ECLI:NL:GHAMS:2025:607

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
200.327.507/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arbitrale vonnissen wegens strijd met de openbare orde

In deze zaak hebben de eiseressen, [eiser 1] en [eiser 2], de vernietiging gevorderd van twee arbitrale vonnissen die zijn gewezen in een geschil met gedaagde, [gedaagde]. De eiseressen stellen dat de arbitrale vonnissen tot stand zijn gekomen op een wijze die in strijd is met de openbare orde. De zaak betreft een huurovereenkomst die is gesloten op 29 juli 2022, waarbij [eiser 1] en [eiser 2] de woonruimte hebben betrokken. Na een conflict over de staat van de woning en de beëindiging van de overeenkomst, heeft [gedaagde] een arbitrageprocedure gestart. De eiseressen betwisten de geldigheid van de arbitrageovereenkomst en stellen dat de arbiter niet onafhankelijk was. Het hof heeft vastgesteld dat de arbitrale vonnissen zijn gewezen zonder dat de eiseressen de mogelijkheid hebben gehad om hun standpunt te presenteren, en dat er ernstige twijfels bestaan over de onafhankelijkheid van de arbiter. Het hof heeft geoordeeld dat de arbitrale vonnissen in strijd zijn met de openbare orde en heeft deze vernietigd. De kosten van het geding zijn voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.327.507/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 maart 2025
inzake
[eiser 1], en
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats 1] , [plaats 2] ,
eiseressen,
advocaat: mr. C.P. Visser te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde,
advocaat: voorheen mr. A.M. Smetsers te Nijmegen,
thans zonder advocaat.
Eiseressen worden voor zover nodig afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2] genoemd en gezamenlijk aangeduid met [eisers] Gedaagde zal [gedaagde] worden genoemd.

1. De zaak in het kort

Het hof vernietigt twee arbitrale vonnissen omdat deze vonnissen tot stand zijn gekomen op een wijze die in strijd is met de openbare orde.

2. Het verloop van het geding

[eisers] hebben bij dagvaarding van 22 mei 2023 de vernietiging gevorderd van twee arbitrale vonnissen, te weten de Final Award/Judgment of the Tribunal van 24 januari 2023 en de Final Award/Judgment van 22 februari 2023, beide gewezen onder zaaknummer ORV 2001/2023 tussen [gedaagde] als eiser en [eisers] als gedaagden (hierna: de arbitrale vonnissen).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- conclusie van antwoord van [gedaagde] d.d. 5 september 2023, met producties;
- conclusie van repliek van [eisers] d.d. 12 december 2023;
- conclusie van dupliek van [gedaagde] d.d. 6 februari 2024, met producties.
Ter zitting van 23 oktober 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar partijen zijn verschenen. [eisers] werden bijgestaan door mr. Visser voornoemd die het standpunt van zijn cliënten heeft toegelicht aan de hand van schriftelijke aantekeningen die aan het hof en de wederpartij zijn overgelegd. Ten behoeve van de mondelinge behandeling hebben [eisers] ook nog producties 20 en 21 ingebracht. [gedaagde] wiens laatste advocaat zich op 24 juni 2024 heeft onttrokken, heeft ter zitting zelf het woord gevoerd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

3. Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, alsmede op grond van de in zoverre niet bestreden inhoud van overgelegde bewijsstukken, staat het volgende vast.
3.1 [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft op 29 juli 2022 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de door [gedaagde] gehuurde woonruimte aan [straat 1] , [postcode 1] [plaats 3] (hierna: de woonruimte). De intentie van [naam 1] was dat de woonruimte - tegen betaling van een maandelijks bedrag van € 1.700,- aan [gedaagde] - zou dienen als huisvesting voor [naam 2] , dochter van [naam 1] , en [eiser 1] , gedurende de periode dat zij in Nederland zouden studeren. Deze overeenkomst, getiteld
“Temporary Tenancy Agreement For Residential Accommodation”, luidt als volgt, voor zover van belang:

