen zij in het ziekenhuis was blijkt niet van letsel dat het gevolg zou zijn van schoppen.
3.9
Het gaat hier niet om het louter vaststellen van feiten, want in het licht van de hiervoor onder 3.6 genoemde maatstaf is ook de duiding van het gebeurde van belang en daarmee spelen normatieve elementen een rol.
Het is duidelijk dat er een schermutseling is geweest waarbij meerdere personen betrokken zijn geweest. Het onder 3.8 genoemde samenstel van handelingen van de kant van [naam 3] , [naam 4] , [appellant 1] en [appellant 2] kan door [geïntimeerden] zijn beleefd als een groepsaanval. Dat volstaat echter niet. De gebeurtenissen kunnen, wat betreft de rol van [appellant 1] en [appellant 2] daarin, immers evenzeer worden geduid als interventies om een eind te maken aan een gevecht tussen volwassenen (ouders) in een situatie waarbij diverse kinderen aanwezig waren. Die interventies kunnen in een dergelijk geval niet als onrechtmatig jegens [geïntimeerden] worden aangemerkt. Het gaat dan immers om een rechtmatig doel -beëindiging van het geweld- en een in beginsel proportioneel middel -ongewapende tussenkomst.
[appellant 1] heeft verklaard dat zij met haar handelen de kans op schade, waarvan zij zich bewust was, heeft willen verkleinen. Dat zij geen andere optie zag dan zich fysiek in het gevecht te mengen is aannemelijk en ook te rechtvaardigen; uit de geluidsopname en de verklaringen blijkt dat de gemoederen verhit waren. Tevens staat vast dat zowel [naam 3] als [geïntimeerde 1] gewond zijn geraakt. Dat het optreden van [appellant 1] feitelijk tot een toename van (de kans op) schade heeft geleid en dat zij deze kans bewust heeft aanvaard, blijkt niet uit het bijgebrachte bewijs.
Dat geldt ook voor de interventie van [appellant 2] , die met name heeft bestaan in het vasthouden van personen. Dat hij [geïntimeerde 1] uit eigen beweging zou hebben geschopt kan niet op grond van het aangedragen bewijs worden vastgesteld.
Dat betekent, dat niet is komen vast te staan dat [appellant 1] en [appellant 2] jegens [geïntimeerde 1] aansprakelijk zijn uit hoofde van art. 6:166 BW (en/of art. 6:162 BW).
3.1
Uit het bewijsmateriaal volgt ook niet dat [appellant 1] of [appellant 2] geweld hebben gepleegd tegen [geïntimeerde 2] . Partijen zijn het erover eens dat [naam 4] degene was die [geïntimeerde 2] vast hield. Nog daargelaten of dat vasthouden onder de gegeven omstandigheden als onrechtmatig moet worden gekwalificeerd is er, gelet op de voorgaande overwegingen, geen aanleiding om [appellant 1] en [appellant 2] daarvoor aansprakelijk te achten. Nu niet vaststaat dat jegens [geïntimeerde 1] in strijd met art. 6:162 en/of art. 6:166 BW is gehandeld is ook het blootstellen van [geïntimeerde 2] aan de schermutseling waarbij zijn moeder gewond is geraakt niet onrechtmatig jegens [geïntimeerde 2] . Daarop strandt eveneens de vordering van [geïntimeerde 2] .
conclusie
3.11
Uit het voorgaande blijkt dat niet is komen vast te staan dat [appellanten 1] aansprakelijk zijn jegens [geïntimeerden] en/of [geïntimeerde 2] uit hoofde van art. 6:166 en/of 6:162 BW. Daaruit volgt dat de grieven in principaal appel slagen. Voor verdere individuele behandeling daarvan bestaat geen aanleiding omdat [appellanten 1] daarbij geen belang hebben.
3.12
Omdat [appellanten 1] niet aansprakelijk zijn behoeven zij ook geen schade te vergoeden en doet de hoogte daarvan niet ter zake. Het incidenteel appel faalt dus.
3.13
Het vonnis van de kantonrechter voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen wordt vernietigd en de oorspronkelijke vorderingen jegens [appellanten 1] worden afgewezen. Daarmee ontvalt de rechtsgrond voor eventueel verrichte betalingen op grond van dat vonnis door [appellanten 1] Voor het geval enige betaling door [appellanten 1] aan [geïntimeerden] heeft plaatsgehad zal de vordering tot teruggave daarvan (appeldagvaarding II) toegewezen worden.
3.14
[geïntimeerden] zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties; wat de eerste aanleg betreft gaat het louter dan om de kosten van [appellanten 1] .

3.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af de vordering van [geïntimeerden] jegens [appellanten 1] en veroordeelt [geïntimeerden] tot terugbetaling van enig bedrag dat [appellanten 1] aan hen hebben betaald uit hoofde van het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten 1] begroot op nihil aan verschotten en € 240 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 490,97 aan verschotten en € 2.574 voor salaris en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F. Aalders, P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en M. Kremer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2025.