Uitspraak
Onderzoek van de zaak
5 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep
23 januari 2025, die hierna zullen worden besproken, zijn de procespartijen overeengekomen dat de advocaat-generaal zal vorderen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Hieruit leidt het hof af dat er volgens het openbaar ministerie geen belang meer is in het door hem ingestelde hoger beroep.
Omvang van het hoger beroep
tweede gedachtestreepje); ongeveer € 80.000,00 op 26 augustus 2015 (
derde gedachtestreepje); € 69.380,00 op – het hof begrijpt – 9 september 2015 (
vierde gedachtestreepje); en in ieder geval € 70.000,00 op 12 november 2015 (
vijfde gedachtestreepje). De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag € 150.000,00 op
1 juli 2015 (
eerste gedachtestreepje).
eerste gedachtestreepje) is dit onderdeel van de tenlastelegging in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Procesafspraken
Verdachte is op 8 december 2015 in verzekering en op 11 december 2015 in bewaring gesteld. Op 8 juni 2016 is de voorlopige hechtenis opgeheven. In totaal heeft verdachte 184 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis gezeten. (…) In eerste aanleg was sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Ook in de fase van het hoger beroep is daarvan sprake. De regiezitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2021 en de inhoudelijke behandeling is gepland op 5, 7 en 10 februari 2025 (…) Vanaf november 2024 hebben de (raadsman van) verdachte en het OM – op initiatief van de verdediging – gecorrespondeerd over de mogelijkheid van procesafspraken (…) Het OM beoogt door middel van procesafspraken de behandeling van deze strafzaak – voor alle partijen – zo efficiënt, redelijk en passend mogelijk te maken. Het OM heeft in de aanloop naar onderstaande afspraken nadrukkelijk acht geslagen op de eisen van artikel 6 EVRM”.
- het openbaar ministerie en de verdachte aanvaarden de bewezenverklaring en de kwalificatie daarvan door de rechtbank;
- het openbaar ministerie zal ter terechtzitting een gevangenisstraf vorderen voor de duur van 612 dagen, met aftrek van de dagen die de verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 428 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en de verbeurdverklaring van € 3.000,00 en € 2.100,00;
- het openbaar ministerie zal ter terechtzitting vorderen dat het, gelet op de procesafspraken, niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep;
- de verdachte ziet af van de ingediende en toegewezen onderzoekswensen en dient geen nieuwe onderzoekswensen in;
- de verdediging zal geen verweren voeren, zal geen cassatie instellen en zal het hof vragen een straf op te leggen overeenkomstig de vordering van het openbaar ministerie;
- de verdachte doet afstand van twee telefoons, namelijk goednummer 5099337 (nummer 1 op de beslaglijst) en goednummer 5098810 (nummer 2 op de beslaglijst).
nietkan worden gesteld dat het niet in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak zoals die blijkt uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep. Het hof zal daarom de gemaakte procesafspraken overnemen, met dien verstande dat het doen van afstand van het recht om cassatieberoep in te stellen pas kan plaatsvinden na de uitspraak in deze zaak.
Oplegging van straffen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
612 (zeshonderdtwaalf) dagen.
428 (vierhonderdachtentwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- Geld Euro 3.000,00 (55 x 50; 12 x 20; 1 x 10 euro 5098834)
- Geld Euro 2.100,00 (42 x 50 euro 5098835).