Rented object, designated use
1.1 The landlord ( [gedaagde] ,
hof) will let to the tenant, as the tenant will rent form the landlord, the self-contained residential accommodation (…) residing at
[straat 2] , [postcode 2] [plaats 3] , the Netherlands. (…)
1.2 The rented object is designated for use as residential accommodation only.
(…)
1.4 The tenant enters into this agreement for the benefit of [naam 2] and [eiser 1] (“3P occupiers”), whose details are in Annex 2 ;
(…)
Duration, renewal and termination
3.1 This tenancy agreement has been entered into for an maximum period of two (2) years or less (for self-contained accommodation) to wit 12 months, with effect from 1 Aug 2022 continuing to 31 July 2023 inclusive.
(…)
Payment obligation, payment period
4.5 (…) the total monthly amount due by the tenant will be EUR
1700
In words seventeen hundred euros
(…)
Special provisions
(…)
12.3 In the event of a dispute, the case shall be referred to arbitration in [plaats 4] , the Netherlands, with an arbitrator of landlord’s choosing, applying English law, and the tribunal shall have exclusive jurisdiction. (…)”
3.2 Kort na ondertekening van de overeenkomst deelde [naam 1] mede dat zijn dochter de woonruimte niet zou betrekken. In verband hiermee is [gedaagde] op 1 september 2022 een schriftelijke indeplaatsstelling overeengekomen met [eiser 2] , getiteld
“Novation and substitution agreement”. Krachtens deze overeenkomst is [eiser 2] in de plaats gekomen van [naam 1] . [eiser 2] heeft de overeenkomst gesloten ten behoeve van haar dochter [eiser 1] en [naam 3] (hierna: [naam 3] ). Zij hebben per 1 september 2022 de woonruimte betrokken.
3.3 [eiser 1] en [naam 3] enerzijds en [gedaagde] anderzijds hebben vervolgens op 2 september 2022 een overeenkomst ondertekend, getiteld “
Lodgement Agreement”. Deze overeenkomst luidt als volgt, voor zover van belang:
“Now therefore the parties agree as follows:
1. For the period between 9 Sep 2022 to 31 Jul 2023, the lodgers ( [naam 3] en [eiser 1] ,
hof) may lodge with the occupier ( [gedaagde] ,
hof).
2. The lodgers shall pay no rent to the occupier for the lodging.
3. The occupier shall have the premises as his main place of residence, and as such is permitted at all times to be on the premises, and retain his property there.
4. The lodgers shall do nothing to cause the occupier or the neighbours any nuisance.
5. The lodgers shall do everything possible to maintain the premises in good condition.
6. For the purposes of Dutch law, this agreement conveys no rights to the lodgers for permanent housing, and the arrangement may be terminated at will by either party.
(…)
8. In the event of a dispute, the case shall be referred to international arbitration in [plaats 4] , the Netherlands, with an arbitrator of occupier’s choosing, and the tribunal shall have exclusive jurisdiction. (…)”
3.4 [eiser 1] en [naam 3] hebben de woonruimte in januari 2023 verlaten - naar eigen zeggen - vanwege onder meer een muizenplaag en een verstoorde relatie met [gedaagde] . Hierna heeft [gedaagde] het slot van de woonruimte vervangen.
3.5 Tussen partijen is vervolgens discussie ontstaan over de wijze waarop [eisers] de woonruimte hebben gebruikt en of zij aan [gedaagde] een vergoeding zijn verschuldigd in verband met het voortijdig - dat wil zeggen vóór 31 juli 2023 - verlaten van de woonruimte en de - naar zeggen van [gedaagde] - slechte staat waarin de woonruimte door hem is aangetroffen. In de tussen partijen gevoerde correspondentie heeft [naam 4] (hierna: [naam 4] ), advocaat te [plaats 1] , opgetreden namens [eisers] [gedaagde] claimde dat [eisers] een bedrag van ongeveer € 600.000,- aan hem verschuldigd zijn. In verband hiermee heeft [gedaagde] op 20 januari 2023 een zogenoemde “
Notice of Arbitration” opgesteld waarin staat dat overeenkomstig artikel 12.3 van de hiervoor onder 3.1 weergegeven overeenkomst een arbitrageprocedure wordt gestart jegens [eisers] met als inzet het vorderen van schadevergoeding. De
Notice of Arbitrationluidt voor zover van belang als volgt:
“(…)
3. This dispute principally concern’s Respondent’s ( [eiser 2] ,
hof) breach, and/or threatened breach, of her obligations under a contract entered into on 29 July 2022, and acceded to by the Respondent on 1 September 2022 by way of novation. The breaches known to the Claimant at the moment of this Notice of Arbitration filing include, but may not be limited to:-
a. The Respondent’s premature termination of contract, in breach of the terms of the
contract;
b. The Respondent’s failure to provide proper notice for termination of the contract;
c. The Respondent’s refusal to pay the rest of the payments due under contract;
d. The Respondent’s failure and/or refusal to mitigate her breach of contract;
e. The Respondent’s failure and/or refusal to keep her obligations of confidentiality
under the contract;
f. The Respondent’s failure to keep the premises clean, with the result that the
apartment is now infested with mice.
g. The Respondent’s failure and/or refusal to keep her obligations not to advertise the
property “for rent” without the express approval of the Claimant ( [gedaagde] ,
hof).
(…)
31. This arbitration is initiated pursuant to the arbitration agreement found at clause 12.3 of the contract:-
In the event of a dispute, the case shall be referred to arbitration in [plaats 4] , the Netherlands, with an arbitrator of the [Claimant’s] choosing, applying English law, and the tribunal shall have exclusive jurisdiction.
and clause 11 of the novation agreement:-
In the case of dispute parties shall first try in good faith to amicably resolve all issues. This agreement shall be governed, interpreted and adjudicated by the same laws and forum(s) as set out in the [contract].
(…)
33. As set out in the preceding paragraphs, the seat of the arbitration is in [plaats 4] , the Netherlands.
(…)
35. Considering the fact that English law is to be applied, with all relevant documents being in English (or having been thereto translated) and the Parties all communicated exclusively in English, the language of arbitration shall be in English.
V. THE ARBITRAL TRIBUNAL
36. Clause 12.3 of the contract provides that the Claimant shall name an arbitrator.
37. The Claimant nominates [naam 5] . To the best of Claimant’s knowledge, the arbitrator is independent of the Parties involved in this arbitration. The arbitrator’s personal details are:
Name : [naam 5]
Address : [straat 3] , [postcode 3]
Telephone : [nummer 1]
Email : [mail 1]
(…)
39. The Claimant’s total damages are currently estimated at €220,200.
(…)
41. As a result, the Claimant respectfully request the Arbitral Tribunal to issue an award:-
a. Declaring that the Arbitral Tribunal has jurisdiction to consider the dispute described herein
between the Parties;
b. Declaring that Respondent violated its obligations by breaching the relevant terms of the
contract;
c. Ordering the Respondent to compensate Claimant for the damages and losses suffered as a
result of Respondent’s breaches of the contract, currently estimated to be in the amount of
€200,200;
d. Ordering Respondent to pay all arbitration costs, including Claimant’s legal costs and
expenses; and
e. Ordering payment by Respondent of interest at a rate of 11.5% pursuant to the English
statutory interest on all of the above amounts as of the date these amounts were due, until
the date of their effective payment.
(…)
46. The Notice of Arbitration has been sent to the Respondent through the following means:
Telephone : [nummer 2]
Email : [mail 2]
47. Given the geographic situation of all parties concerned, the Claimant proposes that all
interlocutory hearings shall be done by way of circulations of forms, in other words, purely
by email.
X. IMMEDIATE PROCEDURAL MATTERS
48. The Claimant requests that the nominated arbitrator immediately makes an order for short
timelines, given the Respondent’s clear and unambiguous breaches of the contract. The
Claimant recommends the following timelines:-
a. That the Respondent enters an appearance by 12:00 on Monday, 23 January 2023, if she
wishes to do so.
b. That the Respondent enters a Statement of Defence by 17:00 on Monday, 23 January
2023, if there is any.
c. That the Parties are free to make any interlocutory applications upon the service of this
Notice of Arbitration, save that the Respondent is required to enter an appearance prior
to the application or resistance of any interlocutory application. (…)”
3.6 [eisers] zijn vervolgens geconfronteerd met het arbitraal vonnis van 24 januari 2023. Dit arbitraal vonnis luidt als volgt, voor zover van belang:
“IN THE MATTER OF AN ARBITRATION UNDER AD-HOC RULES
BETWEEN
[gedaagde]
(CLAIMANT)
-AND-
[eiser 2] (KNOWN AS “ [eiser 2] ”)
(RESPONDENT)
ARBITRATION NUMBER ORV 2001/2023
ORDER REGARDING INTERLOCUTORY APPLICATION 002 FOR JUDGMENT/AWARD IN DEFAULT OF APPEARANCE AND AMENDMENT OF CLAIM: FINAL AND INTERLOCUTORY AWARD/JUDGMENT
The Tribunal, noting that Procedural Order 001 issued on 20 January 2023 directed the Respondent to have entered an appearance by the deadline of 12:00 CET on 23 January 2023 if she wishes to contest the claims laid by the Claimant in this arbitration; notes further that the Respondent has not so entered an appearance by or before the deadline; and having regard to all the facts, makes the following orders:
Final Award/Judgment of the Tribunal
1. The Tribunal, constituted under and in accordance with the provisions of the contract of 29 July 2022 and with the novation agreement of 1 September 2022 by choice of the Claimant, has accepted the Terms of Appointment. The Tribunal is thus validly constituted and has jurisdiction over the dispute between the Claimant and Respondent.
2. The Claimant having made his case and the Respondent having failed to appear, the Tribunal is satisfied that the Respondent has breached the relevant terms of the contract and is liable for and award for liquidated damages.
3. Accordingly, the Tribunal grants to the Claimant a final Award for the following sums:
a. 6 months’ periodic payments at €1500 per month, for a total of €9000.
b. 6 months’ advances for utilities at €200 per month, for a total of €1200.
c. €50,000 for each of the two instances of breaches of confidentiality under clause 11.1g of the contract, for a total of € 100,000.
d. And that the Claimant is entitled to statutory interest, that being 8% over the Bank of England’s base rate of 3.5%, the total being 11.5%, to run from the date of this final Award until the moment that the Award/Judgment debt is paid.
The total damages awarded are €110,200 before interest.
Interlocutory Judgment
4. The Claimant having made his case and the Respondent having failed to appear, the Tribunal is satisfied that the Respondent has breached the relevant terms of the contract and is liable for an award for unliquidated damages.
(…)
Amendment of Claim
6. The Claimant has applied to the Tribunal for until 27 January 2023 to submit an amendment of his Claim to include more specificity to the damages he has suffered (…) In view of the ongoing difficulties with communicating with the Respondent which the Claimant is experiencing, and in the Tribunal’s experience in handling these types of cases, the Tribunal expects that this might take more time. Accordingly, Tribunal orders that the time limit for the Claimant to submit the amendment shall be extended to 31 January 2023, with liberty to apply to extend time as required.
[handtekening]
_________________
By order, [naam 7] , for and on behalf of the Tribunal
24 JANUARY 2023”
3.7 Bij brief van 24 januari 2023, gericht aan [naam 5] p/a [mail 1] , heeft [naam 4] , namens [eisers] , onder meer het volgende geschreven:
“(…) Further, you might please furnish us with a copy of your passport and your qualifications together with details of what Tribunal you act for, please provide the full name, address of the Tribunal together with a copy of their Professional Indemnity Insurance. (…)”
3.8 Bij brief van 15 februari 2023 heeft mr. Visser voornoemd, namens [eisers] , aan [gedaagde] het volgende geschreven, voor zover van belang:
“(…) Hierbij verzoek ik u dringend te stoppen met uw correspondentie richting cliënten. U werpt een rookgordijn op, maakt de kwestie onnodig ingewikkeld met een ‘tribunaal’ dat niet bestaat, u legt onterechte claims neer en beschuldigt cliënten valselijk. Dit alles met de intentie om af te leiden van de werkelijkheid en/of om cliënten ertoe te bewegen u (nog meer) geld te betalen. De juridische werkelijkheid is namelijk anders. Ik licht toe.
Einde huurovereenkomst
Margaret heeft de huurovereenkomst tussen u en een derde voor de woning aan [straat 4] te [plaats 3] overgenomen ten behoeve van [eiser 1] als bewoonster. [eiser 1] heeft bovendien met u een ‘logeerovereenkomst’ (‘lodgement’) gesloten. Waarom is mij (nog) onduidelijk, doch in ieder geval heeft [eiser 1] de woning per 3 september 2022 betrokken. De overeenkomsten zijn inmiddels beëindigd, zowel met [eisers] als de heer [naam 10] . (…) Voorts hebben zowel [eiser 1] (per 16 januari 2023) als Holland (per 22 januari 2023) de woning verlaten en beschikt u sindsdien over de woning. (…)
Tribunaal niet rechtsgeldig en non-existent
[eisers] betwist dat het tribunaal en ‘ [naam 7] ’ überhaupt bestaan. Via uitvoerige correspondentie wekt u de indruk dat de kwestie middels arbitrage zal worden beslecht, doch [eisers] vermoedt dat u zelf achter het tribunaal zit. Zowel het tribunaal (geen gegevens) als [naam 7] (geen gegevens) zijn onvindbaar. Op verzoeken van [eisers] om verifieerbare gegevens van zowel het tribunaal als [naam 7] te verstrekken reageert u niet en antwoordt u met nog meer correspondentie. [eisers] is niet gebonden aan arbitrage die non-existent is.
[eisers] betwist bovendien de rechtsgeldigheid van het tribunaal. U beroept zich op artikel 12.3 van de huurovereenkomst en wilt dat de kwestie middels arbitrage via een tribunaal en toepasselijkheid van Engels recht wordt beslecht. Echter, [eisers] stelt dat artikel 12.3 nietig en/of vernietigbaar is. Immers, partijen beroepen zich op een huurovereenkomst van een woonruimte gelegen in [plaats 3] . Zodoende is de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie [plaats 3] bij uitsluiting c.q. exclusief bevoegd. Bovendien gelden dwingendrechtelijke (beschermings-)bepalingen voor huurders van woonruimte, die niet uitgesloten kunnen worden. Los van het voorgaande stelt [eisers] bovendien dat artikel 12.3 naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid buiten toepassing verklaard dient te worden, gezien de inhoud en strekking van die bepaling. In de verhouding tussen partijen, zou u volgens de bepaling als verhuurder volledig bepalen wie arbiter zal worden en de rechtsgang kunnen kiezen en verliest [eisers] iedere vorm van rechtsbescherming. Zodoende beroept [eisers] zich op de nietigheid van artikel 12.3 en/of vernietigt [eisers] (…) artikel 12.3 van de huurovereenkomst. (…) artikel 12.3 van de huurovereenkomst is niet rechtsgeldig.
Concluderend stelt [eisers] dat [eisers] het tribunaal niet erkent en niet gebonden is aan de uitspraken van het tribunaal. Het tribunaal bestaat niet. Bovendien is het beding waar u zich op beroept niet rechtsgeldig. Bij een geschil dienen partijen en zal [eisers] indien nodig, zich wenden tot de Utrechtse kantonrechter. (…)”
3.9 [eisers] hebben hierna het arbitraal vonnis van 22 februari 2023 ontvangen. Dit arbitraal vonnis luidt, voor zover van belang, als volgt:
“IN THE MATTER OF AN ARBITRATION UNDER AD-HOC RULES
BETWEEN
[gedaagde]
(CLAIMANT)
-AND-
[eiser 2] (ALSO KNOWN AS “ [eiser 2] ” OR “MAGS BRENNAN”, (…)
&
[eiser 1] (…)
(RESPONDENTS)
ARBITRATION NUMBER ORV 2001/2023
FINAL AWARD/JUDGMENT

1.Background to the Final Award

Upon the Claimant’s application on 23 Jan 2023 for a judgment or award in default of the Respondent [eiser 2] ’s appearance in this arbitration, this Tribunal made on 24 Jan 2023 a final award/judgment in respect of liquidated damages, and an interlocutory award/judgment in respect of unliquidated damages. (…)
Accordingly, the Tribunal, having regard to all the facts, makes the following award:-

2.Final Award/Judgment of the Tribunal

1. This Tribunal’s Award of 24 Jan 2023 is to be perfected, subsumed and consolidated by this Award, with the damages awarded thereto to be re-stated solely by this Award, to the effect that this Final Award is the definitive award for arbitration number ORV 2001/2023, and the Tribunal’s Award of 24 Jan 2023 may be disregarded to the extent that it touches on liquidated and unliquidated damages. (…)
7. The total damages awarded are €636,772, less the €3000 paid by [eiser 2] to the Claimant as deposit. The deposit is now forfeited in view of the very significant damages caused by the Respondents to the Claimant. The total is therefore
€633,772before interest. The Claimant is entitled to statutory interest, that being 8 percentage points over the Bank of England’s base rate of 4%, the total being 12%, to run from January 2023 until the moment that the Award/Judgment debt is paid by the Respondents to the Claimant.
8. In respect of [eiser 2] procurement of [naam 3] ’s breach of contract, the Tribunal awards to the Claimant the periodic payment due from 1 February 2023 to 31 July 2023 upon the tortious measure, that being a total of
€15,000for six months’ periodic payments. The Tribunal is aware of the rule as against double recovery, and this sum is not meant to compensate the Claimant for his loss of income from the July contract, but for the time and effort it has taken him to deal with the matter. This sum is solely payable by the Respondent [eiser 2] , as [eiser 1] does not appear to have had any part in procuring [naam 3] ’s breach of contract. The Claimant is entitled to statutory interest, that being 8 percentage points over the Bank of England’s base rate of 4%, the total being 12%, to run from January 2023 until the moment that the Award/Judgment debt is paid by the Respondents to the Claimant. (…)

4. Conclusions

(…)
129. However, despite their attempts at improper communications, the Respondents have never entered an appearance in these proceedings, nor have they applied to any relevant authority to have these proceedings set aside or suspended.
130. (…) There is clear evidence from both sides that the apartment was delivered in a good condition when the [eiser 1] and [naam 6] moved in. There is also clear evidence that the apartment was not in the same condition when they moved out. They made no effort to return the Claimant’s property, have kept illegal drugs on the premises, caused various damage and an ongoing mouse infestation.
(…)
132. Furthermore, instead of trying to mitigate the damages, or come to an amicable resolution with the Claimant, the Respondent instead tried to bully and blackmail both the Claimant and this Tribunal.
133. It is for these reasons that this Tribunal has made the orders and declaratory relief for the Claimant in this Final Award. This Final Award being written and tendered to the Parties, the Tribunal closes the proceedings and starts the relevant timers associated with the end of the arbitral proceedings under the Arbitration Act 1996 of England & Wales.
[handtekening]
By order, [naam 7] , for and on behalf of the Tribunal,
FINAL AWARD FIRST MADE ON 24 JANUARY 2023,
CONSOLIDATED AND PERFECTED ON 22 FEBRUARY 2023,
AT [plaats 4] , THE NETHERLANDS”

4. De vordering

4.1
[eisers] vorderen dat het hof de tussen partijen op 24 januari 2023 en 22 februari 2023 gewezen arbitrale vonnissen vernietigt en [gedaagde] - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeelt in de kosten van het geding, met nakosten. [eisers] stellen dat sprake is van verzonnen claims, een schijnarbitrage en dat [gedaagde] de arbitrale vonnissen zelf heeft geschreven waarmee hij tracht [eisers] ertoe te bewegen dat zij meer dan € 600.000,- aan hem betalen. [eisers] voeren in verband met hun vordering de volgende vernietigingsgronden aan: (i) een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv); (ii) het scheidsgerecht is onregelmatig samengesteld (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder sub b Rv); (iii) het scheidsgerecht heeft zich niet aan de opdracht gehouden (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder c Rv); (iv) de arbitrale vonnissen zijn gebrekkig gemotiveerd (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder d Rv); en (v) de arbitrale vonnissen zijn wat betreft inhoud en wijze van totstandkoming in strijd met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder e Rv).
4.2
Met betrekking tot de eerste vernietigingsgrond stellen [eisers] dat zij met [gedaagde] een huurovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot de woning aan de
[straat 1] te [plaats 3] met een (bruto)huurprijs van € 1.700,- per maand. Aanvankelijk is deze huurovereenkomst gesloten met [naam 1] ten behoeve van diens dochter [naam 2] en [eiser 1] . Nadat [naam 2] had besloten haar studie in Nederland niet voort te zetten, is de huurovereenkomst via een indeplaatsstelling op naam gesteld van [eisers] en hebben [eiser 1] en [naam 3] uit hoofde daarvan de woning per 1 september 2022 betrokken. Met betrekking tot artikel 12.3 van de huurovereenkomst stellen [eisers] dat hierin weliswaar een arbitragebeding is opgenomen, maar dat zij over de inhoud daarvan niet vooraf hebben onderhandeld, dat zij door [gedaagde] niet zijn gewezen op de consequenties van het beding en dat [eisers] nimmer de keuze hebben gekregen voor de overheidsrechter te kiezen. Volgens [eisers] heeft [gedaagde] met de schijnarbitrage getracht de rechtsverhouding aan iedere vorm van Nederlandse huurbescherming te onttrekken door deze buiten de beoordeling van de kantonrechter te houden. Zij achten onverkorte toepassing van artikel 12.3 van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook onaanvaardbaar. Van een rechtsgeldig overeengekomen arbitrageovereenkomst en van de keuze voor toepassing van Engels recht, is dan ook geen sprake. De arbitrale vonnissen dienen reeds op die grond vernietigd te worden, aldus [eisers]
4.3
Ter toelichting op de overige vernietigingsgronden stellen [eisers] dat de arbitrage en de arbiter non-existent zijn. Verder voeren [eisers] het volgende aan. [eisers] hebben op geen enkele wijze invloed gehad op de benoeming van [naam 5] . Van hem is niets bekend, anders dan dat [gedaagde] als adres heeft opgegeven [straat 3] , [postcode 4] ( [plaats 4] ) en als mailadres [mail 1] . ‘Sandorf jurist’ geeft geen relevante resultaten via Google (in [plaats 4] ) en bestaat niet. Het adres [straat 3] betreft een appartement met de bestemming ‘wonen’. Dit appartement is eigendom van [naam 8] en op dit adres staat een bedrijf ingeschreven, genaamd [bedrijf] . Deze onderneming staat op naam van [naam 8] en in artikel 9.1 van de huurovereenkomst staat als ‘manager’ vermeld ‘ [gedaagde] and/or [naam 8] ’. [eisers] stellen dan ook dat de arbiter niet bestaat en dat [gedaagde] via [naam 8] is verbonden aan het opgegeven adres van de arbiter. Bij brief van 24 januari 2023 heeft de Ierse advocaat van [eisers] verzocht om de identificatiegegevens van de arbiter en die van zijn tribunaal, maar die gegevens zijn niet verstrekt. Ook de Nederlandse advocaat van [eisers] heeft bij brief van 15 februari 2023 [gedaagde] hierop gewezen. In die brief heeft de advocaat verzocht om verifieerbare gegevens met betrekking tot de arbiter, maar ook toen heeft [gedaagde] niet voldaan aan het verzoek. [eisers] zijn ook niet opgeroepen voor een mondelinge behandeling. Partijen hebben niet de mogelijkheid gekregen hun standpunten in de fysieke aanwezigheid van de arbiter naar voren te brengen. Een mondelinge behandeling is essentieel omdat [eisers] dan de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en deskundigheid van de arbiter hadden kunnen toetsen. In weerwil van het voorgaande is het arbitraal vonnis van 22 februari 2023 gewezen. Dit brengt volgens [eisers] mee dat van een onafhankelijke en onpartijdige arbiter geen sprake is, zodat de arbitrale vonnissen ook in strijd zijn met de openbare orde. De arbitrale vonnissen vertonen wat betreft opmaak, zinsbouw en taalgebruik sterke gelijkenissen met de stukken van [gedaagde] . Op geen enkele wijze kan geverifieerd worden waar de vonnissen vandaan komen en door wie ze zijn opgesteld. Opvallend daarbij is de grote hoeveelheid tekst van de vonnissen terwijl de
Notice of Arbitrationslechts beperkt van omvang is. Dat de arbitrale vonnissen in strijd zijn met de openbare orde blijkt volgens [eisers] ook uit het feit dat de uitkomst van de arbitrage is dat zij ruim € 600.000,- dienen te betalen zonder dat is gebleken dat [gedaagde] een dergelijk bedrag heeft gevorderd of dat het geschil tussen partijen een dermate hoog bedrag als uitkomst van de arbitrage rechtvaardigt. Daarbij komt dat [gedaagde] zijn vorderingen niet heeft onderbouwd met deugdelijke stellingen en verifieerbare stukken. Dat maakt dat de arbitrale vonnissen niet deugdelijk zijn gemotiveerd. Er wordt meer toegewezen dan is gevorderd. Ten slotte is niet gebleken van een arbitragereglement ten behoeve van het voeren van de procedure. [eisers] stellen dat [gedaagde] zelf de procedureregels bepaalt. Dit blijkt volgens hen hieruit dat [gedaagde] in de Notice of Arbitration onder
“X. Immediate Procedural Matters”bepaalt dat [eisers] zich vóór 23 januari 2023 om 12.00 uur zouden moeten melden en vóór 17.00 diezelfde dag van antwoord zouden moeten indienen. Deze reactietermijn is onredelijk kort en in strijd met de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor. [eisers] menen dat [gedaagde] en de arbiter één en dezelfde persoon zijn. Dit blijkt volgens hen uit het volgende. [gedaagde] heeft via WhatsApp aan [eiser 2] op 21 januari 2023 het volgende geschreven:
“Hi [naam 9] , as you can see, the Tribunal has held that you have terminated the contract by breaching it, and issued an order for your eviction effective immediately.”Hoewel aan [eiser 2] een termijn is gegund tot 23 januari 2023 te 17.00 uur om van antwoord te dienen, is [gedaagde] reeds op 21 januari 2023 kennelijk op de hoogte van een uitspraak van de arbiter waarin is geoordeeld dat [eiser 2] bepalingen van de overeenkomst van 29 juli 2022 heeft geschonden.
4.4
Ten slotte stellen [eisers] dat [gedaagde] er niet voor terugdeinst valse verklaringen in te brengen van [naam 1] en [naam 3] . Dit blijkt volgens [eisers] uit de door hen ingebrachte beëdigde verklaringen van [naam 1] en [naam 3] . [naam 1] en [naam 3] hebben daarin aangegeven dat de door [gedaagde] ingebrachte verklaringen niet van hen afkomstig zijn en dat deze frauduleus tot stand zijn gekomen. Dit geldt ook voor de ingebrachte verklaring van 1 oktober 2024 ten aanzien waarvan [naam 3] heeft verklaard dat die niet van hem is. [eisers] achten deze handelwijze van [gedaagde] in strijd met het bepaalde in artikel 21 Rv.
5. Het verweer
5.1
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding, met wettelijke (handels)rente. [gedaagde] voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] is met [naam 1] - en dus niet met [naam 2] en/of [eiser 1] - de overeenkomst van 29 juli 2022 aangegaan. Op grond van deze overeenkomst stemde [gedaagde] ermee in dat [naam 2] en [eiser 1] bij hem zouden inwonen. Omdat [naam 2] niet langer haar studie in Nederland zou voortzetten, stelde [naam 1] voor dat [eiser 1] tezamen met [naam 3] gebruik zou maken van de geboden mogelijkheid om de woonruimte te gebruiken. [eiser 1] en [naam 3] hebben tot in januari 2023 in de woning verbleven. Bij het verlaten van de woning is [gedaagde] gebleken dat de woning in slechte staat verkeerde. De woning was vies (muizenoverlast) en er waren diverse beschadigingen. Ook is een hoeveel harddrugs aangetroffen in de woning. Partijen zijn in de overeenkomst van 29 juli 2022 overeengekomen dat een eventueel geschil tussen hen beslecht zal worden door middel van arbitrage waarbij [gedaagde] de arbiter benoemt en op het geschil Engels recht van toepassing zal zijn. Vanwege de slechte staat waarin de woning is aangetroffen na het vertrek van [eiser 1] en [naam 3] en omdat [eisers] zich niet aan de bepalingen van de overeenkomst van 29 juli 2022 hadden gehouden, is [gedaagde] een arbitrageprocedure gestart waarin hij onder meer vorderingen tot schadevergoeding heeft ingesteld. [eisers] trachten met de onderhavige procedure een inhoudelijk oordeel te verkrijgen over de relatie tussen partijen. De onderhavige vernietigingsprocedure biedt die mogelijkheid niet. Die mogelijkheid is ingevolge artikel 1053 Rv voorbehouden aan het scheidsgerecht. Zou het hof wel een inhoudelijk oordeel willen geven over de relatie tussen partijen, dan verwijst [gedaagde] in dat kader naar schriftelijke verklaringen van [naam 1] van 11 en 25 augustus 2022. In die verklaringen bevestigt [naam 1] dat [gedaagde] als
“a sort of foster parent”voor zijn dochter en [eiser 1] zou zorgen, dat termen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst gebruikt zijn zoals ‘landlord’ en ‘tenant’ uitsluitend zijn gebruikt uit overwegingen van efficiëntie en daarmee nadrukkelijk niet is bedoeld een huurovereenkomst te sluiten. Ook staat daarin dat [eisers] ermee hebben ingestemd dat een eventueel geschil tussen partijen door middel van arbitrage zou worden beslecht en dat Engels recht van toepassing zou zijn. De relatie tussen partijen is dan ook niet aan te merken als een relatie van huur en verhuur van woonruimte als bedoeld in Titel 7.4 BW. [gedaagde] biedt zo nodig nader bewijs daarvan aan.
5.2
Verder voert [gedaagde] het volgende aan. [eisers] hebben in de arbitrageprocedure zich niet erop beroepen dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt. Evenmin hebben zij toen gesteld dat artikel 12.3 van de overeenkomst van 29 juli 2022 onredelijk bezwarend is. [eisers] hebben in de arbitrageprocedure ook de bevoegdheid van de arbiter niet ter discussie gesteld. Dat [naam 5] de arbiter is, blijkt uit een document van een Finse notaris die de hoedanigheid van [naam 11] heeft vastgesteld. De stellingen van [eisers] over de persoon van de arbiter zijn ongefundeerde verdachtmakingen. De arbitrale vonnissen zijn deugdelijk gemotiveerd. Dat [eisers] het niet eens zijn met de uitkomst van de arbitrageprocedure, maakt niet dat de arbitrale vonnissen in strijd zijn met het bepaalde in artikel 1065 lid 1 aanhef en sub d Rv, aldus [gedaagde] .
5.3
Ten slotte voert [gedaagde] aan dat in het geval het hof mocht beslissen dat de gevolgde arbitrageprocedure in strijd is met het bepaalde in artikel 1065 Rv, partijen de overeengekomen arbitrageprocedure opnieuw zullen moeten voeren.
6. Beoordeling
6.1
Of de arbitrageovereenkomst geldig is - zoals [gedaagde] stelt doch [eisers] betwisten - kan in het midden blijven omdat ook als het standpunt van [gedaagde] wordt gevolgd, het hof tot de conclusie komt dat de arbitrale vonnissen moeten worden vernietigd. Het hof licht dit oordeel als volgt toe
.Uitgaande van de geldigheid van de arbitrageovereenkomst is het hof bevoegd kennis te nemen van de vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen aangezien de plaats van de arbitrageprocedure is gelegen in [plaats 4] (artikel 1064a lid 1 Rv). Omdat de plaats van de arbitrageprocedure in Nederland is gelegen, zijn de bepalingen van de Eerste Titel van het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (artikelen 1020 tot en met 1073 Rv) van toepassing (artikel 1073 lid 1 Rv).
6.2
Met betrekking tot de door [eisers] aangevoerde vernietigingsgronden zal het hof eerst onderzoeken of de arbitrale vonnissen moeten worden vernietigd op de grond dat deze vonnissen en/of de wijze van totstandkoming ervan in strijd is met de openbare orde (artikel 1065 lid 1 aanhef en onder e Rv). Dit laatste kan zich voordoen als het scheidsgerecht bijvoorbeeld handelt in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor of omdat arbiters niet onpartijdig en onafhankelijk zijn geweest. Voor vernietiging wegens strijd met de openbare orde in verband met een beroep op het niet onpartijdig of onafhankelijk zijn van een arbiter is alleen dan plaats wanneer feiten en omstandigheden aan het licht zijn gekomen op grond waarvan moet worden aangenomen dat hetzij een arbiter bij het geven van de arbitrale beslissing in feite niet onpartijdig dan wel niet onafhankelijk was, hetzij omtrent diens toenmalig onpartijdig of onafhankelijk zijn in zo ernstige mate twijfel mogelijk is dat het, de overige omstandigheden mede in aanmerking genomen, onaanvaardbaar zou zijn van de partij die in de arbitrage in het ongelijk is gesteld te vergen dat deze zich bij de uitspraak neerlegt.
6.3
[gedaagde] stelt weliswaar dat hij zich in verband met geschillen voortvloeiende uit de beëindiging van de tussen partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot de woonruimte heeft gewend tot een arbiter, maar hij heeft op (herhaalde) vragen van de zijde van de (Ierse) advocaat van [eisers] geen verifieerbare gegevens verschaft omtrent de arbiter. [eisers] zijn noch voorafgaand aan noch gedurende de arbitrageprocedure op enige wijze in staat geweest te communiceren met de arbiter, laat staan dat zij hun standpunt met betrekking tot de door [gedaagde] ingediende claim bij de arbiter naar voren hebben kunnen brengen. Evenmin is gebleken van een arbitragereglement waarin de wijze van procederen is neergelegd zoals het indienen van processtukken, de daarbij te hanteren termijnen alsmede de mogelijkheid van een mondelinge behandeling bij gelegenheid waarvan partijen hun standpunten mondeling kunnen toelichten en eventuele vragen van de arbiter kunnen beantwoorden. In plaats daarvan zijn [eisers] geconfronteerd met een
Notice of Arbitrationen is hen een onredelijk korte termijn gegund om daarop te reageren waarna zij vrij snel met het arbitraal vonnis van 24 januari 2023 zijn geconfronteerd. Nadat de Ierse advocaat tegen deze gang van zaken had geprotesteerd en de huidige - Nederlandse - advocaat van [eisers] de hiervoor onder 3.8 weergegeven brief aan [gedaagde] had geschreven, zijn [eisers] in kennis gesteld van het arbitraal vonnis van 22 februari 2023 waarbij de claim van [gedaagde] jegens [eisers] is toegewezen tot een bedrag van ruim € 600.000,-. Daarbij valt op dat dit arbitraal vonnis meer dan 26 pagina’s beslaat terwijl de
Notice of Arbitrationslechts een omvang heeft van 4 pagina’s. Naast deze ongerijmdheid is gebleken dat de gegevens van de arbiter non existent zijn: het opgegeven e-mailadres is niet bereikbaar en op het opgegeven adres [straat 3] , [postcode 4] te [plaats 4] blijkt geen arbitrage instituut te zijn gevestigd. Evenmin is gebleken van een registratie van een arbiter met de naam [naam 7] op genoemd adres. Blijkens de stukken is op dit adres ingeschreven [naam 8] met haar onderneming [bedrijf] terwijl diezelfde Borst in de overeenkomst van 29 juli 2022 samen met [gedaagde] is vermeld als ‘beheerder’ van de woonruimte. [gedaagde] die met deze feiten en omstandigheden is geconfronteerd ter zitting, heeft hiervoor geen plausibele verklaring gegeven. Evenmin heeft hij een aannemelijke verklaring gegeven waarom geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ten overstaan van de arbiter, vooral nadat [eisers] bij de hiervoor onder 3.7 en 3.8 weergegeven brieven het bestaan van de arbiter ernstig in twijfel hadden getrokken. Naar het oordeel van het hof roept deze gang van zaken zodanige ernstige twijfels op omtrent het bestaan van de arbiter dat het, de overige omstandigheden mede in aanmerking genomen, onaanvaardbaar is om van [eisers] te vergen dat zij zich bij het arbitrale vonnis van 22 februari 2023 met inbegrip van het daaraan voorafgegane arbitrale vonnis van 24 januari 2023 neerleggen. Daarbij speelt mede een rol artikel 12.3 van de overeenkomst waarin is bepaald dat uitsluitend [gedaagde] (de persoon van) de arbiter bepaalt, en de vraagtekens rondom het bestaan van de persoon van de arbiter, diens onafhankelijkheid en onpartijdigheid, alsmede zijn optreden jegens [eisers] zoals hiervoor beschreven. Dit oordeel wordt nog verder versterkt door de omstandigheid dat [gedaagde] op 21 januari 2023 aan [eiser 2] had geschreven dat de arbiter al had geoordeeld dat zij bepalingen van de overeenkomst van 29 juli 2022 had geschonden terwijl zij tot 23 januari 2023 te 17.00 uur de tijd had om van antwoord te dienen en dat eerst daarna een uitspraak van de arbiter kon worden verwacht. Ook het feit dat de arbitrale vonnissen grote gelijkenis vertonen wat betreft opmaak, zinsbouw en taalgebruik met de
Notice of Arbitrationvan [gedaagde] , draagt bij aan dit oordeel. De stelling van [gedaagde] dat [naam 11] als arbiter is vastgesteld door een notaris in [plaats 5] , leidt niet tot een ander oordeel omdat uit het document waarnaar [gedaagde] in dit verband verwijst niet volgt dat de daarin genoemde ‘ [naam 12] ’ is opgetreden als arbiter in de onderhavige arbitrageprocedure. Uit het vorenoverwogene volgt dat de arbitrale vonnissen tot stand zijn gekomen op een wijze die in strijd is met de openbare orde. Dat betekent dat de arbitrale vonnissen voor vernietiging in aanmerking komen. Gelet hierop behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking.
6.4
Voor zover [gedaagde] nog heeft verzocht om terugwijzing naar de arbiter, is daarvoor gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de arbiter geen grond.
6.5
De slotsom is dat de arbitrale vonnissen worden vernietigd. Het bewijsaanbod van [gedaagde] wordt gepasseerd omdat geen stellingen zijn betrokken die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. [gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
7. Beslissing
Het hof:
vernietigt de tussen partijen onder nummer ORV 2001/2023 gewezen Final Award/Judgment of the Tribunal van 24 januari 2023 en de Final Award/Judgment van 22 februari 2023;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op € 1.909,14 en € 3.642,- voor salaris advocaat en op € 178,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, W. Aardenburg en K.G.F. van der Kraats en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025.